ECLI:NL:HR:2001:AB1116
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggaaf omzetbelasting en juridische eigendom bij leaseovereenkomsten
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De belanghebbende, een fiscale eenheid, had over het tijdvak augustus 1997 een bedrag van ƒ 4.121.202 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Na bezwaar tegen een teruggaafverzoek van ƒ 120, heeft de Inspecteur slechts ƒ 46 teruggegeven. Het Hof heeft deze beslissing vernietigd en een teruggaaf van ƒ 119 verleend. De Staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de situatie in deze zaak niet afwijkt van een eerder arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad stelt dat de juridische eigendom van de auto’s bij de lessor blijft, en dat de lessee een renteloze lening verstrekt. Dit leidt tot de conclusie dat de vergoeding die de lessee betaalt voor de lease niet kan worden aangemerkt als onderdeel van de tegenprestatie voor de door de lessor verrichte dienst. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de Staatssecretaris en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de Staatssecretaris komen, vastgesteld op ƒ 2840 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de Wet op de omzetbelasting 1968, met name in relatie tot leaseovereenkomsten en de juridische eigendom van geleasede goederen. De Hoge Raad bevestigt dat de kosten die de lessee maakt, zoals het ter beschikking stellen van een renteloze lening, niet tot de vergoeding voor de geleverde dienst behoren. Dit arrest biedt duidelijkheid over de fiscale behandeling van leaseconstructies en de bijbehorende belastingverplichtingen.