In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 november 2021, die een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 had opgelegd. De rechtbank behandelt de feiten rondom de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende, die in gezamenlijke eigendom is met haar partner. De WOZ-waarde voor 2018 was vastgesteld op € 337.000, terwijl er eerder een lagere WOZ-waarde van € 90.756 was vastgesteld voor de jaren 1997 tot en met 2004. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2018 tot een te hoog bedrag is vastgesteld, maar dat belanghebbende geen recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het vertrouwen dat eerder was gewekt, niet met terugwerkende kracht kan opzeggen, wat leidt tot een vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.889. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag dienovereenkomstig. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat belanghebbende de omvang van de schade niet aannemelijk heeft gemaakt.