3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende.
(i) Bij Resolutie van 20 februari 1978, nr. 278-1607, heeft de Staatssecretaris van Financiën aan de belastinginspecteurs instructies gegeven met betrekking tot de heffing van omzetbelasting in de prostitutiebranche. Deze resolutie (verder: de Resolutie) houdt het volgende in:
"Naar aanleiding van de uitspraken van de Tariefcommissie van 14 december 1976, nr. 11 637 O'68 en van 8 maart 1977 nr 11 736 O'68 betrekking hebbende op de exploitatie van een sexclub, deel ik u mede dat uit deze uitspraken niet moet worden afgeleid dat het gelegenheid geven tot bedrijven van prostitutie in alle gevallen in de heffing van omzetbelasting dient te worden betrokken. Voorshands geef ik er de voorkeur aan dat daartoe slechts wordt overgegaan in gevallen waarin ter zake als sexclub dan wel onder een andere bedrijfsaanduiding (zoals massage- of sauna-instituut) naar buiten wordt getreden.
Overigens zijn er - wellicht ten overvloede - op gewezen dat ten aanzien van het bedrijven van prostitutie zelf heffing van omzetbelasting eveneens achterwege dient te blijven".
(ii) De Resolutie is aanvankelijk niet openbaar gemaakt ("geblokt"). In maart 1988 is zij gepubliceerd in een door een particuliere uitgeverij in de handel gebracht losbladig boekwerk onder de naam: "Departementale Regelingen inzake Belastingen".
(iii) In een door een exploitant van een (andere) seksclub aangespannen procedure heeft de Belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam bij uitspraak van 24 april 1990 geoordeeld dat op grond van de Resolutie niet alle ondernemers die gelegenheid geven tot prostitutie in de heffing van omzetbelasting worden betrokken, maar dat daarvan wordt afgezien als het gaat om ondernemers die niet als seksclub of onder een andere bedrijfsaanduiding naar buiten treden.
(iv)[verweerster] exploiteert sedert 10 mei 1978 (aanvankelijk in de vorm van een eenmanszaak) een relaxhuis annex sauna-instituut te [vestigingsplaats] onder de naam: [...], waarin zij ondermeer (aan voor eigen rekening en risico werkzame gastvrouwen en aan cliënten) gelegenheid geeft tot het bedrijven c.q. gebruik maken van prostitutie. Cliënten van het relaxhuis betalen een vergoeding die voor tweederde van het totaal ziet op het feit dat [verweerster] gelegenheid geeft tot prostitutie, en voor éénderde de diensten betreft van de gastvrouwen.
(v) In de jaren 1978-1990 is [verweerster] in de omzetbelastingheffing betrokken geweest voor het totaal der van haar cliënten ontvangen vergoedingen, derhalve zowel voor het gedeelte dat betrekking had op het bedrijven van prostitutie door de gastvrouwen, als het gedeelte voor het gelegenheid geven tot prostitutie.
(vi) Naar aanleiding van een fiscale procedure die heeft geleid tot het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 april 1990 (nr. 4617/88), V-N 1991, blz. 1243 e.v., is de Resolutie ingetrokken. Daarvoor is in de plaats gekomen de Resolutie van 8 mei 1991 (nummer VB91/908). Daarin is onder meer bepaald dat alle activiteiten op het gebied van prostitutie normaal in de heffing van omzetbelasting zullen zijn betrokken, zo daarvoor als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet wordt opgetreden en dat de omstandigheid in aanmerking nemende dat de vrijstelling voor wat betreft het bedrijven van prostitutie over een lange reeks van jaren heeft gegolden, ermee kan worden ingestemd dat deze prestatie eerst per 1 januari 1992 in de heffing van omzetbelasting wordt betrokken, mits ter zake geen aanspraak wordt gemaakt op aftrek van voorbelasting.
(vii) [Verweerster] heeft bij brief van haar toenmalige gemachtigde van 16 oktober 1990 teruggave gevraagd van de over de jaren 1978-1990 door haar betaalde omzetbelasting.
(viii) [Verweerster] heeft de Staat bij brief van haar raadsman van 8 november 1995 aansprakelijk gesteld voor geleden en nog te lijden schade als gevolg van de naar haar mening ingevolge de Resolutie van 20 januari 1978 ten onrechte geheven omzetbelasting, en uitdrukkelijk de op de vordering betrekking hebbende verjaringstermijnen gestuit.
(ix) Bij uitspraak op bezwaar heeft de Staat alle (dat wil zeggen zowel betrekking hebbend op het "gelegenheid geven tot" alsook met betrekking tot het "bedrijven van" prostitutie) door [verweerster] over de periode van juli 1990 tot april 1991 afgedragen omzetbelasting gerestitueerd.