In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, naar aanleiding van haar hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het verzoek tot wraking is ingediend op 6 januari 2025 en is op 8 januari 2025 ter griffie van het hof ontvangen. De wrakingskamer heeft op 10 januari 2025 de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gehouden, waarbij verzoekster niet aanwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet in behandeling kan worden genomen, omdat het niet voldoet aan de eisen van de wet. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechters is en dat het verzoek niet duidelijk is geformuleerd. De wrakingskamer heeft het verzoek buiten behandeling gesteld en bepaald dat een volgend verzoek op dezelfde gronden niet in behandeling zal worden genomen. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier.