2.5.Belanghebbende en [Stichting 1] hebben hun onderlinge vorderingen verrekend. Dit is vastgelegd in de overeenkomst getiteld “overeenkomst van verrekening” die is ondertekend op 24 respectievelijk 29 december 2016. In deze overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“in aanmerking nemende dat:
[Stichting 1] per 2 januari 2016 heeft verkocht aan mevrouw [belanghebbende] , gelijk mevrouw [belanghebbende] op 2 januari 2016 heeft gekocht van [Stichting 1] , alle aandelen van [N.V.] N.V., en dat mevrouw [belanghebbende] de koopprijs van € 8.687.945 (…) schuldig is gebleven aan [Stichting 1] ;
[Stichting 1] en de heer [vader] , geboren op [datum] 1947, wonende te [plaats] (België), [adres] , hierna te noemen: “lijfrentebegunstigde” een tweetal lijfrentes zijn aangegaan, welke lijfrenteverplichtingen per 2 januari 2016 zijn overgenomen door mevrouw [belanghebbende] voor een bedrag van € 8.210.005 (…), welke koopsom is schuldig gebleven aan mevrouw [belanghebbende] ;
[N.V.] N.V. per 2 januari 2016 nog een bedrag te vorderen had van [Stichting 1] ter grootte van € 481.230 en dat de hiermee corresponderende schuld van [Stichting 1] is overgenomen door mevrouw [belanghebbende] per 2 januari 2016 tegen schuldigerkenning door [Stichting 1] aan mevrouw [belanghebbende] . Deze vordering is direct opeisbaar;
partijen wensen de betreffende vorderingen te verrekenen;
partijen een en ander schriftelijk wensen vast te leggen.
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Partijen stellen vast dat de volgende onderlinge rechtsverhoudingen in ieder geval bestaan uit:
a. Een vordering van [Stichting 1] op mevrouw [belanghebbende] van € 8.687.945 (…), naar aanleiding van de in considerans genoemde verkoop waarbij [Stichting 1] heeft verkocht aan mevrouw [belanghebbende] , gelijk mevrouw [belanghebbende] heeft gekocht van [Stichting 1] , waarvan de koopprijs bedraagt van € 8.687.945 (…), welke koopprijs mevrouw [belanghebbende] schuldig is gebleven aan [Stichting 1] .
b. Een vordering van mevrouw [belanghebbende] op [Stichting 1] ter zake van een schuldoverneming van de in considerans genoemde lijfrenteverplichting van [Stichting 1] aan lijfrentebegunstigde van € 8.210.005 (…) uit hoofde van de overgenomen ingegane en uitgestelde lijfrenteverplichtingen.
c. Een vordering van mevrouw [belanghebbende] op [Stichting 1] ter grootte van € 481.230 (…) per 2 januari 2016, welke schuld voortvloeit uit een schuldovername van [N.V.] N.V.
Artikel 2
a. Partijen stellen vast dat de vorderingen omschreven in artikel 1 verrekenbaar zijn. Partijen verrekenen over en weer de bestaande vorderingen in de zin van artikel 6:127 BW voor het volledige bedrag.
b. Partijen stellen vast dat na de verrekening van de onderhavige schuldvorderingen onderling slechts nog resteert een bedrag van € 3.290 te vorderen door mevrouw [belanghebbende] op [Stichting 1] .”