Uitspraak
Coöperatieve Vereniging [X], te
[Z]tegen de uitspraak van den Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te
[Q]van 25 juni 1956, betreffende den aan haar opgelegden aanslag in de vennootschapsbelasting over het jaar 1953;
Het krachtens artikel 6, lid 2 van het Besluit Vennootschapsbelasting 1942 van toepassing zijnde artikel 8a van het Besluit Inkomstenbelasting 1941 bepaalt, dat in het jaar, waarin tot een beloop van meer dan f. 3.000,-- verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt ter zake van de verwerving of de verbetering van bedrijfsmiddelen, en in de daarop volgende vier jaren, telkens een bedrag gelijk aan vier ten honderd van die verplichtingen of voortbrengingskosten ten laste van de winst wordt gebracht, voorzover die verplichtingen of voortbrengingskosten zijn aangegaan of gemaakt na 31 maart 1953.
De zogenaamde investeringsaftrek wordt dus toegestaan, hetzij voor het bedrag der aangegane verplichtingen terzake van de verwerving of verbetering van bedrijfsmiddelen, hetzij voor het bedrag van de voortbrengingskosten daarvoor.
De begrippen aangegane verplichtingen en voortbrengingskosten zijn van gelijke orde en de ondernemer kan dus op investeringsaftrek een beroep doen, indien een van beide gevallen zich voordoet.
Met een beroep op voorbrengingskosten, gemaakt na 31 Maart 1953, heeft cliënte investeringsaftrek gevraagd.
Ook de Heer Inspecteur erkent, dat na 31 Maart 1953 voortbrengingskosten zijn gemaakt. Daar deze kosten evenwel zijn gemaakt door de leveranciers van de betrokken bedrijfsmiddelen en voorts uit het zinsverband zou blijken, dat voortbrengingskosten slechts betrekking kunnen hebben op door belastingplichtige zelf gemaakte voorbrengingskosten, is de investeringsaftrek geweigerd.
Met betrekking tot het hiervoor omschreven standpunt van de Heer Inspecteur, menen wij het volgende te moeten opmerken.
Levering van reeds voorgebrachte bedrijfsmiddelen heeft niet plaats gehad. De door de Heer Inspecteur als leveranciers aangeduide derden hebben slechts diensten bewezen bij het voortbrengen van bedrijfsmiddelen door onze cliënt.
Voortbrengingskosten, als bedoeld in artikel 8a van het Besluit Inkomstenbelasting 1941, zijn niet door de zogenaamde leveranciers van de bedrijfsmiddelen gemaakt. Slechts hij, voor wiens rekening dat bedrijfsmiddel wordt voortgebracht, hetzij geheel in eigen bedrijf hetzij geheel of gedeeltelijk met medewerking van derden, maakt voortbrengingskosten voor de verwerving van dat bedrijfsmiddel.
Het begrip voorbrengingskosten wordt stellig niet beperkt tot de kosten, voortspruitend uit het uitvoeren van werk in eigen beheer. Hiertoe moeten zeker ook gerekend worden de kosten wegens door derden aan de opdrachtgever bewezen diensten ten behoeve van de uitvoering van een werk ter verwerving van een bedrijfsmiddel.
Ten behoeve van het vervoer van kratten moeten de zware melktanks van de vrachtwagens worden verwijderd. Daartoe zijn houten stellingen of perrons gebouwd, waarlangs de vrachtwagens worden geplaatst, waarna de tanks op de perrons worden geschoven. Voor de bouw van deze perrons moest het terrein, waarop de perrons zijn geplaatst, worden opgehoogd. De werkzaamheden hiervoor en de levering van grond ten behoeve daarvan, veroorzaakten een bedrag van f. 875,-- aan kosten. Daar de kosten zijn gemaakt ter verwerving van een bedrijfsmiddel in casu de perrons, zijn deze naar onze mening ten volle voor investeringsaftrek in aanmerking te nemen.
Wij kunnen in geen geval accoord gaan met de mening van de Heer Inspecteur, dat het in dit geval een ongebouwd eigendom betreft.
Op grond van het voorgaande menen wij, dat de Heer Inspecteur ten onrechte niet als investering, waarvoor aftrek moest worden verleend, heeft beschouwd de volgende in het boekjaar 1953 na 31 Maart 1953 verrichte betalingen, t.w.
. 13.750
5.030,--
Reeds op de balans per 31 December 1951 komt onder de activa de post “Ontwerpkosten te stichten fabriek” ad f. 4.000,- voor.
De aanbesteding van het gebouw had plaats op 9 April 1952.
Met de bouw van de fabriek is begonnen omstreeks 9 October 1952 en deze werd voltooid in het voorjaar van 1954. Half Januari 1954 begon de melkontvangst in de nieuwe fabriek; de gebouwen werden officieel in gebruik genomen op 19 Mei 1954.
Terzijde moge ik nog opmerken, dat van de totale aanneemsom voor fabrieksgebouw, directeurswoning, egaliseren van terreinen, aanleggen van bestratingen enz. ad f. 220,800,-- vóór
Overwegende dat belanghebbende tegen deze uitspraak als middel van cassatie heeft voorgesteld:
De Raad van Beroep is van oordeel, dat onder voortbrengingskosten zijn te verstaan de kosten, welke dienen te worden gemaakt voor het vervaardigen van bedrijfsmiddelen in eigen bedrijf. Door aldus te beslissen kent de Raad van Beroep aan het begrip voortbrengingskosten in den zin van artikel 8a van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 een te beperkte betekenis toe. Naar de mening van belanghebbende kan een belastingplichtige, indien voor zijn rekening door derden voortbrengingskosten zijn gemaakt, een beroep doen op toepassing van de investeringsaftrek wegens aangegane verplichtingen of wegens gemaakte voortbrengingskosten. De belastingplichtige heeft in dat geval het recht van keuze tussen investeringsaftrek wegens aangegane verplichtingen of wegens gemaakte voortbrengingskosten, tenzij het jaar, waarin de verplichtingen zijn aangegaan, voorafgaat aan dat, waarin de kosten zijn gemaakt, in welk geval de investeringsaftrek reeds wordt verleend over het jaar, waarin de verplichting is aangegaan ;
Overwegende ambtshalve:
Gedaan bij de Heren Nypels, Vice-President, van Rijn van Alkemade, Wiarda, van de Loos en Tekenbroek, Raden, en door voornoemde Vice-President uitgesproken ter Raadkamer van den twintigsten Maart 1900 zeven en vijftig, in tegenwoordigheid van den Substituut-Griffier Verstraaten.