Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding, betekend op 22 april 2021, met producties 1 tot en met 14;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid tevens houdende oproeping tot vrijwaring, met producties 1 tot en met 13;
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties 15 tot en met 23;
- de brief van de rechtbank van 30 december 2021 waarin partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de zittingsagenda;
- de akte van [naam eiser] met een samenvatting van juridische standpunten;
- producties 14 tot en met 23 van [naam eiser];
- producties 24 tot en met 25 van IBE;
- de pleitaantekeningen van IBE;
- de pleitaantekeningen van [naam eiser];
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 maart 2022;
- de brief van de advocaat van [naam eiser] van 29 maart 2022 met opmerkingen over het proces-verbaal.
2..De vordering in de hoofdzaak
69,00 en niet op het in de dagvaarding genoemde bedrag van € 9.978.4
99,00. Zij begrijpt de vordering van IBE daarom aldus, dat het bedrag zoals in rechtsoverweging 2.1, punt 4, wordt gevorderd. De rechtbank begrijpt de vordering voorts aldus, dat IBE niet heeft bedoeld onder dat bedrag ook de proces en nakosten te begrijpen; reden waarom deze in rechtsoverweging 2.1 apart onder punten 5 en 6 zijn opgenomen.
3..Het geschil in het bevoegdheidsincident
4..De incidentele vordering in het vrijwaringsincident
5..De beoordeling in het bevoegdheidsincident
Inleiding
- i) de omstandigheid dat deze arbeidsrechtelijke relatie in elk geval nog tussen IBE en [naam eiser] bestond ten tijde van de verweten gedragingen;
- ii) de betrekkelijk algemene wijze van formulering van de vorderingen van IBE;
- iii) de stellingen die door IBE ten grondslag zijn gelegd aan die vorderingen;
- iv) bovengenoemde voorrang die toekomt aan bovengenoemde bevoegdheidsregels inzake een individuele arbeidsovereenkomst
Holterman/Ferho Exploitatie e.a.) rechtsoverweging 46).
Holterman/Ferho Exploitatie e.a.).
Holterman/Ferho Exploitatie e.a.). Voor zover [naam eiser] door IBE in deze zaak wordt aangesproken op grond van zijn verplichtingen als gesteld statutair bestuurder, wordt hij dus aangesproken uit hoofde van een overeenkomst tot verstrekking van diensten in de zin van artikel 7 sub 1 Brussel-I-bis-Vo. Datzelfde geldt voor zover [naam eiser] door IBE wordt aangesproken op grond van zijn verplichtingen uit de Managementovereenkomst. Die overeenkomst, zo is de rechtbank gebleken, houdt immers – in de kern genomen – niets anders in dan dat [naam eiser] zich akkoord heeft verklaard met de businessethiek van de ‘Interburgo Groep’ en dat hij goed begrijpt dat er een scheiding bestaat tussen het eigendom van IBE en het privé-eigendom van hem als manager.
6..De beoordeling in het vrijwaringsincident
7..Beoordeling in de hoofdzaak
8..De beslissing
18 mei 2022voor het nemen door IBE van een conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;