ECLI:NL:HR:2001:AA9985
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en kinderbijslag in co-ouderschap situatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die op 18 oktober 1999 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 handhaafde. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 80.790. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. Vervolgens ging belanghebbende in beroep bij het Gerechtshof te ’s-Gravenhage, maar deze uitspraak werd door de Hoge Raad op 1 april 1998 vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Gerechtshof te Arnhem bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie instelde. De Staatssecretaris van Financiën refereerde zich aan het oordeel van de Hoge Raad. In cassatie werd vastgesteld dat belanghebbende in 1993 co-ouderschap had en dat zijn kinderen op de eerste dag van elk kwartaal bij zijn ex-echtgenote verbleven. Dit leidde tot de conclusie dat de Sociale Verzekeringsbank slechts éénmaal kinderbijslag hoefde uit te betalen, aan de ex-echtgenote. Hierdoor had belanghebbende geen recht op kinderbijslag, wat van belang was voor de beoordeling van zijn aanslag inkomstenbelasting.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat belanghebbende geen recht had op aftrek van buitengewone lasten. Het beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard, de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van f 74.570, en de Staatssecretaris van Financiën werd gelast om het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak van het Hof en de Inspecteur werden vernietigd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2001 door de vice-president en de raadsheren.