ECLI:NL:RBDHA:2023:21558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
C/09/636544 / FA RK 22-6861
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en beoordeling van draagplicht voor schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen partijen, die op 7 september 2007 te Reeuwijk zijn gehuwd. De man heeft verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de draagplicht voor schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man, met name met betrekking tot de draagplicht van de schulden, die volgens de man voornamelijk door de vrouw zijn veroorzaakt door haar gokgedrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende gegevens zijn om te bepalen of een gelijke draagplicht in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De vrouw is veroordeeld om de man inzage te geven in haar bankgegevens en bewijsstukken van haar schulden. De rechtbank heeft de zaak aangehouden tot 1 juli 2023, waarbij partijen zijn opgedragen om zich schriftelijk uit te laten over de voortgang van de uitvoering van de beschikking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 22-6861
Zaaknummer: C/09/636544
Datum beschikking: 7 april 2023

Scheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 11 oktober 2022 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A. Slappendel te Gouda.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vrouw,
wonende in [land] ,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alpen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het bericht van 31 oktober 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;
- het verweerschrift;
- het aanvullende verzoekschrift;
- het bericht van 14 maart 2023, met bijlagen, van de zijde van de man.
Op 20 maart 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de man met zijn advocaat;
- mr. R.F. van Galen, waarnemend voor mr. R. van Venetiën.

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd op 7 september 2007 te [plaatsnaam 1] .
-
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse en [nationaliteit] nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na aanvulling luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- veroordeling van de vrouw tot afgifte (van kopieën) van:
- de bankafschriften over de periode 1 januari 2021 tot heden van de bankrekeningen ten name van de vrouw met de nummers:
- [bankrekening 1] ;
- [bankrekening 2] ;
- [bankrekening 3] ;
- [land] bankrekening van de vrouw samen met familieleden, waarvan het bankrekeningnummer onbekend is;
- bewijsstukken betreffende de door de vrouw aangegane schulden bij Eneco, Gulf, Autolease Midden-Nederland, Centraal Justitieel Incassobureau, zorgverzekeringskosten, VGZ, UWV, KPN, LAVG Engie Nederland en Huurzonde.nl, de Kluijver en Intrum;
- afschrift eigendomsbewijs, inclusief vertaling, van de woning in [land] waarvan de vrouw gedeeltelijk eigenaar is en het testament, inclusief vertaling, op grond waarvan de vrouw een aandeel in die woning heeft verkregen;
- een en ander te voldoen binnen twee weken na afgifte van de beschikking en onder verbeurte van en dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw niet aan de veroordeling voldoet;
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap op navolgende wijze vast te stellen:
- het huurrecht van de woning aan de [adres] te [plaatsnaam 2] aan de man toe te kennen;
- te bepalen dat aan de man worden toegedeeld de goederen die zich bevinden in de woning aan de [adres] en de goederen die de vrouw reeds heeft meegenomen uit de woning aan haar toe te delen, zonder nadere verrekening;
- de woning en het stuk grond in [land] , waarvan de vrouw mede-eigenaar is, aan de vrouw toe te delen, onder gehoudenheid van de vrouw om de helft van de waarde daarvan aan de man te vergoeden en met vaststelling dat de kosten van de notariële toedeling aan de vrouw voor rekening van de vrouw komen, welke vergoeding de man stelt op € 50.000,- en de vrouw te veroordelen om dit bedrag binnen veertien dagen na afgifte van de beschikking aan de man te betalen;
- aan de vrouw de volledige draagplicht van de schulden vermeld in het schema onder I t/m XII toe te kennen;
- te verklaren voor recht dat in de gemeenschap geen andere schulden zijn opgekomen vóór de peildatum dan die in het verzoekschrift zijn vermeld en de volledige draagplicht van de vrouw toe te kennen voor schulden die desondanks nadien nog opkomen c.q. zijn opgekomen;
- de verdeling van de bank- en spaarrekeningen vast te stellen conform het voorstel van de man;
- het saldo van de gezamenlijke rekening met het nummer [bankrekening 4] aan de man toe te delen, zonder nadere verrekening met de vrouw;
- de activa en passiva van de eenmanszaak [bedrijfsnaam] aan de man toe te delen en te bepalen dat de man daarvoor aan de vrouw geen vergoeding schuldig is;
- te bepalen dat partijen gelijkelijk draagplichtig zijn voor de belastingschulden over de huwelijkse jaren tot en met belastingjaar 2022 en te bepalen dat eventuele teruggaven over voornoemde periode bij helfte worden gedeeld, althans primair zullen worden aangewend ter aflossing van de schulden van partijen;
- indien en voor zover de rechtbank zou menen dat de man aan de vrouw een vergoeding verschuldigd zou zijn, dan beroept hij zich ter zake op verrekening;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Aanvullende verzoeken van de man
De vrouw heeft verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn aanvullende verzoeken, omdat het aanvullende verzoekschrift opnieuw betekend had moeten worden en de man heeft nagelaten dit te doen.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 816 van het wetboek van Rechtsvordering (Rv) niet volgt dat aanvullende verzoekschriften moeten worden betekend. Ten tijde van het indienen van het aanvullende verzoekschrift was de advocaat van de vrouw al betrokken en was er ook al een verweerschrift ingediend. Derhalve was de procedure bekend bij de vrouw. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat wanneer de andere echtgenoot in de procedure is verschenen, deze zich niet kan beroepen op gebreken in de betekening die zien op de eisen die gesteld worden in lid 1 en lid 2 van artikel 816 Rv of anderszins op gebreken met betrekking tot het exploot van betekening als hij niet ten gevolge van die gebreken in zijn verdediging is geschaad (HR 21 december 2001,
NJ2002, 282). Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dit verzoek van de vrouw afwijzen en de man ontvangen in zijn aanvullende verzoeken.
Echtscheiding
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijk
De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Huurrecht
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de man en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijk
De vrouw heeft ingestemd met het toedelen van het huurrecht van de woning aan de man. Daarom zal de rechtbank het verzoek van de man als op de wet gegrond en onweersproken toewijzen.
Verdeling huwelijksgemeenschap
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De vrouw heeft gesteld dat de man niet heeft aangetoond op welke gronden de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen op het verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap. Daarom moet de man volgens haar in zijn verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel dienen de verzoeken te worden afgewezen.
De rechtbank stelt voorop dat de Nederlandse rechter de rechtsmacht ambtshalve dient te toetsen, ook indien partijen daaromtrent niets gesteld zouden hebben. In het onderhavige geval heeft de man bovendien – in het kader van de echtscheiding – gesteld dat partijen gedurende het huwelijk hun gewone verblijfplaats gehad in Nederland en dat daarom de Nederlandse rechter bevoegd is. De vrouw heeft dit niet betwist.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Krachtens artikel 4, tweede lid, onder 1, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Nederlandse recht, als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten, nu Nederland de in artikel 5 van genoemd verdrag bedoelde verklaring heeft afgelegd en de werking daarvan niet door het tweede lid van dat artikel is uitgesloten.
Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 van het Burgerlijk Wetboek (BW) – zoals deze artikelen golden tot 1 januari 2018 – moet worden aangenomen dat tussen de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen bestond. Het uitgangspunt is dan dat de (door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding) ontbonden huwelijksgemeenschap (op grond van artikel 1:100 BW (zoals dat gold tot 1 januari 2018)) bij helfte tussen de echtgenoten moet worden verdeeld.
Peildatum
Voor de omvang en samenstelling van de ontbonden gemeenschap geldt als peildatum
11 oktober 2022, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen dan wel de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Omvang
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de gemeenschap naar voren gebracht:
De inboedel;
Saldi op bankrekeningen;
Vakantiewoning en stuk grond in [land] ;
Eenmanszaak [bedrijfsnaam] ;
Schulden.
Ad a) Inboedel
Volgens de man heeft de vrouw de gezamenlijke huurwoning verlaten en de inboedelgoederen meegenomen die zij toegedeeld wenst te krijgen. De man stelt daarom voor om deze stand van zaken zo te laten zonder nadere verrekening.
De vrouw heeft tijdens de zitting de stellingen van de man betwist dat zij inboedelgoederen uit de woning heeft meegenomen. De vrouw kan instemmen met het verzoek van de man, mits zij bepaalde foto’s van zoon [ naam zoon] uit de woning krijgt.
De man heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij deze foto’s al aan [ naam zoon] heeft gegeven en dat [ naam zoon] de foto’s aan zijn moeder zal geven wanneer zij daarom vraagt.
