ECLI:NL:HR:2001:AB0157

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35551
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • G.J. Zuurmond
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en aftrek van buitenlandse belastingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de rechtspersoon naar Luxemburgs recht, X S.A., tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1993, waarbij de Inspecteur de aanslag heeft gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. De Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout heeft op 29 september 2000 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep. Het Hof oordeelde dat de aftrek van de "L’impôt commercial communal sur capital d’exploitation" (ICCC) en "L’impôt sur la fortune" (IF) niet mogelijk was, omdat dit afstuit op een overeenkomst tussen belanghebbende en de Inspecteur. Het Hof stelde dat belanghebbende niet zonder instemming van de Inspecteur op haar aangifte vennootschapsbelasting kon terugkomen, ook niet als de stelling van belanghebbende dat de ICCC en IF geen belastingen naar winst maar naar vermogen zijn, juist zou zijn.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de oordelen van het Hof feitelijke aard zijn en niet onbegrijpelijk, waardoor deze in cassatie niet met vrucht kunnen worden bestreden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is op 21 februari 2001 vastgesteld en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 35551
21 februari 2001
JMH
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de rechtspersoon naar Luxemburgs recht X S.A. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 juni 1999, nr. P98/768, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar binnenlands bedrag van ¦ a,- welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard en de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
De Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout heeft op 29 september 2000 geconcludeerd tot ongegrondver-klaring van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft geoordeeld dat de aftrek van de “L’impôt commercial communal sur capital d’exploitation” (hierna: ICCC) en “L’impôt sur la fortune” (hierna: IF) afstuit op een tussen belanghebbende en de Inspecteur gesloten overeen-komst. Naar het oordeel van het Hof is het aan belanghebbende niet toegestaan zonder de instemming van de Inspecteur op haar aangifte vennootschaps-belasting terug te komen, ook niet als juist zou zijn belanghebbendes stelling dat de ICCC en de IF geen belastingen zijn naar winst maar naar het vermogen.
Tegen deze oordelen zijn de middelen gericht.
’s Hofs oordelen zijn van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk zodat zij in cassatie niet met vrucht kunnen worden bestreden.
De middelen kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 21 februari 2001 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier W.G. Heesakkers-Kamerbeek, en op die datum in het openbaar uitgesproken.