ECLI:NL:HR:2001:AD5829
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en cassatieprocedure tussen man en vrouw
In deze zaak heeft de vrouw op 28 december 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Utrecht met het verzoek om echtscheiding van de man. De man heeft dit verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 6 september 2000 de echtscheiding uitgesproken. Hiertegen heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 maart 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd en het meer of anders verzochte heeft afgewezen. De beschikking van het Hof is aan de beschikking gehecht. De man heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Hof. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft in zijn conclusie tot verwerping van het beroep geadviseerd.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft op 21 december 2001 uitspraak gedaan in deze zaak. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarbij het middel faalde op de gronden die zijn uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De beslissing is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de Rechtbank en het Gerechtshof, en onderstreept de rechtsgeldigheid van de echtscheiding zoals uitgesproken door de lagere instanties.