ECLI:NL:HR:2002:AE0537
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake vordering benadeelde partij in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 2 november 2000 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die in 1948 geboren is en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf voor het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige. De benadeelde partij, aangeduid als [slachtoffer 1], had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die door het Hof was toegewezen tot een bedrag van ƒ 10.000,-. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van de benadeelde partij niet op de juiste wijze was ingediend, aangezien deze niet volgens de vereisten van het Wetboek van Strafvordering was gedaan. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de vordering van de benadeelde partij en verklaart deze niet-ontvankelijk in haar vordering. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest verduidelijkt de procedurele vereisten voor benadeelde partijen in strafzaken en bevestigt dat de Hoge Raad de zaak terugverwijst naar het Gerechtshof voor verdere behandeling.