ECLI:NL:HR:1997:AA2123
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Stoffer
- J. Urlings
- M. Zuurmond
- A. Fleers
- H. Pos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtsgeldigheid van een naheffingsaanslag opgelegd door de Inspecteur
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 december 1995. De zaak betreft een naheffingsaanslag die is opgelegd aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. over het tijdvak van 1 april 1988 tot en met 30 juni 1992. De naheffingsaanslag, die betrekking heeft op de heffing op brandstoffen ingevolge artikel 61m van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne (Wabm), bedraagt ƒ 401.041,--. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag vernietigd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In cassatie is de vraag aan de orde of de naheffingsaanslag rechtsgeldig is opgelegd door de Inspecteur, die hoofd is van de eenheid Belastingdienst/Grote Ondernemingen. De Hoge Raad overweegt dat ingevolge artikel 61q, lid 2, Wabm, tot 1 juli 1992 de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bevoegd was tot heffing en invordering. De bevoegdheid om de naheffingsaanslag op te leggen lag bij het Hoofd van de afdeling Milieuheffingen en Schadevergoedingen van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Aangezien de naheffingsaanslag is opgelegd door de Inspecteur, heeft het Hof deze terecht vernietigd.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de Staatssecretaris van Financiën en oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor belanghebbende, vastgesteld op ƒ 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, door de Staatssecretaris moeten worden vergoed. Dit arrest is op 23 april 1997 uitgesproken door de vice-president Stoffer en de raadsheren Urlings, Zuurmond, Fleers en Pos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier Barendse. Tevens wordt er een recht geheven van ƒ 300,-- van de Staatssecretaris van Financiën voor het beroep in cassatie.