Gelet op de overeenstemming tussen partijen hoeft de rechtbank niets meer te beslissen ten aanzien van de inboedel.
Ad b) Saldi op bankrekeningen
Partijen hebben tijdens de zitting afgesproken dat ieder de rekeningen die op zijn/haar naam, zal houden en dat zij de saldi op de peildatum zullen verdelen of verrekenen. Partijen hebben tevens afgesproken dat zij elkaar over en weer inzage zullen verschaffen als het gaat om de saldi op de peildatum.
Ad c) Vakantiewoning en stuk grond in [land]
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw mede eigenaar is van een vakantiewoning in [land] (hierna te noemen: de woning) en dat de vrouw, bij aanvaarding van de erfenis van haar vader, ook eigenaar zal zijn van een stuk grond in [land] .
De man verzoekt primair om het aandeel van de vrouw in de woning en het stuk grond gezamenlijk te waarderen op € 50.000,- en om het aandeel in de woning en het stuk grond aan de vrouw toe te delen, onder gehoudenheid van de vrouw om de helft van de waarde daarvan aan de man te vergoeden en met vaststelling dat de kosten van de notariële toedeling aan de vrouw voor rekening van de vrouw komen. Subsidiair heeft de man verzocht op grond van artikel 843a Rv te bepalen dat de vrouw, op straffe van een dwangsom, een afschrift van het eigendomsbewijs, inclusief vertaling, van de woning in [land] waarvan de vrouw gedeeltelijk eigenaar is en het testament, inclusief vertaling, op grond waarvan de vrouw aanspraak heeft op een aandeel in die woning.
De vrouw heeft verweer gevoerd en gesteld dat het stuk grond niet in de huwelijksgemeenschap valt, omdat de vrouw de erfenis van haar vader nog niet heeft aanvaard. Voorts betwist zij dat de waarde van haar aandeel in de woning en het stuk grond gezamenlijk € 50.000,- bedraagt. De vrouw kan instemmen met toedeling van het aandeel in de woning aan haar en zal de woning laten taxeren. Voorts heeft de vrouw gesteld dat de man geen recht en belang heeft bij een toewijzing van het verzoek ex artikel 843a Rv. Tijdens de zitting is namens de vrouw tevens toegelicht dat zij de eigendomsbewijzen aan de man wil overhandigen.
De rechtbank stelt voorop dat de vader van de vrouw vóór de peildatum is overleden, dat zij (een van) zijn erfgena(a)m(en) is en dat in zijn nalatenschap een stuk grond valt. Het uitgangspunt is dat zowel haar aandeel in de woning als haar aanspraak op de erfenis van haar vader in de te verdelen huwelijksgemeenschap valt. De vrouw wenst dat haar aandeel in die woning aan haar wordt toegedeeld en ook – indien zij de erfenis van haar vader aanvaardt – het stuk grond. Dat betekent dat zij de helft van de waarde van haar aandeel de woning en – eventueel – van het stuk grond aan de man moet betalen.
Ten aanzien van de vakantiewoning in [land] verschillen partijen van mening over de waarde van de woning, en van de omvang van het aandeel van de vrouw daarin. Deze waarde en de omvang zullen moeten worden vastgesteld. Daarom dienen partijen volgens het volgende stappenplan te handelen:
1. De vrouw dient de man te informeren over exacte adres en kadastergegevens van het perceel grond en woning en omvang van haar eigendomsaandeel in de woning(en) en het stuk grond, met onderliggende stukken, binnen een termijn van twee weken vanaf de datum van deze beschikking.
2. De woning moet getaxeerd te worden door een makelaar of taxateur die ter plekke bekend is. Op de zitting is besproken dat de vrouw zo spoedig mogelijk na de zitting drie makelaars zal voorstellen aan de man. De man zal uit die drie makelaars zo spoedig mogelijk een makelaar kiezen die de woning zal taxeren. Voor zover nog niet gebeurd stelt de rechtbank voor beide handelingen een termijn van twee weken; voor de vrouw twee weken vanaf de datum van deze beschikking, voor de man twee weken vanaf het voorstel van de man.
3. Partijen zullen gezamenlijk aan de gekozen makelaar, uiterlijk binnen één week na de keuze voor die makelaar, de opdracht verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen. Deze taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen. Beide partijen mogen aanwezig zijn bij de taxatie.
