ECLI:NL:HR:2000:AA4061
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- De Moor
- Van Vliet
- Hammerstein
- Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de kwalificatie van containers als roerende zaken
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., is opgelegd over de periode van 1 november 1991 tot en met 31 december 1995. De aanslag, ter hoogte van f 9.022,--, werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd door te stellen dat de containers niet bestemd zijn om op dezelfde plaats te blijven. De Hoge Raad benadrukt dat het gaat om de vraag of de containers duurzaam met de grond zijn verenigd, waarbij de kenbare bedoeling van belanghebbende van belang is. Het Hof heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de bedoeling van belanghebbende om de containers niet te verplaatsen niet kenbaar zou zijn.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en wordt het griffierecht aan belanghebbende vergoed. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 januari 2000 door vice-president R.J.J. Jansen en de raadsheren De Moor, Van Vliet, Hammerstein en Lourens, in aanwezigheid van waarnemend griffier Van Hooff.