ECLI:NL:HR:2000:AA8985
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Hof inzake de waardebeschikking door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 16 april 1999. De zaak betreft de waardebepaling van onroerende zaken door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren. Bij beschikking van 25 februari 1997 werd de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op ƒ 128.000. Na bezwaar werd deze beschikking door het College op 8 januari 1998 gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, maar tijdens dit beroep trok het College de eerdere beschikking in en stelde een nieuwe waarde vast van ƒ 72.000 en ƒ 56.000 voor twee onroerende zaken. Het Hof verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep, wat leidde tot het cassatieberoep.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat belanghebbende niet kon worden ontvangen in zijn beroep, omdat de vernietiging van de eerste waardebeschikking ambtshalve had plaatsgevonden terwijl het beroep al aanhangig was. De Hoge Raad benadrukte dat de nieuwe waardebeschikking van 3 juli 1998 een nieuw besluit was, waartegen beroep mogelijk was. De Hoge Raad gelastte ook dat het College het griffierecht van belanghebbende vergoedt.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht, met name de artikelen 6:18 en 6:19, die betrekking hebben op de rechtsmiddelen tegen nieuwe besluiten na intrekking van eerdere besluiten. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof niet had mogen oordelen dat er geen rechtsmiddel tegen de nieuwe waardebeschikking was aangewend, en dat de zaak opnieuw in volle omvang moest worden onderzocht.