Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde sub 1] ,wonend te [woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 2] ,wonend te [woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 3] ,wonend te [woonplaats] (Duitsland),
[geïntimeerde sub 4] ,
[geïntimeerde sub 5] ,
[geïntimeerde sub 6] ,
[geïntimeerde sub 7] ,
[geïntimeerde sub 8] ,
[geïntimeerde sub 9] ,
[geïntimeerde sub 10] ,
[geïntimeerde sub 11] ,
[geïntimeerde sub 12] ,
[geïntimeerde sub 13] ,
[geïntimeerde sub 14] ,
[geïntimeerde sub 15] ,
[geïntimeerde sub 16] ,
[geïntimeerde sub 17] ,
[geïntimeerde sub 18] ,
[geïntimeerde sub 19] ,
[geïntimeerde sub 20] ,
[geïntimeerde sub 21] ,
[geïntimeerde sub 22] ,
[geïntimeerde sub 23] ,
[geïntimeerde sub 24] ,
[geïntimeerde sub 25] ,
[geïntimeerde sub 26] ,
9.Het verdere geding in hoger beroep
10.De verdere beoordeling
nieuweoverzichten overgelegd, voorzien van inmiddels met de Chauffeurs gedeelde onderliggende informatie (zie onderdeel 6.2. van het tussenarrest van 30 januari 2024). Op basis daarvan en de daartegen gemaakte vele bezwaren aan de zijde van de Chauffeurs, als alle nader te beoordelen, zal het hof de vordering van iedere chauffeur vast gaan stellen.
Het hof zal hierbij niet de oorspronkelijke berekeningen van de Chauffeurs tot uitgangspunt nemen, nu daarin geen rekening is gehouden met de reeds beslechte uitgangspunten, zoals de vaststelling dat het loon betreffende atv dagen enerzijds en (bovenwettelijke) vakantiedagen anderzijds op verschillende wijze dient te worden berekend.
Wel zullen berekeningen van de Chauffeurs op individueel niveau bij de beoordeling worden betrokken, in het bijzonder de berekeningen die zijn overlegd na het tussenarrest van 14 maart 2023 en de daarin vervatte gegevens waarin wordt ingegaan op de door [appellante] overgelegde gegevens.
Als argument heeft [appellante] aanvankelijk aangevoerd dat de bewaartermijn(en) van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) hiertoe noopten. Dit heeft [appellante] later verduidelijkt met de stelling dat de vernietiging van de betreffende verlofkaarten in 2017 werd geëist door een overnemende partij, wederom in verband met de AVG.
De Chauffeurs stellen vast dat 3,5 atv dag ineens wel op de nieuwe verlofkaarten opduikt, terwijl dat op de oorspronkelijke kaarten niet zo was. Blijkbaar zijn de nieuwe verlofkaarten ingericht om het standpunt van [appellante] te ondersteunen. De Chauffeurs verzoeken om de nieuwe verlofkaarten voor 2013 en 2014 in ieder geval buiten beschouwing te laten.
Het hof begrijpt evenwel dat de ritregistraties en loonstroken wel zijn behouden en dat op basis van de ritregistraties de reconstructie is vervaardigd.
Dat daarbij alsnog ook rekening is gehouden met het door het hof gemaakte onderscheid tussen vakantiedagen enerzijds en atv-dagen anderzijds acht het hof niet bezwaarlijk. Het gaat er immers om vast te stellen welke verhoging per genoten vakantiedag (in brede zin) iedere chauffeur per jaar in de periode 2012-2018 nog toekomt. Voor een atv-dag geldt immers geen verhoging en volstaat derhalve het basisuurloon.
Gezien de onweersproken herkomst van de pkb-uren en het feit dat het hof eerder heeft geoordeeld dat bovenwettelijke vakantiedagen ook als vakantiedagen moeten worden behandeld, dienen in de onderhavige procedure de pkb-uren te worden aangemerkt als vakantie-uren, ook in het kader van de afkoop.
