In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, een winkelruimte, die in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) door de heffingsambtenaar was vastgesteld. De belanghebbende, een B.V. die in staat van faillissement was verklaard, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde en was in beroep gegaan bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof. Echter, de curator van de failliete B.V. heeft aangegeven het hoger beroep niet te willen overnemen, en de heffingsambtenaar heeft verzocht om ontslag van instantie. Het hof heeft de belangen van de heffingsambtenaar en de belanghebbende afgewogen en geconcludeerd dat het verzoek om ontslag van instantie moest worden toegewezen, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak benadrukt de gevolgen van faillissement voor de procesgang en de rol van de curator in dergelijke procedures.