Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Royalty-fee and Minimum Royalty. From the Effective Date [25 juni 2010, opm. hof] and during the continuance of this Agreement until the termination […] the Parties agree that the Licensee [Goglio,opm. hof] shall pay to SMQ, before the 30th of January of the year following each and all relevant calendar years: (1) a Royalty-fee based on an 8% royalty-rate […] (2) a Minimum Royalty of 50.000 Euros for the prior calendar year. This Minimum Royalty to be paid after the end of each specific calendar year shall be non-refundable, however, it may be set off or deducted against the Royalty-fees due after that specific calendar year by the Licensee according to Article 3.b (1) of this Agreement; if and insofar the Royalty-fees exceeds 50,000 Euros. All amounts payable by the Licensee to SMQ shall be paid (…) in immediately available funds (…). The Parties shall be entitled, upon prior agreement in writing duly signed by representatives of all the Parties for each specific case, to exceptionally define a royalty-rate, in punctual cases, different from the fixed royalty rate (8%) set forth in this Article 3.b in connection with the Royalty-fee to be paid by the Licensee to SMQ.
I kindly remind you and request you again the payment by Goglio to SMQ of the relevant Royalty-Fee relating to the calender year 2012 in accordance with the License Agreement, among other terms and conditions, as set forth in Clauses 3, 13 and 26. (…) in the event that SMQ does not receive any reply or payment from Goglio within the terms as mentioned in the License Agreement, SMQ shall proceed with the appropiate steps in accordance with the License Agreement in order to protect its interests and rights (…)”
break-up fee.
break-up feead € 650.000,=, met rente, een derde deel van de minimumvergoeding over 2013 ad €16.666,66 met rente, de buitengerechtelijke incassokosten ad € 5.087,50 alsmede de proces- en beslagkosten. De rechtbank heeft de vordering vrijwel geheel toegewezen (met uitzondering van een bedrag van € 62,50 aan buitengerechtelijke incassokosten en matiging van het rentetarief tot dat van art. 6:119 BW). Aan die beslissing ligt voor wat betreft het bedrag van € 650.000,= in de kern ten grondslag het oordeel van de rechtbank dat de opzegging van de overeenkomst door SMQ gerechtvaardigd en niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, terwijl er onvoldoende reden bestaat om de gefixeerde, overeengekomen beëindigingsvergoeding te matigen. Voor wat betreft het bedrag van
break-up feeen evenmin dat Goglio pas hoeft te betalen na ontvangst van een factuur.
break-up feedus niet is verschuldigd. Zij heeft subgrieven geformuleerd en deze voorzien van letters A-I. Het hof zal daarvan eerst de subgrieven C en H bespreken, die zien op het moment waarop de 60-dagen termijn van art. 26 van de licentie-overeenkomst is begonnen te lopen en de tijdigheid van de betaling op 23 april 2013. Daarbij zal het hof ook betrekken hetgeen door Goglio is gesteld in de akte van 24 maart 2015 onder 3, te weten dat Goglio het standpunt dat de 60-dagen termijn al op 10 april 2013 was geëindigd niet ondubbelzinnig heeft prijsgegeven. Dat is immers, anders dan SMQ aanvoert, geen nieuwe grief, maar een toelichting op en uitwerking van de grieven op dat punt.
Het is duidelijk dat Goglio de licentievergoeding te laat heeft betaald. Er is sprake van een tekortkoming aan de kant van Goglio. De zaak is misgelopen doordat binnen Goglio een informatieachterstand bestond na het vertrek van…”
daarvoor is uitsluitend plaats indien uit deze proceshouding ondubbelzinnig voortvloeit dat het desbetreffende verweer is prijsgegeven.Of, in de iets recentere bewoordingen van de procureur –generaal in zijn door de Hoge Raad gevolgde conclusie voor het arrest van 22 februari 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD9328):
Alleen als verweerder, oorspronkelijk gedaagde, bewust, willens en wetens, (uitdrukkelijk of stilzwijgend) afstand heeft gedaan van het recht om een bepaald verweer te voeren, is het verweer gedekt.
break-up fee. Dat sprake is van samenhang tussen haar verhouding met SMQ en haar verhouding met QBig, zoals Goglio betoogt, staat op zichzelf vast, nu de licentie-overeenkomst een drie partijen-overeenkomst is. Voorts staat niet ter discussie dat Goglio in februari/maart 2013 een betalingsverplichting had jegens SMQ en dat QBig toen, tegelijk, een betalingsverplichting had jegens Goglio (slechts de omvang van die laatste is in geschil). Dat alles kan Goglio echter niet baten. Uit de licentie-overeenkomst blijkt immers duidelijk dat die betalingsverplichtingen los van elkaar moeten worden gezien. De toelichting van SMQ op dat punt, te weten dat onder een eerdere overeenkomst ook reeds problemen rond de betaling van de licentievergoeding waren ontstaan, dat SMQ liquiditeiten nodig had om de octrooien in stand te houden, dat tussen SMQ en QBig ook een andere overeenkomst gold waar SMQ niets mee van doen had en dat partijen daarom bewust de afspraak hadden gemaakt om de betalingsverplichtingen van Goglio aan SMQ los te koppelen van die van QBig aan Goglio, heeft Goglio niet deugdelijk weersproken. Zij heeft weliswaar gesteld dat zij SMQ niet kon betalen als QBig haar niet betaalde, maar dat heeft zij tegenover de stelling van SMQ dat Goglio deel uitmaakt van een groot internationaal opererend concern en dat uit de betaling op 23 april 2013 blijkt dat zij kennelijk wel over voldoende middelen beschikte, niet met enig relevant bewijsstuk onderbouwd. Daarbij komt dat, in beginsel, het niet beschikken over liquide middelen geen geldige reden is om af te zien van betaling.
substantial).