2.1.Bij de beoordeling gaat het hof uit van de door de Hoge Raad vastgestelde feiten (HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:954, rov. 2.1). Deze feiten zijn de volgende. ( i) Het [geïntimeerden] -concern (hierna: [geïntimeerden] -oud) bestond uit – onder meer – de volgende bedrijven:
1. [B.V. 1]
2. [B.V. 2]
3. [B.V. 3]
4. [B.V. 4]
5. [B.V. 5]
6. [B.V. 6]
7. [B.V. 7]
8. [B.V. 8]
(ii) De vennootschappen [B.V. 1] en [B.V. 2] hadden de functie van houdstermaatschappij. [B.V. 3] was de werkmaatschappij en had als bedrijfsomschrijving:
“Het exploiteren van een groothandel in vis, gepelde en ongepelde garnalen, puf en nest en visconserven; garnalenpellerij en garnalen- en garnalendoppendrogerij. Maal- en menginrichting en vismeel- en gritfabriek. Fabricage van grondstoffen voor Indische gerechten, import en/of export van garnalen en vis. Al hetgeen tot bovengenoemde behoort, zowel de handel in haar onbewerkte, verwerkte en bewerkte producten.”
(iii) Ten tijde van het faillissement vonden in [B.V. 4] geen activiteiten meer plaats. [B.V. 5] fungeerde als personeelsvennootschap. [B.V. 6] was de transportvennootschap binnen het concern. [B.V. 7] hield zich bezig met het beleggen in onroerende zaken, vorderingen, effecten en andere waarde-objecten. [B.V. 8] hield zich bezig met de exploitatie van een of meer agrarische bedrijven.
(iv) [B.V. 8] en [B.V. 7] zijn wel gefailleerd, maar niet betrokken in de hierna te vermelden doorstart.
( v) De hiervoor onder (i) genoemde vennootschappen waren gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . Daar vonden de feitelijke werkzaamheden van [geïntimeerden] -oud plaats.
(vi) [geïntimeerden] -oud heeft in 2011 een verlies geleden van meer dan € 75 miljoen en moest banken benaderen voor herfinanciering. Over 2012 werd een verlies geleden van € 12,5 miljoen.
(vii) Op 27 november 2013 heeft de Europese Unie aan een viertal vennootschappen van [geïntimeerden] -oud een boete opgelegd van in totaal € 27.082.000,--. De door [geïntimeerden] -oud benaderde banken waren niet bereid deze boete te financieren. De boete diende uiterlijk 28 februari 2014 te zijn voldaan.
(viii) Vanaf het moment van de oplegging van de boete werden de mogelijkheden van een pre-pack onderzocht. Verscheidene partijen zijn uitgenodigd om een bieding te doen op de activa van [geïntimeerden] . Drie partijen brachten een bieding uit. De bieding van [bedrijf] en [X beheer B.V.] werd door [geïntimeerden] -oud als beste beoordeeld en met haar werd verder onderhandeld.
(ix) Bij brief van 15 januari 2014 hebben de vennootschappen van [geïntimeerden] -oud de rechtbank Noord-Nederland verzocht een beoogd curator en een beoogd rechter-commissaris aan te wijzen die, zodra de faillissementsaanvraag van de verschillende [geïntimeerden] vennootschappen wordt ingediend, tot curator en rechter-commissaris zouden worden benoemd.
( x) Bij brief van 16 januari 2014 heeft de rechtbank twee beoogd curatoren (stille bewindvoerders) aangewezen en zich uitgelaten over de beoogd rechter-commissaris. In deze brief staat voorts het volgende:
“Doel van de regeling
Doel van deze regeling is het realiseren van een zo hoog mogelijke opbrengst ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. De aanwijzing van de stille bewindvoerders biedt een mogelijkheid om in relatieve rust een verkoop of reorganisatie vanuit een insolventie voor te bereiden. Door de aanwijzing van de stille bewindvoerders en beoogd rechter-commissaris, kunnen betrokkenen voorafgaande aan de daadwerkelijke insolventie kennisnemen van hun standpunten tijdens insolventie. In het onderhavige geval heeft u aan het verzoek ten grondslag gelegd dat [geïntimeerden] in onderhandeling is met een derde en met het bankenconsortium. De onderhandeling zou gebaat zijn bij de betrokkenheid van een stille bewindvoerder terwijl de productie voortgezet wordt.