Het hof vindt hiervoor steun in HR 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:816, in het bijzonder de volgende passage:
r.o. 3.1.2
(…) Deze klachten falen. Of een vrijetijdsaanspraak heeft te gelden als vakantie in de zin van art. 7:634 BW hangt ervan af of deze aanspraak tot doel heeft de werknemer betaald verlof te verschaffen in verband met de werkbelasting die op hem drukt. Het komt er daarbij op aan of de vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning bedoeld is om de werknemer in verband met zijn werkbelasting gelegenheid te bieden voor rust en ontspanning. Indien de vrijetijdsaanspraak met dit doel is toegekend, verandert de aard van deze aanspraak niet als de toegekende uren vervolgens worden ingezet voor andere doeleinden.
iederegenoten vrije dag in de relevante periode alsnog aanspraak kunnen maken op de Europeesrechtelijk voorgeschreven verhoging van het vakantieloon voor (bovenwettelijke) vakantiedagen, nu in de verlofkaarten toentertijd geen onderscheid werd gemaakt tussen vakantiedagen en atv-dagen, geldt - mede gezien het door [appellante] gevoerde verweer - het volgende.
In de opdracht als hiervoor herhaald en opgenomen in onderdeel 4.62. van het tussenarrest van 14 maart 2023 ligt besloten dat het hof uitsluitend de verhoging zal toewijzen voor ‘vakantiedagen’ (inclusief bovenwettelijke vakantiedagen) als bestreken door de Europese richtlijn. Anders zou [appellante] geen onderscheid hebben hoeven te maken tussen vakantiedagen en atv-dagen in de nieuwe overzichten/berekeningen. Vertrouwen tegen de bedoeling van de Europese wetgever in – zo ‘vertrouwen’ al aan de orde is, gezien de in de CAO getroffen regelingen en daaruit voortvloeiende vakantiedagen als bedoeld in de richtlijn – kan in dit kader niet tot enige toewijzing leiden.
In de eigen woorden van [appellante] : “
Om de toeslag per uur te berekenen is het totaal aan ontvangen onregelmatigheidstoeslagen en overwerkvergoedingen gedeeld door het aantal gewerkte uren. Dit betreffen de daadwerkelijk aantal gewerkte uren”.
nietalle gemaakte uren), met rekenvoorbeelden ter verduidelijking in punt 22 van hun antwoordakte na tussenarrest c.a. van 9 mei 2023. De Chauffeurs stellen dat aldus wordt aangesloten bij de vergoeding die de chauffeur ontvangt in het referentiejaar – en die de verhoging in beginsel bepaalt – en dat de methode die [appellante] hanteert tot een lagere verhoging leidt.
qua beloning vergelijkbaar” van het Hof van Justitie, zoals neergelegd in HvJ 13 januari 2022 (C-514/20) inzake DS tegen Koch Personalsdienstleistungen (ECLI:EU:C:2022:19) (o.m. r.o.33-34 en 43) en eerder in HvJ 13 december 2018 (C-385/17) inzake Hein tegen Holzkamm GmbH & Co (ECLI:EU:C:2018:1018) (r.o. 33 “qua beloning vergelijkbaar’).
Voorts laat het hof meewegen dat ook het Hof Den Haag in het arrest van 26 november 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:2307), r.o. 6.14-6.16 heeft gekozen voor de rekenmethode als door de Chauffeurs verdedigd, om de redenen als hiervoor benoemd.
In de CAO wordt ten aanzien van de periode vóór 1 januari 2019 uitdrukkelijk de mogelijkheid geschapen voor werknemers om een vaststellingsovereenkomst te sluiten (zie het tussenarrest van 14 maart 2023, onderdeel 3.5. en 3.6.) dan wel, zoals in de zaak als thans te beoordelen, alsnog middels een procedure het nog te verkrijgen bedrag aan achterstallige verhoging over het vakantieloon te laten vaststellen. Ook om die reden ligt het niet voor de hand in deze procedure bij de nieuwe regeling bij wijze van aanvulling op grond van de redelijkheid en billijkheid aansluiting te zoeken.
qua beloning vergelijkbaar” (zie hiervoor) en getuigt overigens van weinig welwillendheid, als door een goed werkgever wel te betrachten.
niet lager is dan het gewone loon dat zij in perioden van daadwerkelijke arbeid gemiddeld ontvangen”.
rekenkundigbehoren tot de categorie ‘toeslagen’ (die op zich altijd tot een verhoging als zodanig leiden).
