ECLI:NL:RBGEL:2024:4080
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en benadeelde partij wegens overlijden verdachte
Op 4 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die was aangeklaagd voor verschillende feiten, waaronder het opzettelijk helpen bij zelfdoding en het in voorraad hebben van geneesmiddelen zonder vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 april 2024 is overleden, wat volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging. Dit betekent dat de vervolging van de verdachte niet kan doorgaan.
Daarnaast had een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar ook deze vordering werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was overleden en er geen straf of maatregel kon worden opgelegd. De rechtbank heeft verder geen beslissing genomen over de in beslag genomen goederen, aangezien het recht tot vervolging door het overlijden van de verdachte was komen te vervallen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding en smartengeld. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.