4. De vrouw dient binnen twee maanden na de datum van deze beschikking aan te tonen dat zij in staat is de toedeling van de woning tegen de getaxeerde waarde aan haar te financieren. Indien de vrouw daarin slaagt, zal de vrouw de woning aan haar toegedeeld krijgen, waarbij zij de helft van de waarde van de woning aan de man moet voldoen. De kosten in verband met de taxatie dienen door partijen bij helfte te worden gedragen. Eventuele andere kosten, waaronder eventuele notariële kosten, te maken in verband met de toedeling van de woning aan de vrouw, zullen door de vrouw worden gedragen.
Over het verzoek van de man op grond van artikel 843a Rv te bepalen dat de vrouw, op straffe van een dwangsom, een afschrift van het eigendomsbewijs, inclusief vertaling, van de woning in [land] waarvan de vrouw gedeeltelijk eigenaar is en het testament, inclusief vertaling, op grond waarvan de vrouw aanspraak heeft op een aandeel in die woning overweegt de rechtbank als volgt. De man heeft er rechtmatig belang bij om van deze stukken kennis te nemen. Hij zal immers moeten kunnen vaststellen hoe groot het aandeel van de vrouw is in de woning. Voor het geval de vrouw in het kader van stap 1 van voormeld stappenplan niet binnen twee weken de betreffende gegevens en stukken niet verstrekt, zal de rechtbank haar daartoe alsnog veroordelen, althans tot het verstrekken aan de man van stukken op grond waarvan onomstotelijk de kadastrale gegevens van die woning, alsmede de omvang van het aandeel van de vrouw daarin, kunnen worden vastgesteld, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat zij niet aan deze veroordeling voldoet.
Ten aanzien van het stuk grond overweegt de rechtbank dat de vrouw nog niet heeft besloten of zij de erfenis aanvaardt. In ieder geval valt haar aanspraak, als zij die aanvaardt, in de gemeenschap. Dat betekent dat indien de vrouw de erfenis aanvaardt, zij gehouden is de helft van de waarde aan de man te vergoeden en die waardering zal op dezelfde wijze moeten plaatsvinden als de waardering van haar aandeel in de woning.
Ad d) Eenmanszaak [bedrijfsnaam]
De rechtbank overweegt dat een eenmanszaak geen afgescheiden vermogen heeft. In de verdeling dienen dus te worden betrokken de goederen/activa en schulden/passiva die op de datum van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap (te weten de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek) in het kader van de eenmanszaak aanwezig waren.
Volgens de man bestaat eenmanszaak uit de volgende activa:
- het gereedschap;
- het saldo op de zakelijke bank- en spaarrekening.
Partijen zijn tijdens de zitting overeengekomen dat aan de man het gereedschap wordt toegedeeld, zonder nadere verrekening met de vrouw. Tevens zijn partijen overeengekomen dat het saldo van de zakelijke bank- en spaarrekeningen op de peildatum bij helfte wordt verdeeld.
Ad e) Schulden
De rechtbank stelt voorop dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen, omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
Niet in geschil tussen partijen is dat er schulden zijn ontstaan tijdens het huwelijk. Volgens de man is een deel van deze schulden ontstaan en toegenomen door toedoen van de vrouw. De vrouw heeft volgens de man grote delen van het inkomen van de man overgemaakt van de zakelijke rekening naar haar privérekening en dat geld uitgegeven aan online gokken.
De vrouw heeft niet betwist dat er tijdens het huwelijk gegokt is, maar geeft aan dat partijen gezamenlijk gokten en stelt dat het gokken valt te scharen onder kosten van de huishouding.
De verzoeken van de man ten aanzien van de schulden zijn tweeledig. Enerzijds ziet het verzoek van de man op een afwijkende draagplichtverdeling dan bij helfte. De man heeft verzocht te bepalen dat de vrouw 100% draagplichtig zal zijn voor de schulden. Anderzijds heeft hij zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van benadeling van de gemeenschap op grond van artikel 1:164 BW. Gelet op deze stellingen heeft de man verzocht om inzage te krijgen in de schulden. De man verzoekt op grond van artikel 843a Rv te bepalen dat de vrouw, op straffe van een dwangsom, de bewijsstukken in het geding brengt betreffende:
- de door de vrouw aangegane schulden bij Eneco, Gulf, Autolease Midden-Nederland, Centraal Justitieel Incassobureau, zorgverzekeringskosten, VGZ, UWV, KPN, LAVG Engie Nederland en Huurzonde.nl, de Kluijver en Intrum;
- de bankafschriften over de periode 1 januari 2021 tot heden van de volgende bankrekeningen ten name van de vrouw:
- [bankrekening 1] ;
- [bankrekening 2] ;
- [bankrekening 3] ;
- [land] bankrekening van de vrouw samen met familieleden, waarvan het bankrekeningnummer onbekend is.
