ECLI:NL:HR:2000:AA5531
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- C.J.G. Bleichrodt
- H.A.M. Aaftink
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake openlijk geweld en wapenbezit
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een primair tenlastegelegde feit, maar werd wel veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde feit van openlijk geweld en het handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H.K. ter Brake. De Advocaat-Generaal, de heer Wortel, concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof niet onterecht had gehandeld door de vordering tot wijziging van de tenlastelegging toe te staan, ondanks dat de Procureur-Generaal eerder vrijspraak had gevorderd. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof de procedure correct had gevolgd door het onderzoek te heropenen en een getuige te horen. De beslissing van het Hof werd als begrijpelijk en niet in strijd met de wet beschouwd.
De Hoge Raad concludeerde dat de verwerping van de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst kon leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was en dat er voldoende bewijs was voor een redelijk vermoeden van schuld. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Gerechtshof, waarbij de verdachte was veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 180 uren.