Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant sub 1] ,[woonplaats] ,
[appellant sub 2] ,[woonplaats] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,[woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 2] ,[woonplaats] ,
1.Het geding bij de rechtbank (zaak-/rolnummer C/01/387024 / HA ZA 22-584)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
‘en al hetgeen volgens verkeersopvatting daartoe behoort’bevat. Naar het oordeel van het hof is met die bewoordingen, uitgelegd naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de notariële akte, niet meer of anders tot uitdrukking gebracht dan dat van de verkochte en over te dragen onroerende zaak mede deel uitmaken alle zaken die duurzaam met de onroerende zaak zijn verenigd in de zin van artikel 5:20 lid 1 sub e BW in combinatie met artikel 3:4 lid 1 BW. De hier besproken zinsnede houdt in zoverre dus een uitbreiding in van wat op 2 april 2013 op grond van de notariële akte door [familie A] aan [geïntimeerden] is overgedragen, en niet een beperking zoals [appellanten] lijken voor te staan. Concreet is de betekenis hiervan dat het door [familie A] geplaatste hek dat zich op het in 2013 aan [geïntimeerden] overgedragen perceel met nummer [kadastrale aanduiding A] bevindt, ook eigendom is geworden van [geïntimeerden]
Parl. Gesch. Boek 5, p. 197; HR 2 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1438). Naar het oordeel van het hof betreft de kwestie in deze zaak een geschil waarbij niet onzeker is waar de grens tussen de onderscheiden percelen van [geïntimeerden] respectievelijk [appellanten] gelegen is. Die grens is immers bevestigd door het kadaster. Uit wat hiervoor is overwogen volgt echter dat het vermoeden van het eerste lid van artikel 5:47 BW door [geïntimeerden] is weerlegd. Het bepaalde in artikel 3:119 BW biedt zodoende geen grond voor afwijking van hetgeen het hof in het voorgaande heeft overwogen over de omvang van het aan [geïntimeerden] toekomende perceel, te weten met inbegrip van de strook grond.