De vrouw heeft zich hiertegen verweerd en aangevoerd dat de man al in het bezit is van een schuldenoverzicht. Volgens de vrouw is er geen reden om af te wijken van een draagplicht bij helfte.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In artikel 1:164 lid 1 BW wordt geregeld dat indien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld, doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvoor lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, hij is gehouden na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man om inzage in de bankgegevens van de vrouw toewijsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de man voldoende heeft onderbouwd dat er mogelijk sprake is van benadeling van de gemeenschap. De vrouw heeft niet betwist dat zij online heeft gegokt tijdens het huwelijk, maar heeft gesteld dat dit kosten van de huishouding zijn omdat de man en de vrouw gezamenlijk gokten. Dat maakt dat de man een rechtmatig belang heeft bij een toewijzing van het verzoek. Met de verzochte stukken kan hij (mogelijk) beoordelen of er sprake is geweest van benadeling van de gemeenschap. Aan de hand van de bankgegevens zal immers inzage kunnen komen in de momenten waarop en/of door wie werd gegokt om zo te kunnen beoordelen of er sprake is geweest van verspilling of lichtvaardig schulden maken door (alleen) de vrouw. Gelet op het bepaalde in artikel 1:164 BW, zal de vrouw, zoals verzocht, veroordeeld worden om inzage te verschaffen in de door de man opgevraagde rekeningen voor de periode vanaf 1 januari 2021 tot heden, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat zij niet aan deze veroordeling voldoet.
Verder doet de man een verzoek ex artikel 843a Rv dat ertoe strekt inzage te krijgen in de schulden bij onder andere Eneco, Gulf, Autolease Midden-Nederland, CJIB, zorgverzekeringskosten, VGZ, UWV, KPN, LAVG, Engie Nederland, Huurzone.nl, De Kluijver en Intrum. De man heeft hier alleen belang bij voor zover het schulden betreft die mogelijk rechtstreeks verband houden met verspilling door de vrouw (gokken). De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen voor zover het ziet op schulden bij De Kluijver en Intrum, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat zij niet aan deze veroordeling voldoet.
Ten aanzien van de draagplicht van de schulden overweegt de rechtbank als volgt.
In de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide (ex)echtgenoten voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de (ex)echtgenoten wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere (ex)echtgenoot.
De man heeft gesteld dat partijen ten aanzien van de schulden genoemd onder punt 1 tot en met 12 van het aanvullende verzoekschrift hebben afgesproken dat deze voor rekening van de vrouw komen. De vrouw heeft betwist dat partijen daar afspraken over hebben gemaakt, zodat de rechtbank aan de andersluidende stelling van de man voorbijgaat. Ook voor deze schulden geldt daarom in beginsel het uitgangspunt van gelijke draagplicht op grond van artikel 1:100 BW. Echter, wanneer de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen en er dus sprake is van een tekort, kan er uit eisen van redelijkheid en billijkheid een andere draagplicht worden vastgesteld. Gelet op de hoge schulden van partijen, afgewogen tegen het beperkte vermogen van partijen, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat er sprake is van een tekort. Voorts overweegt de rechtbank dat zij op dit moment over onvoldoende gegevens beschikt om te kunnen beoordelen of een gelijke draagplicht in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het gokverleden van de vrouw zou een reden kunnen zijn om af te wijken van de draagplicht bij helfte. Daarom zal de rechtbank op dit punt nog geen beslissing nemen.
