ECLI:NL:HR:1999:AA2803

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
33819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R.J.J. Jansen
  • A. van Brunschot
  • W. Hammerstein
  • J. van Amersfoort
  • L. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 oktober 1997. De zaak betreft een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 140.947. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 145.584. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

In het cassatiegeding heeft de Staatssecretaris van Financiën het beroep bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in lijn met artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij geen nadere motivering vereist is, gezien het arrest van de Hoge Raad van 6 mei 1998.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten besproken en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 9 juli 1999 het beroep verworpen. Dit arrest is vastgesteld door vice-president R.J.J. Jansen en de overige raadsheren, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 oktober 1997 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volks-verzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkom- stenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1991 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van ƒ 140.947,--, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 148.574,--, zonder verhoging. Deze aanslag is naar aanleiding van het daartegen gemaakte bezwaar door de Inspecteur verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 145.584,--. Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoog- schrift het cassatieberoep bestreden. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal Van Soest heeft op 29 januari 1999 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 6 mei 1998, nr. 33415, BNB 1998/221, de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 9 juli 1999 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van Brunschot, Hammerstein, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.Conclusie : Nr. 33.819 Mr Van Soest