Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van de overige middelen
4.Slotsom
5.Beslissing
24 januari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een benadeelde partij die zich heeft gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding na een strafbaar feit. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen tot een bedrag dat het wettelijk maximum van € 680,67 overschrijdt. Dit bedrag was destijds het maximaal toegestane bedrag voor schadevergoeding door de benadeelde partij, zoals vastgelegd in artikel 56 (oud) RO. De Hoge Raad herhaalt eerdere jurisprudentie en stelt dat de vordering van de benadeelde partij niet aan een wettelijk maximum is gebonden, maar dat in dit specifieke geval de vordering niet meer dan het genoemde bedrag kan zijn, gezien de datum waarop het feit is gepleegd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor zover deze de vordering van de benadeelde partij boven het maximum heeft toegewezen en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering voor het meerdere. De overige middelen van cassatie worden verworpen, omdat deze niet leiden tot cassatie.