Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3] ,
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
of diens rechtverkrijgenden onder algemene titel voornemens is de resterende percelen van voormeld registergoed, zijnde percelen ten kadaster bekend gemeente [C] sectie D nummers 155, 153 deels, 149 deels, 152, 151, 150 en 182 deels zoals met groene omlijning zijn aangegeven op voormelde situatietekening, of een gedeelte daarvan te vervreemden in de zin als hierna aangegeven onder e, is de comparant sub 1 genoemd verplicht de comparant sub 2[hof: [appellant] ]
genoemd eerst hetgeen hij wil gaan vervreemden of waarop hij het zakelijk genotsrecht wil vestigen, ten verkoop aan te bieden zulks voor een koopsom van één en twintig duizend tweehonderd twintig gulden (f.21.220,--) per hectare en overeenkomstig de navolgende bepalingen:
3.De procedure in eerste aanleg
€ 124.789,56, te vermeerderen met de wettelijke rente en (2) de erfdienstbaarheid met als lijdend erf het perceel kadastraal bekend gemeente [C] sectie D nummer 154 en als heersend erf de percelen thans kadastraal bekend gemeente [C] sectie D nummers 155, 613, 614, 922, 920, 610, 609, 612, 611, 184, 615, 616 en 921, zoals bedoeld blijkens desbetreffende akte van levering d.d. 1 april 1998 (ingeschreven bij het kadaster op
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [appellant] tot betaling van € 124.789,56 is verjaard.
"Door [appellant] / [E] wordt circa 18 ha voorgesteld als Natuur/boezemland (incl.kaden). (…) Zo mogelijk kan er ook nog geschoven worden tussen eigendommen van [appellant] / [E] ."In 2008 (brief van
grief 2van [appellant] beoordelen. Deze grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank onder rechtsoverweging 4.4.2. Dit oordeel komt er op neer – zo begrijpt het hof – dat met de inbreng van de Percelen door [geïntimeerden] c.s. het recht van eerste koop wel is geschonden maar dat [appellant] daardoor niet in zijn belang is geschaad en de boete om die reden niet toewijsbaar is. [appellant] is niet in zijn belang geschaad, aldus de rechtbank, omdat het recht van eerste koop op de in het kader van de kavelruil aan [E] sr. toegedeelde percelen is komen te rusten.
Grief 3 en 4slagen voor zover gericht tegen de beoordeling van de rechtbank van de vordering van [appellant] aan de hand van artikel 5:78 BW in plaats van artikel 5:79 BW zoals aan de vordering ten grondslag gelegd. Bij akte van 14 juli 2000 heeft [appellant] ook in eigendom verkregen de percelen D 146, 148, 184, 149 (deels), 153 (deels) en 182 (deels) (volgens nieuwe nummering: 609, 612, 611, 184, 615 en 613). Op onderstaand kaartje uit het in opdracht van [geïntimeerden] c.s. uitgevoerde erfdienstbaarheid onderzoek staan de nieuwe nummers weergegeven. Aan [appellant] behoren thans de navolgende percelen in eigendom toe: 154, 613, 615, 184, 611, 612, 609. Aan [geïntimeerden] c.s. behoren in eigendom toe: 155, 614, 616, 610, 920, 921 en 922.
5.De beslissing
uitsluitendbewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum 26 november 2019 in het geding dient te brengen,
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum