ECLI:NL:HR:2002:AD9328

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/015HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Rotra Airfreight B.V. tegen vonnissen van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft Rotra Airfreight B.V. (hierna: Rotra) op 14 maart 1995 verweerders in cassatie gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht. Rotra vorderde een betaling van ƒ 29.899,23, vermeerderd met contractuele rente. De verweerders hebben de vordering bestreden en in reconventie een bedrag van ƒ 29.893,08 gevorderd, met wettelijke rente vanaf 21 december 1995. De Rechtbank heeft in een eindvonnis van 23 april 1998 Rotra in het gelijk gesteld en de verweerders veroordeeld tot betaling van ƒ 24.242,46, maar de reconventionele vordering afgewezen. Verweerders hebben hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 26 augustus 1999 de vonnissen van de Rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van Rotra heeft afgewezen. Rotra heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij Rotra haar derde middel heeft ingetrokken. De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen en Rotra in de kosten te veroordelen. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en Rotra in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op nihil. Het arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers en A.G. Pos, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 22 februari 2002.

Uitspraak

22 februari 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/015HR
MP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
ROTRA AIRFREIGHT B.V., gevestigd te Hoofddorp,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
1. [Verweerster 1] I.O., gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2], wonende te [woonplaats],
3. [Verweerder 3], wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Rotra - heeft bij exploit van 14 maart 1995 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en, na wijziging van eis, gevorderd [verweerder] c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag van ƒ 29.899,23, te vermeerderen met de contractuele rente, gelijk aan het promesse-disconto van De Nederlandsche Bank, vermeerderd met 4% per jaar, te berekenen vanaf 30 dagen na de respectieve factuurdata tot de dag der algehele voldoening.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd Rotra te veroordelen om aan [verweerder] c.s. te voldoen de somma van ƒ 29.893,08 met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 1995 tot aan de dag der algehele voldoening.
Rotra heeft deze vordering bestreden.
De Rechtbank heeft, na een ingevolge een tussenvonnis van 4 september 1997 op 14 november 1997 gehouden comparitie van partijen, bij eindvonnis van 23 april 1998 in conventie [verweerder] c.s. veroordeeld om aan Rotra te betalen een bedrag van ƒ 24.242,46 alsmede de wettelijke rente over de respectieve verschuldigde factuurbedragen vanaf 30 dagen na de voor die bedragen geldende factuurdata tot de dag der algehele voldoening. In reconventie heeft de Rechtbank het gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. [Verweerder] c.s. hebben in hoger beroep hun eis in reconventie gewijzigd in die zin dat zij deze eis voorwaardelijk instelden.
Bij arrest van 26 augustus 1999 heeft het Hof de bestreden vonnissen vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Rotra afgewezen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Rotra beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor Rotra schriftelijk toegelicht door haar advocaat. Bij deze gelegenheid heeft Rotra middel 3 van het cassatieberoep doen intrekken.
De conclusie van de Plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van Rotra in de kosten.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Rotra in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B. Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 februari 2002.