ECLI:NL:HR:2001:AD4430
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak in verband met het overlijden van de verdachte en niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1940, was ten tijde van de bestreden uitspraak overleden op 23 januari 2001. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.P. Visser. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen, behoudens het gedeelte waarin het vonnis van de Rechtbank was vernietigd, en dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de vervolging.
De zaak betrof een onttrekking aan het verkeer van een hond, genaamd Bobby, die in strijd met de wet in het bezit was van de verdachte. Het Hof had de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en had de onttrekking aan het verkeer uitgesproken. De Hoge Raad oordeelde dat het recht tot strafvordering was vervallen door het overlijden van de verdachte, zoals bepaald in artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven, behalve voor zover het vonnis van de Rechtbank was vernietigd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. Dit arrest is gewezen door vice-president W.J.M. Davids, samen met raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, en werd uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend-griffier W.J.V. Spek.