Uitgangspunten
De stille bewindvoerders en beoogd rechter-commissaris hebben geen enkele wettelijke bevoegdheid of taak. Zij zijn feitelijk aanwezig om mee te kijken, zich te informeren en te laten informeren. De stille bewindvoerders en beoogd rechter-commissaris kunnen hun mening geven en waar nodig adviseren waarbij de beoogd rechter-commissaris toezicht houdt op het functioneren van de stille bewindvoerders en in beginsel alleen met hen contact heeft over de gang van zaken. De stille bewindvoerders en de beoogd rechter-commissaris laten zich daarbij leiden door de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, als ware de insolventie reeds uitgesproken. In het geval van een latere insolventieprocedure zal in de openbare verslagen verantwoording worden afgelegd over de periode van stille bewindvoering.[geïntimeerden] is gehouden volledige medewerking te verlenen aan de stille bewindvoerders. [geïntimeerden] is onder meer gehouden om aan de stille bewindvoerders gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen te verschaffen en inzicht te geven in haar administratie. De verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie, ligt bij betrokkenen.(…)
Indien de rechtbank van oordeel is dat niet wordt voldaan aan de verplichtingen in deze brief of wordt gehandeld in strijd met het bij de aanwijzing van een stille bewindvoerder beoogde doel, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, waaronder het benoemen van een andere curator of bewindvoerder in het geval van een insolventie.”
(xi) Op 21 januari 2014 zijn in het handelsregister ingeschreven: [International B.V. 1] , [International B.V. 2] , [International B.V. 3] , [International B.V. 4] , [International B.V. 5] en [International B.V. 6]
Heiploeg [International B.V. 5] en [International B.V. 6] zijn geïntimeerden in deze procedure en worden gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden] -nieuw .
Bij de inschrijving van [International B.V. 1] stond als bestuurder [bedrijf] en [X beheer B.V.] vermeld en als aandeelhouder [Z.B.V.] Bij de inschrijving van de overige vennootschappen stond steeds als bestuurder [bedrijf] en [X beheer B.V.] vermeld, en als aandeelhouder [International B.V. 1]
(xii) Op 27 januari 2014 hebben de vennootschappen [B.V. 1] , [B.V. 7] , [B.V. 3] , [B.V. 4] , [B.V. 8] , [B.V. 6] , [B.V. 5] en [B.V. 2] de rechtbank Noord-Nederland verzocht hen in staat van faillissement te verklaren. Het faillissement van deze vennootschappen is op 28 januari 2014 door de rechtbank uitgesproken, met aanstelling van de twee stille bewindvoerders tot curatoren en benoeming van de beoogd rechter-commissaris tot rechter-commissaris.
(xiii) Op 28 januari 2014 om 12.30 uur hebben de curatoren een persbericht doen uitgaan waarin onder meer staat vermeld:
“Met de strategische partner [bedrijf] & [X beheer B.V.] uit [vestigingsplaats] is vervolgens tot een eindresultaat onderhandeld, dat voor de gezamenlijke schuldeisers naar het oordeel van de (beoogde) curatoren het best haalbare resultaat was gelet op de omstandigheden van het geval.”
(xiv) [International B.V. 3] . is de nieuwe werkmaatschappij. Haar activiteiten worden in het handelsregister omschreven als:
“Het importeren, exporteren, verkopen, distribueren, het handelen in, de marketing van en het adviseren met betrekking tot alle in zoet- en zout water voorkomende vissen en organismen, en daaraan verwante producten, daaronder begrepen, maar niet beperkt tot schelp-, schaal- en weekdieren, als ook andere producten die van belang kunnen zijn voor de vennootschap.”
De werkzaamheden worden verricht aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [International B.V. 5] fungeert als personeelsvennootschap. [International B.V. 6] verricht het transport voor de nieuwe vennootschappen en heeft personeel in dienst.
(xv) Van de circa 300 Nederlandse werknemers van [geïntimeerden] -oud zijn 210 in dienst getreden van [geïntimeerden] -nieuw . Zij verrichten veelal op hun oude werkplekken de werkzaamheden die zij ook voorafgaand aan het faillissement verrichtten, maar tegen minder gunstige arbeidsvoorwaarden. [geïntimeerden] -nieuw heeft de bedrijfspanden van [geïntimeerden] -oud in eigendom verworven en in gebruik genomen. [geïntimeerden] -nieuw heeft nagenoeg dezelfde klantenkring als [geïntimeerden] -oud voor de faillissementen had.
