Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde sub 1] ,wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
Autoservice [XX] ,gevestigd te [vestigingsplaats] , [gemeente B] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 5 september 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 20 oktober 2023;
- de memorie van grieven met productie 17;
- de memorie van antwoord met producties 1-6;
- de mondeling behandeling van 10 januari 2025.
6.De beoordeling
Beurteilung reparaturwürdig
3. De beslissing
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad”. In het herstelvonnis luidt de beslissing:
3. De beslissing
heeft gesteldzich over de verzochte verbetering uit te laten. Dat staat daarmee vast. Alhoewel, zoals [appellant] zelf aanvoert, tegen een verbetering of weigering daarvan op grond van artikel 31 lid 4 Rv geen hogere voorziening openstaat, wenst [appellant] zich er in hoger beroep toch op te beroepen dat de verbetering in strijd met 31 Rv is. Het hof oordeelt dat hoger beroep in dit geval mogelijk is, immers op het verzoek tot verbetering is beslist zonder dat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten; vgl. HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2656,
RvdW1998/107, naar welke uitspraak is verwezen in
Kamerstukken II1999/2000, 26855, p. 63 (MvT). Dit betekent dat tegen de verbetering ondanks het verbod een rechtsmiddel openstond. Het hof verwijst voorts naar HR 17 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3878. De overweging van de kantonrechter dat [appellant] in de gelegenheid
is geweestzich over de verzochte verbetering uit te laten volstaat dus niet. Hij had [appellant] uitdrukkelijk in de gelegenheid moeten stellen om zich daarover uit te laten alvorens op het verzoek tot herstel te beslissen. De grief slaagt in zoverre. Het hof zal het herstelvonnis vernietigen.
Sehr geehrte Damen und Herren,
Verder hebben gedaagden weliswaar door onduidelijk te zijn over met wie [appellant] nou eigenlijk een koopovereenkomst aangaat hun informatieverplichtingen geschonden (artikel 6:193c onder f BW) en daarmee is een oneerlijke handelspraktijk dus een gegeven, maar [appellant] stelt niet dat hij hierdoor schade heeft geleden. Hij heeft beide partijen in deze procedure heeft kunnen betrekken en gedaagden hebben daartegen geen verweer hebben gevoerd. Op deze grondslag kan de schadevordering dus ook niet worden toegewezen.”
en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor alle geleden en nog te lijden schade(onderstreping hof). Ook die vordering is, ook ten aanzien van de oneerlijke handelspraktijk, niet toewijsbaar omdat [appellant] voor wat betreft de door hem geleden schade niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. De grief faalt.
- Griffierechten € 2.135,00
- Salaris advocaat € 3.642,00 (3,0 punten x tarief II)
- Nakosten
De uitspraak