ECLI:NL:HR:2000:AA7285
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen en de ontvankelijkheid van het ontbindingsverzoek zonder reïntegratieplan
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verweerster, ING Bank N.V., had op 11 mei 1999 een verzoekschrift ingediend bij de Kantonrechter te Leeuwarden om de arbeidsovereenkomst met de verzoeker, die zich op 12 maart 1999 ziek had gemeld, te ontbinden op grond van gewichtige redenen volgens artikel 7:685 BW. De Kantonrechter heeft op 5 juli 1999 de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar de verzoeker heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Leeuwarden. De Rechtbank heeft de beschikking van de Kantonrechter op 17 november 1999 vernietigd en de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar met een andere ingangsdatum.
De verzoeker heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank, waarbij ook ING incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de vraag behandeld of ING ontvankelijk was in haar ontbindingsverzoek, ondanks het ontbreken van een reïntegratieplan. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank correct had geoordeeld dat het ontbreken van een reïntegratieplan niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het ontbindingsverzoek, omdat ING niet kon weten of de verzoeker ziek was, aangezien deze zich had onttrokken aan controle.
De Hoge Raad heeft het principale beroep van de verzoeker verworpen en hem in de kosten van het beroep in cassatie veroordeeld. Ook het incidentele beroep van ING werd verworpen, en ING werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om te kunnen beoordelen of een werknemer daadwerkelijk ziek is, en dat het ontbreken van een reïntegratieplan niet automatisch leidt tot niet-ontvankelijkheid van een ontbindingsverzoek.