(xvi) Op 4 februari 2014 is het openbaar verslag van de curatoren, over de periode van stille bewindvoering, gepubliceerd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“Als gevolg van de opgelegde boete komen de reorganisatieplannen van de groep in een stroomversnelling. Bestuurders, commissarissen en banken komen tot de conclusie dat een toekomstige verantwoorde exploitatie alleen mogelijk is na sanering al dan niet met een nieuwe aandeelhouder. Een door hen daartoe opgemaakt businessplan is gevalideerd door een gerenommeerd accountantskantoor. (…).
(…) Beoogd curatoren hebben op donderdag 16 januari jl. de eerste gesprekken gevoerd met de directie van de [geïntimeerden] Group en haar advocaat. Het beoogde doorstartplan is daarin ter sprake gebracht en er zijn werkafspraken gemaakt. (…).”
Bij de datum 22 januari 2014 staat vermeld:
“De eerste door [persoon A] opgestelde koopovereenkomst tussen banken en [ [bedrijf] en [X beheer B.V.] ] komt beschikbaar. Diverse partijen verstrekken input voor verdere invulling. (…).”
Bij de datum 24 januari 2014 staat vermeld:
“Beoogd curatoren hebben in de ochtend een voortgangsoverleg op de rechtbank gehad met de beoogd rechter-commissaris onder meer omtrent de concept activaovereenkomst. Verder is deze dag tussen directie, beoogd curatoren en koper onder meer de concept activaovereenkomst onderwerp van debat, zoals de arbeidsvoorwaarden en het minimaal te noemen aantal werknemers dat in de doorstart betrokken wordt, de bepalingen omtrent eigendomsvoorbehouden, bepalingen omtrent retentierechten ingeroepen in het buitenland en in Nederland etc.”
Bij 25 en 26 januari 2014 staat vermeld:
“Verdere voortgang concept koopovereenkomst.”
Bij 27 januari 2014 staat vermeld:
“Er is dan weliswaar op de meeste punten een akkoord over de activa overeenkomst bereikt tussen de directie, banken en koper, echter er zijn nog wel diverse open einden (waar de hele volgende dag, 28 januari overlopende in 29 januari diep in de nacht nog over (door) onderhandeld is door curatoren, banken en koper).”
(xvii) Op 24 februari 2014 is het eerste faillissementsverslag van de curatoren gepubliceerd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“De stille bewindvoering heeft geduurd van 16 tot en met 27 januari 2014, waarna op 28 januari de faillissementen zijn uitgesproken.(…)De curatoren hebben in de loop van de dag over de (inhoud van de) activa overeenkomst met de banken en [ [bedrijf] en [X beheer B.V.] ] onderhandeld tot 29 januari ’s ochtends vroeg om 3 uur de handtekeningen gezet konden worden. Daarmee was de doorstart onder de naam [International B.V. 3] een feit.”
De vorderingen van FNV en de beslissingen van de rechtbank, gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en de Hoge Raad
2.2.1.In eerste aanleg vorderde FNV bij vonnis:
A
.te verklaren voor recht:
primair:
I. dat op de doorstart van [geïntimeerden] -oud c.s. in [geïntimeerden] -nieuw c.s. de Richtlijn 2001/23/EG van toepassing is;
II dat de werknemers van [B.V. 3] , [B.V. 5] en [B.V. 6] op basis van richtlijnconforme interpretatie van de artikelen 7:662 e.v. BW per 27 januari 2014, dan wel op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum van rechtswege, met behoud van hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij [International B.V. 5] (dit geldt voor de werknemers van [B.V. 3] en [B.V. 5] ), respectievelijk [International B.V. 6] ;
subsidiair:
voor zover de kantonrechter oordeelt dat de richtlijn 2001/23/EG niet van toepassing is op de doorstart van [geïntimeerden] -oud c.s. in [geïntimeerden] -nieuw c.s. en/of dat de tekst van artikel 7:666 BW een richtlijnconforme interpretatie uitsluit:
dat de artikelen 7:662 e.v. BW desalniettemin van toepassing zijn, nu het zwaartepunt van de verkoop van de activa van [geïntimeerden] -oud c.s. bij deze pre-pack duidelijk lag voor de faillissementen van [geïntimeerden] -oud c.s., als gevolg waarvan de werknemers van [B.V. 3] , [B.V. 5] en [B.V. 6] per 27 januari 2014, dan wel op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, van rechtswege met behoud van hun arbeidsvoorwaarden, in dienst zijn gekomen bij [International B.V. 5] (dit geldt voor de werknemers van [B.V. 3] en [B.V. 5] ), respectievelijk [International B.V. 6]
FNV vorderde voorts bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [International B.V. 5] en [International B.V. 6] te veroordelen:
