Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 mei 2024 in de zaak tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
mr. drs. [naam 3] en mr. drs. [naam 4] .
Overwegingen
Het verlies 2017 komt uit op een bedrag ad € 221.000 en het verlies 2018 op geschat € 192.000” en
“… gelet op het vorenstaande blijkt duidelijk dat het verlies 2017 en 2018 aanzienlijk minder is dan in 2016 en ik zou je dan ook zeer erkentelijk zijn als je deze bedragen accepteert en daarmee onze discussie kan worden beëindigd en de onderneming in 2019 door [de zoon] kan worden voortgezet.” Vervolgens berichtte verweerder bij e-mail van 19 december 2018 het volgende aan de eerdere gemachtigde van eiseres: “
Voor de duidelijkheid willen wij bij het één na laatste punt nog toevoegen, dat geen hogere lasten in mindering op de fiscale winst zullen gebracht dan de bedragen zoals genoemd in de e-mail van de heer [eerdere gemachtigde] van 13 december jl.” In reactie hierop stuurde de eerdere gemachtigde van eiseres op eveneens 19 december 2018 het volgende bericht aan verweerder: “
Ik ben akkoord met jouw aanvulling.”
Geschil7. In geschil is of eiseres in haar aangifte Vpb 2018 een afwaardering van € 883.577 van het vastgoed in aanmerking mag nemen.
dat geen hogere lasten in mindering op de fiscale winst zullen gebracht dan de bedragen zoals genoemd in de e-mail van de heer [eerdere gemachtigde] van 13 december jl”) is niet voor een andere uitleg vatbaar. De rechtbank kan de stelling van eiseres dat het compromis geen betrekking zou hebben op het vastgoed niet volgen. Het vastgoed stond in 2018 ten dienste van de activiteiten van de paardenhouderij van [bedrijfsnaam] BV en onderdeel van het compromis was dat het vastgoed zou achterblijven bij de fiscale eenheid en tegen een zakelijke prijs zou worden verhuurd. Omdat het compromis geen afwaardering van het vastgoed toestaat, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de overige gronden van eiseres.