ECLI:NL:HR:1999:AA3878
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Roelvink
- A. Heemskerk
- M. van der Putt-Lauwers
- J. de Savornin Lohman
- H. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vonnissen inzake kennelijk onredelijk ontslag en herstelvonnissen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 1999 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arbeidsrechtelijk geschil tussen Stichting Thuiszorg Midden-Limburg en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerster]. De zaak begon toen [verweerster] op 6 februari 1996 door Thuiszorg werd gedagvaard voor de Kantonrechter te Roermond, waarbij zij vorderingen indiende tegen het ontslag dat haar op 5 mei 1996 was verleend. De Kantonrechter wees de vorderingen van [verweerster] af, maar in hoger beroep heeft de Rechtbank te Roermond op 26 februari 1998 het ontslag kennelijk onredelijk verklaard en Thuiszorg veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van €54.000,--. Thuiszorg heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de vonnissen van de Rechtbank vernietigd, omdat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd met betrekking tot de bewijslast en stelplicht in ontslagzaken. De Hoge Raad oordeelde dat het aan de werkgever is om omstandigheden aan te voeren die de kennelijke onredelijkheid van het ontslag kunnen rechtvaardigen. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Rechtbank niet op de juiste wijze had gehandeld door de herstelvonnissen te wijzen zonder de werkgever in de gelegenheid te stellen zich over de verbeteringen uit te laten. Dit leidde tot de conclusie dat de vonnissen van de Rechtbank niet in stand konden blijven.
De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing, en Thuiszorg is in de kosten van de cassatieprocedure veroordeeld. Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de rechterlijke toetsing in arbeidszaken, vooral met betrekking tot de rechtsgeldigheid van ontslagen en de verplichtingen van werkgevers in dergelijke geschillen.