Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10395609 CV EXPL 1028)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met twee producties;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met productie;
- de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
De omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, is een uitzonderlijke, de volksgezondheid betreffende omstandigheid van algemene aard.
bedoelde omstandigheid zich voordoet, kan worden aangenomen dat de waarde van het gebruiksrecht van het gehuurde zo sterk is verminderd dat de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties van de verhuurder en de huurder in ernstige mate is verstoord.”
Het omzetverlies dient daarom te worden bepaald voor het huurobject waarop de overeenkomst betrekking heeft. Het gaat dus niet om de omzet die de huurder met andere activiteiten heeft behaald of de omzet die door met de huurder gelieerde vennootschappen is behaald.” Lumiere heeft onvoldoende aangevoerd om daarvan in dit geval af te wijken. Zo heeft Lumiere niet onderbouwd dat de online omzet (bij een andere vennootschap) binnen het concern is gestegen als gevolg van de coronacrisis. Een evident causaal verband tussen hogere online omzet en de coronacrisis (zoals bijvoorbeeld bij de verkoop van beeldschermen en computers om thuis te werken), ontbreekt bij de verkoop van kleding. WE Netherlands heeft in dit kader toegelicht dat over het algemeen in de coronaperiode juist minder kleding werd gekocht omdat er minder gelegenheden waren om naartoe te gaan en mensen vaker thuis zaten in hun joggingpak. Anders dan in de Media Markt zaak (Rechtbank Den Haag 15 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:15644) is in dit geval niet vast komen te staan dat sprake is van groei van het concern die (mede) het gevolg is geweest van de coronacrisis.
5.20.3 Het omzetverlies als gevolg van de coronacrisis fungeert, kort gezegd, als uitdrukking van de aantasting van het huurgenot (de exploitatiemogelijkheid) door de coronacrisis. Indien het beroep op art. 6:258 BW hierop wordt gegrond (…), dan is er in beginsel geen reden om ook voor de periode na afloop van de beperkende maatregelen in te grijpen in de overeenkomst.