In onderdeel 4.34. van het eerste tussenarrest heeft het hof immers geoordeeld dat van overuren in zijn algemeenheid sprake is wanneer de 40 uren in de week worden overschreden, hetgeen inhoudt dat voor de vraag of de vergoeding voor overuren een belangrijk onderdeel van het loon vormt (het soortelijk gewicht van deze uren) deze uren moeten meetellen. Voor de bepaling van het verhogingsbedrag als zodanig tellen ze maar één keer mee (bij toeslagen).
[appellante] heeft dit punt niet apart betwist en haar algemene bezwaren zijn al in het kader van de wettelijke rente in algemene zin beslecht.
De vordering ook wettelijke rente toe te kennen over de verhoging is derhalve in beginsel toewijsbaar – en wel op gelijke wijze als voor de ‘vermeerdering’ zelf bepaald, zie onderdeel 4.56. van het tussenarrest van 14 maart 2023, dus vanaf 1 januari van het opvolgende kalenderjaar - en zal derhalve bij de vaststelling van het aan iedere chauffeur per jaar toekomende bedrag worden betrokken.
Overigens is de weergave van grief V van de Chauffeurs in onderdeel 4.55 van het tussenarrest van 14 maart 2023 onvolledig door het hof opgenomen, nu de Chauffeurs tevens hebben gevorderd alsnog de wettelijke rente toe te wijzen vanaf – kort gezegd – de respectieve vervaldatum per maand waarin vakantie is genoten (zie de Akte vermeerdering eis van 20 juni 2019 punt 4), nu zij bij memorie van grieven in incidenteel appel (onderdeel 360) hebben gepersisteerd bij toewijzing van hetgeen eerder is gevorderd.
Het hof heeft vervolgens hierop in onderdeel 4.56 van voormeld tussenarrest beslist als aldaar vermeld.
exacteaantal atv-dagen per chauffeur, zeker indien dit een herberekening ten opzichte van een eerdere productie (productie 13 bij conclusie van dupliek) betreft, waarvan het hof heeft bepaald dat de Chauffeurs daarop niet meer hoeven te reageren (zie onderdeel 4.62 van het tussenarrest van 14 maart 2023) omdat er nieuwe berekeningen moeten worden gemaakt waarin rekening is gehouden met hetgeen het hof al heeft beslist.
De atv- en knv-uren tellen voor de berekening van het door [appellante] nog verschuldigde
Uit het overzicht blijkt voorts dat [geïntimeerde sub 1] geen pkb-uren heeft opgenomen in 2018 maar deze heeft afgekocht en nu niet anders is gesteld of gebleken gaat het hof ervan uit dat daarvoor de volledige in de CAO opgenomen vergoeding is betaald (zie eerder onderdeel 10.4.6.).
conform de [geïntimeerde sub 1] criteria”, in plaats van steeds tekstueel dezelfde overwegingen te herhalen, en daarbij vervolgens verwijzen naar de relevante producties die aan de respectieve berekening ten grondslag zijn gelegd.
- Voor 2013 225 uur maal € 11,47, zijnde € 2.580,75 bruto;
- Voor 2014 224 uur maal € 11,00, zijnde € 2.464,00 bruto ;
- Voor 2015 224 uur maal € 10,88, zijnde € 2.437,12 bruto;
- Voor 2016 224 uur maal € 11,12, zijnde € 2.490,88 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 11,95, zijnde € 2.676,80 bruto;
- Voor 2018 224 uur maal € 13,18, zijnde € 2.953,32 bruto.
