ECLI:NL:HR:2001:AB2146
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Huurprijsbepaling en de status van onzelfstandige woningen in huurovereenkomsten
In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit twee natuurlijke personen en de vennootschap Landgoed Bloemenhof B.V., de Beurspassage gedagvaard voor het Kantongerecht te Utrecht. De eiseressen vorderden dat de huurprijs van een bedrijfsruimte, gelegen aan de [a-straat 1] te [woonplaats], met ingang van 29 september 1993 zou worden vastgesteld op ƒ 68.650,-- exclusief BTW per jaar. De Beurspassage heeft de vordering bestreden, waarna de Kantonrechter bij tussenvonnis van 16 juni 1994 de bedrijfshuuradviescommissie om advies heeft gevraagd. Uiteindelijk heeft de Kantonrechter bij eindvonnis van 19 juni 1996 de huurprijs vastgesteld op ƒ 47.405,-- exclusief BTW per jaar.
De eiseressen hebben hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht, die bij eindvonnis van 19 mei 1999 het vonnis van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. Hierop hebben de eiseressen cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld, waarbij de vraag centraal stond of de bovenwoning bij de bedrijfsruimte als onzelfstandig kon worden gekwalificeerd. De Rechtbank had geoordeeld dat er geen zodanige samenhang en economisch verband tussen de bedrijfsruimte en de bovenwoning aanwezig was dat gesproken kon worden van een onzelfstandige woning in de zin van artikel 7A:1624 lid 2 BW.
De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseressen verworpen en geoordeeld dat de Rechtbank terecht de maatstaf heeft aangelegd of de feitelijke situatie noodzakelijk maakte dat de woning door de huurder van de winkelruimte werd bewoond. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Beurspassage begroot op ƒ 632,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.