ECLI:NL:HR:2002:AE1535
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en waardering van obligaties
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, een B.V., is opgelegd voor het jaar 1993. De aanslag was vastgesteld op een belastbaar bedrag van ƒ 3.377.410. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarop belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot ƒ 3.246.389. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat belanghebbende, opgericht op 14 mei 1993, zich bezighoudt met het verzekeren van arbeidsongeschiktheids- en ongevallenrisico's. Belanghebbende wenste de vastrentende effecten te waarderen volgens een systeem dat zij aanduidt als waardering tegen de amortisatiewaarde. De Inspecteur was van mening dat de effecten niet lager gewaardeerd mochten worden dan de kostprijs of de lagere beurswaarde.
Het Hof oordeelde dat het niet aannemelijk was dat belanghebbende de obligaties tot de aflossingsdatum zou aanhouden, en dat het door belanghebbende bepleite waarderingsstelsel in overeenstemming was met goed koopmansgebruik. De Hoge Raad oordeelde echter dat het middel van de Staatssecretaris slaagde. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.