ECLI:NL:HR:2001:AB2595
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslagen in het recht van successie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 februari 2000. De zaak betreft aanslagen in het recht van successie die zijn opgelegd aan de kinderen van de erflaatster A, die op 3 november 1995 is overleden. De aanslagen waren gebaseerd op de verkrijgingen uit de nalatenschap van de erflaatster, waarbij elk van de kinderen een bedrag van f 76.203 had verkregen. Na bezwaar tegen de aanslagen heeft de Inspecteur deze gehandhaafd, maar het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd tot f 3.310.
De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld. In de beoordeling van het middel heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de erflaatster bij een akte van 19 december 1990 een appartementsrecht aan haar kinderen heeft geleverd, waarbij zij zich het recht van gebruik en bewoning heeft voorbehouden. De Hoge Raad concludeert dat de erflaatster slechts een tegenprestatie van f 55.178 heeft bedongen voor het recht op levering van het appartementsrecht, na aftrek van een kwijtgescholden deel van de leenschuld. Dit bedrag kan worden aangemerkt als de tegenprestatie in de zin van de Successiewet 1956.
De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van dubbele heffing van schenkingsrecht, omdat de eenmalig verhoogde vrijstelling voor het schenkingsrecht van toepassing was. Het middel van de Staatssecretaris is gegrond, en de Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en bevestigt de uitspraak van de Inspecteur. De proceskosten worden niet toegewezen.