ECLI:NL:HR:2001:AD3885
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Waardering van pensioenverplichtingen in vennootschapsbelasting bij overname
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992. De belanghebbende, een directiepensioenlichaam, had een aanslag opgelegd gekregen naar een belastbaar bedrag van f 17.080, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur was gehandhaafd. Het Hof bevestigde deze uitspraak, waarna belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.
De kern van het geschil betreft de waardering van de pensioenverplichting op de balans per 1 januari 1992. De belanghebbende had de pensioenverplichting gewaardeerd door de toekomstige uitkeringen contant te maken tegen 8 procent, terwijl het Hof oordeelde dat een rekenrente van 4 procent gehanteerd moest worden. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als feitelijk en niet onbegrijpelijk beschouwd, waardoor het in cassatie niet met vrucht kon worden bestreden. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat de onjuist bevinding van het uitgangspunt waarop de middelen berusten, de grondslag ontvalt.
De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 28 september 2001.