B. om alle werknemers die op 27 januari 2014 in dienst waren bij [B.V. 3] , [B.V. 5] (de oud-werknemers van [B.V. 3] en [B.V. 5] ), dan wel [International B.V. 6] , waarbij de werknemers die zijn ontslagen schriftelijk worden uitgenodigd om aan het begin van de eerstvolgende maand, dan wel vanaf het eerste moment waarop zij daartoe in de gelegenheid zijn, hun oude werkzaamheden te hervatten, dan wel, wanneer zij hun oude werkzaamheden niet wensen te hervatten, in overleg te treden over een beëindiging van hun arbeidsovereenkomst, dit binnen een maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag per werknemer, voor elke dag dat [International B.V. 5] en [International B.V. 6] nalaten om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsom wordt gesteld op € 50.000,- per werknemer;
C
.om aan alle werknemers die vanuit [B.V. 3] , [B.V. 5] en [B.V. 6] vanaf de doorstart bij [International B.V. 5] , dan wel [International B.V. 6] in dienst zijn, dan wel sindsdien in dienst zijn geweest (dit is dus de groep werknemers die na het faillissement is overgenomen) een correcte en inzichtelijke berekening te verstrekken van het sedert 27 januari 2014, dan wel vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, achterstallig loon en de achterstallige overige arbeidsvoorwaarden, dit binnen een maand na betekening van het in deze te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag per werknemer, voor elke dag dat [International B.V. 5] en [International B.V. 6] nalaten om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsom wordt gesteld op € 50.000,- per werknemer;
D
.om over te gaan tot betaling van het achterstallige loon en de overige achterstallige arbeidsvoorwaarden van alle werknemers die vanuit [B.V. 3] , [B.V. 5] en [B.V. 6] vanaf de doorstart bij [International B.V. 5] , dan wel [International B.V. 6] in dienst zijn, dan wel in dienst zijn geweest voor de periode dat ze dit zijn geweest, waarbij het loon dient te worden vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, gesteld op 50% van het loon, en waarbij alle betalingen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de datum der voldoening, één en ander met gelijktijdige verstrekking van een bruto/netto specificatie, die binnen twee maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag per werknemer, voor elke dag dat [International B.V. 5] en [International B.V. 6] nalaten om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsom wordt gesteld op € 50.000,- per werknemer;
E. tot tijdige en correcte betaling van het toekomstig verschuldigde loon, als ook de overige arbeidsvoorwaarden aan alle werknemers die vanuit [B.V. 3] , [B.V. 5] en [B.V. 6] vanaf de doorstart bij [International B.V. 5] , dan wel [International B.V. 6] in dienst zijn, en dit voor zo lang als zij in dienst zijn, vanaf twee maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag per werknemer, voor elke dag dat [International B.V. 5] en [International B.V. 6] nalaten om ten aanzien van enige werknemer aan deze veroordeling te voldoen, waarbij het maximum van de te verbeuren dwangsom wordt gesteld op € 50.000,- per werknemer;
F. tot betaling van de proceskosten.
2.2.2.Bij vonnis van 28 juli 2015 – het vonnis waarvan beroep – heeft de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo deze vorderingen afgewezen, met veroordeling van FNV in de kosten van de procedure in eerste aanleg.
2.2.3.FNV is van dit vonnis in hoger beroep gekomen en heeft, onder aanvoering van vijf grieven, geconcludeerd tot toewijzing van al hetgeen zij in eerste aanleg heeft gevorderd, met veroordeling van [geïntimeerden] -nieuw in de kosten in eerste aanleg en in hoger beroep.
2.2.4.Bij eerdergenoemd arrest van 17 juli 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis waarvan beroep bekrachtigd, met veroordeling van FNV in de kosten van de procedure in hoger beroep.
2.2.5.Tegen dit arrest en het tussenarrest van 2 mei 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft FNV beroep in cassatie ingesteld.
2.2.6.De Hoge Raad heeft vervolgens twee tussenarresten gewezen, op respectievelijk 17 april 2020 en 29 mei 2020. Bij laatstgenoemd arrest heeft de Hoge Raad prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie.
2.2.7.Bij arrest van 28 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:321) heeft het Hof van Justitie de prejudiciële vragen van de Hoge Raad beantwoord.
2.2.8.Daarop heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2023 eerdergenoemd (eind)arrest gewezen. Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het arrest van 17 juli 2018 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar dit hof.