ECLI:NL:HR:2002:AD3575
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en aftrekbaarheid van rente
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 12 januari 2000 werd gedaan. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van f 1.915.024 had, waarvan f 1.500.000 belast werd naar het bijzondere tarief van artikel 57a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende ging vervolgens in cassatie.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar 37,5% van de aandelen in B B.V. hield, terwijl de overige 62,5% werd gehouden door C N.V., een houdstermaatschappij. Belanghebbende had in oktober 1996 niet-beursgenoteerde aandelen van C N.V. gekocht met de bedoeling deze door te verkopen aan een bank. De koop vond plaats onder de voorwaarde dat belanghebbende de financiering rond kon krijgen. De Hoge Raad oordeelde dat de rente die belanghebbende verschuldigd was over de koopsom, niet als aftrekbare kosten kon worden aangemerkt, omdat deze kosten niet direct verband hielden met de verkrijging of overdracht van de aandelen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en de uitspraak van de Inspecteur, en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van f 1.915.024, met een bedrag van f 1.635.638 belast naar het bijzondere tarief van 20%. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2002.