Tot slot
In afwachting van de door partijen te nemen stappen, en de door de vrouw aan de man te
verstrekken stukken, zal de rechtbank iedere beslissing pro forma aanhouden tot 1 juli 2023.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de man en de vrouw twee weken vóór de pro forma
datum, derhalve uiterlijk op 16 juni 2023, zich schriftelijk dienen uit te laten, zo nodig
onder overlegging van stukken, over de wijze waarop door beide partijen gevolg is gegeven
aan de voorgaande bepalingen en wat zijn/haar inhoudelijke standpunt is ten aanzien van de
openstaande geschilpunten.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op 7 september 2007 te Reeuwijk;
bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte aan de [adres] , [postcode] te [plaatsnaam 2] ;
*
bepaalt, in het kader van de vaststelling van de wijze verdeling van de gemeenschap van goederen, met betrekking tot het aandeel van de vrouw in de vakantiewoning in [land] , het volgende:
1. De vrouw dient de man te informeren over exacte adres en kadastergegevens van het perceel grond en woning en omvang van haar eigendomsaandeel in de woning(en) en het stuk grond, met onderliggende stukken, binnen een termijn van twee weken vanaf de datum van deze beschikking.
2. De woning dient getaxeerd te worden door een makelaar of taxateur die ter plekke bekend is. De vrouw zal uiterlijk binnen twee weken na heden drie makelaars voorstellen aan de man. De man zal daarna binnen twee weken uit die drie makelaars een makelaar kiezen die de woning zal taxeren.
3. Partijen zullen gezamenlijk aan de gekozen makelaar, uiterlijk binnen één week na de keuze voor die makelaar, de opdracht verstrekken om de woning te laten taxeren, waarbij alle omstandigheden die volgens de taxateur van belang zijn voor de waardering van de woning, worden meegenomen. Deze taxatie van de makelaar is bindend tussen partijen. Beide partijen mogen aanwezig zijn bij de taxatie.
4. De vrouw dient binnen twee maanden na de datum van deze beschikking aan te tonen dat zij in staat is de toedeling van haar aandeel in de woning tegen de getaxeerde waarde aan haar te financieren. Indien de vrouw daarin slaagt, zal haar aandeel in de woning aan haar toegedeeld worden, waarbij zij de helft van de waarde van haar aandeel aan de man moet voldoen. De kosten in verband met de taxatie dienen door partijen bij helfte te worden gedragen. Eventuele andere kosten, waaronder eventuele notariële kosten, zullen door de vrouw worden gedragen.
*
veroordeelt de vrouw, in het geval dat zij in het kader van stap 1 van voormeld stappenplan niet binnen twee weken de betreffende gegevens en stukken niet aan de man heeft verstrekt, om binnen zes weken na heden aan de man een afschrift te verstrekken in de volgende stukken: het eigendomsbewijs, inclusief vertaling, van de woning in [land] waarvan de vrouw gedeeltelijk eigenaar is en het testament, inclusief vertaling, op grond waarvan de vrouw een aandeel in die woning heeft verkregen, althans stukken op grond waarvan onomstotelijk de kadastrale gegevens van die woning, alsmede de omvang van het aandeel van de vrouw daarin, kunnen worden vastgesteld, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat zij niet aan deze veroordeling voldoet;
*
veroordeelt de vrouw om binnen een periode van zes weken na heden (derhalve uiterlijk op 19 mei 2023) gemotiveerd, op de hierboven genoemde wijze, aan de man afschriften te verstrekken van:
- de bankafschriften over de periode 1 januari 2021 tot heden van de bankrekeningen ten name van de vrouw met de nummers:
- [bankrekening 1] ;
- [bankrekening 2] ;
- [bankrekening 3] ;
- [land] bankrekening van de vrouw samen met familieleden, waarvan het bankrekeningnummer onbekend is;
- stukken met betrekking tot de schulden bij De Kluijver en Intrum;
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat zij niet aan deze veroordeling voldoet;
*
bepaalt dat de man en de vrouw binnen vier weken na 19 mei 2021, derhalve uiterlijk op 16
juni 2023, zich schriftelijk dienen uit te laten, zo nodig onder overlegging van stukken, over
de wijze waarop door beide partijen gevolg is gegeven aan de voorgaande bepalingen en wat
zijn/haar inhoudelijke standpunt is ten aanzien van de openstaande geschilpunten ten
aanzien van de (wijze van) verdeling van de huwelijksgemeenschap en de (vaststelling van
de onderlinge draagplicht van) de huwelijkse schulden;
*
verklaart deze beschikking tot zover, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
houdt in verband met het voorgaande iedere verdere beslissing ten aanzien van
de verdeling, de vaststelling van de onderlinge draagplicht van de huwelijkse schulden en de proceskostenaan tot
1 juli 2023 pro forma;.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter, bijgestaan door
mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 april 2023.