- Voor 2014 208 uur maal € 10,06, zijnde € 2.092,48 bruto;
- Voor 2015 216 uur maal € 9,66, zijnde € 2.086,56 bruto;
- Voor 2016 216 uur maal € 8,99, zijnde € 1.941,84 bruto;
- Voor 2017 216 uur maal € 9,92, zijnde € 2.142,72 bruto;
- Voor 2018 216 uur maal € 9,59, zijnde € 2.071,44 bruto.
- Voor 2013 216 uur maal € 9,15, zijnde € 1.976,40 bruto;
- Voor 2014 208 uur maal € 10,21, zijnde € 2.123,68 bruto ;
- Voor 2015 208 uur maal € 9,28, zijnde € 1.930,24 bruto;
- Voor 2016 216 uur maal € 10,14, zijnde € 2.190,24 bruto;
- Voor 2017 216 uur maal € 11,12, zijnde € 2.401,92 bruto;
- Voor 2018 216 uur maal € 12,36, zijnde € 2.669,76 bruto.
- Voor 2015 224 uur maal € 9,71, zijnde € 2.175,04 bruto;
- Voor 2016 236 uur maal € 12,17, zijnde € 2.872,12 bruto;
- Voor 2017 208 uur maal € 13,66, zijnde € 2.841,28 bruto;
- Voor 2018 196 uur maal € 14,02, zijnde € 2.747,92 bruto.
- Voor 2014 268 uur maal € 9,51, zijnde € 2.548,68 bruto;
- Voor 2015 216 uur maal € 9,43, zijnde € 2.036,88 bruto;
- Voor 2016 224 uur maal € 9,12, zijnde € 2.042,88 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 9,58, zijnde € 2.145,92 bruto;
- Voor 2018 224 uur maal € 10,77, zijnde € 2.412,48 bruto.
- Voor 2014 220 uur maal € 8,58, zijnde € 1.887,60 bruto;
- Voor 2015 292 uur maal € 8,44, zijnde € 2.464,48 bruto;
- Voor 2016 279,5 uur maal € 7,62, zijnde € 2.129,79 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 9,42, zijnde € 2.110,08 bruto;
- Voor 2018 216 uur maal € 8,53, zijnde € 1.842,48 bruto.
- Voor 2013 264 uur maal € 10,53, zijnde € 2.779,92 bruto;
- Voor 2014 224 uur maal € 10,86, zijnde € 2.432,64 bruto;
- Voor 2017 303 uur maal € 8,82, zijnde € 2.672,46 bruto.
€ 84,24.
Voor de vraag van het soortelijk gewicht van de overuren (25% of niet) kijkt het hof naar de verhouding daadwerkelijk verdiende overurenvergoedingen ten opzichte van daadwerkelijk gewerkte basisuren (zie onderdeel 10.6.5.).
Nu [appellante] zelf de gestelde extra gemiddelde vergoedingen voor overwerk als ontvangen tijdens ziekte niet waarneembaar in haar berekening heeft verwerkt – ondanks de bij eerste tussenarrest geboden mogelijkheid eindelijk openheid van zaken te geven - en voor de verhouding alleen kijkt naar de feitelijk betaalde overwerkvergoeding in relatie tot de totaal uitbetaalde uren, zal het hof de door [geïntimeerde sub 7] in productie 148 daadwerkelijk aan overwerk ontvangen gemiddelde bedragen (in relatie tot de basisuren) in de respectieve referentiejaren tot uitgangspunt nemen.
Gesteld noch gebleken is overigens dat deze gemiddelde bedragen afwijken van de door [appellante] gestelde gemiddelde vergoeding voor overwerk als uitbetaald tijdens ziekte. Ook deze bedragen zouden voorts mee moeten tellen bij de berekening van de gemiddelde verhoging zoals door [appellante] bepleit, anders dan [appellante] lijkt aan te nemen. In ieder geval is er geen reden naast het referentiejaar ook het vakantiejaar zelf - voor zover het gaat om het al dan niet ontvangen van enige verhoging – te onderwerpen aan de 25% eis.
