ECLI:NL:HR:2000:AA5048
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Vliet
- Van Amersfoort
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en belastingplicht van gemeente
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die is opgelegd aan de Gemeente Smallingerland over het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993. De naheffingsaanslag, die aanvankelijk zonder verhoging was opgelegd, werd na bezwaar door de Inspecteur verminderd tot een bedrag van ƒ 1.494.850,--. De gemeente ging in beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft de gemeente cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad beoordeelt of de gemeente als belastingplichtige kan worden aangemerkt in het kader van de Wet op de omzetbelasting 1968. De Inspecteur had gesteld dat de aanleg en exploitatie van een parkeergarage door de gemeente plaatsvonden in het kader van een overheidstaak, waardoor de in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek kon worden gebracht. Het Hof oordeelde dat de gemeente handelde als publiekrechtelijke rechtspersoon en niet onder dezelfde voorwaarden als particuliere ondernemers.
De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gemeente niet als ondernemer in de zin van de wet heeft gehandeld. De Hoge Raad verwijst naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waarin is vastgesteld dat voor de belastingplichtigheid van een publiekrechtelijk lichaam moet worden nagegaan of het lichaam onder dezelfde juridische voorwaarden handelt als particuliere economische subjecten. Aangezien de regels voor de bouw en exploitatie van parkeergarages niet verschillen tussen publieke en private partijen, concludeert de Hoge Raad dat de gemeente als belastingplichtige moet worden beschouwd.
De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, evenals de uitspraak van de Inspecteur. De Hoge Raad vermindert de naheffingsaanslag tot ƒ 256.977,-- en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de gemeente. Dit arrest is op 8 maart 2000 uitgesproken door de vice-president en andere rechters in het openbaar.