Uitspraak
[X]aan boord van
het motorschip [A]tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Gravenhagevan 7 februari 1990 betreffende na te melden navorderingsaanslag in de premieheffing-volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen voor het jaar 1983, die aan belanghebbende is opgelegd na een foutieve teruggaaf door de Inspecteur. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een premie-inkomen van f 33.545, welke aanslag later ambtshalve is verminderd tot f 14.521. De Inspecteur heeft vervolgens een navorderingsaanslag opgelegd van f 6.226, zonder verhoging. Belanghebbende heeft tegen deze navorderingsaanslag beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de aanslag heeft gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de beslissing van het Hof zelfstandig draagkrachtig is. Het Hof had vastgesteld dat de tweede beschikking aan de gemachtigde was toegezonden en dat deze niet de indruk wekte te berusten op een onjuiste vaststelling van de elementen van de aanslag. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, waarmee de uitspraak van het Hof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Baardman, Bellaart en Korthals Altes, in raadkamer op 18 september 1991.