ECLI:NL:HR:2001:AD4062
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vennootschapsbelasting door termijnoverschrijding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 2 februari 2001, waarin belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep tegen een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1991. De aanslag was na bezwaar door de Inspecteur verminderd tot een belastbaar bedrag van f 95.589. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof, maar werd niet-ontvankelijk verklaard. Dit leidde tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 oktober 2001 geoordeeld dat het Hof ten onrechte de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken. De klacht van belanghebbende richtte zich tegen het oordeel van het Hof dat er geen sprake was van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak op het bezwaarschrift niet overeenkomstig artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht aan de gemachtigde was verzonden, waardoor het Hof niet had mogen oordelen dat het beroep niet-ontvankelijk was.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest benadrukt het belang van correcte procedurele handelingen in belastingzaken en de rechten van belanghebbenden in het kader van tijdige en juiste communicatie.