ECLI:NL:HR:2002:AE3360
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- B.C. Savornin Lohman
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor het niet doen van belastingaangifte door een rechtspersoon
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, waarbij de verdachte, een directeur van een rechtspersoon, is veroordeeld voor het opzettelijk niet doen van belastingaangifte. De Hoge Raad heeft op 12 november 2002 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortkwam uit een arrest van het Gerechtshof van 24 november 2000. De verdachte, geboren in 1950 en woonachtig in [woonplaats], had zich in hoger beroep verzet tegen de veroordeling die was opgelegd door de Arrondissementsrechtbank te Arnhem. De verdediging stelde dat er geen aangifteplicht bestond, omdat de onderneming van de verdachte geen uitnodiging tot het doen van aangifte had ontvangen van de belastinginspecteur. De Advocaat-Generaal, mr. Wortel, concludeerde tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de onderneming van de verdachte wel degelijk een aangifteplicht had. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot cassatie, omdat deze niet voldoende feitelijke grondslag hadden. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte tot vier maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte voor de duur van 160 uren. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van belastingplichtigen om tijdig aangifte te doen, ongeacht de financiële situatie van de onderneming.