Bij de vaststelling van de verhoging voor de respectieve jaren zal het hof de hoogte van het gemiddelde verhogingsbedrag in het referentiejaar overigens niet nog verder corrigeren zoals door [geïntimeerde sub 7] bepleit. Ook hier gaat het immers om “
qua beloning vergelijkbaar”en wil het hof aansluiten – gezien het voorgaande - bij de berekening die gebaseerd is op de ‘echte’ verhouding tussen ontvangen vergoedingen ten opzichte van basisuren
.
- Voor 2014 216 uur maal € 9,44, zijnde € 2.039,04 bruto;
- Voor 2015 216 uur maal € 9,49, zijnde € 2.049,84 bruto;
- Voor 2016 224 uur maal € 9,80, zijnde € 2.195,20 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 10,08, zijnde € 2.257,92 bruto;
- Voor 2018 224 uur maal € 10,13, zijnde € 2.269,12 bruto.
- Voor 2013 64 uur maal € 12,70, zijnde € 812,80 bruto;
- Voor 2014 336 uur maal € 13,52, zijnde € 4.542,72 bruto;
- Voor 2015 264 uur maal € 15,49, zijnde € 4.089,36 bruto;
- Voor 2016 104 uur maal € 13,94, zijnde € 1.449,76 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 13,14, zijnde € 2.943,36 bruto;
- Voor 2018 296 uur maal € 15,34, zijnde € 4.540,64 bruto
- Voor 2014 192 uur maal € 10,01, zijnde € 1.921.92 bruto;
- Voor 2015 192 uur maal € 9,54, zijnde € 1.831,68 bruto;
- Voor 2016 176 uur maal € 10,53, zijnde € 1.853,28 bruto;
- Voor 2017 232 uur maal € 11,12, zijnde € 2.579,84 bruto;
- Voor 2018 208 uur maal € 11,01, zijnde € 2.290,08 bruto.
- Voor 2014 168 uur maal € 10,43, zijnde € 1.752,24 bruto ;
- Voor 2015 232 uur maal € 9,84, zijnde € 2.282,88 bruto;
- Voor 2016 192 uur maal € 10,23, zijnde € 1.964,16 bruto;
- Voor 2017 192 uur maal € 11,02, zijnde € 2.115,84 bruto;
- Voor 2018 224 uur maal € 11,38, zijnde € 2.549,12 bruto.
- Voor 2013 200 uur maal € 10,30, zijnde € 2.060,= bruto;
- Voor 2014 296 uur maal € 10,21, zijnde € 3.022,16 bruto;
- Voor 2015 192 uur maal € 10,19, zijnde € 1.956,48 bruto;
- Voor 2017 216 uur maal € 10,71, zijnde € 2.313,36 bruto.
|zijnde € 2.412,72 bruto, als eveneens toekomend aan [geïntimeerde sub 12] .
Het door [geïntimeerde sub 12] rekenkundig becijferde gemiddelde voor 2015 is niet door [appellante] als zodanig weersproken.
Gezien de in productie 153 aan de zijde van de Chauffeurs genoemde bedragen als verhoging per vakantie uur in 2016 en de in productie 91d van de zijde van [appellante] opgegeven vakantie uren voor 2016 komt [geïntimeerde sub 12] over 2016 toe 240 uur maal € 10,57, zijnde
€ 2.536,80 bruto.
- Voor 2014 72 uur maal € 9,37, zijnde € 674,64 bruto;
- Voor 2015 164 uur maal € 9,37, zijnde € 1.536,68 bruto;
- Voor 2016 268 uur maal € 12,09, zijnde € 3.240,12 bruto;
- Voor 2017 176 uur maal € 12,91, zijnde € 2.272,16 bruto;
- Voor 2018 240 uur maal € 14,51, zijnde € 3.482,40 bruto.
- Voor 2014 238,5 uur maal € 10,12, zijnde € 2.413,62 bruto;
- Voor 2015 200 uur maal € 9,05, zijnde € 1.810,= bruto;
- Voor 2016 200 uur maal € 9,75, zijnde € 1.950,= bruto;
- Voor 2017 200 uur maal € 10,36, zijnde € 2.072,= bruto;
- Voor 2018 200 uur maal € 12,73, zijnde € 2.546,= bruto.
- Voor 2014 88 uur maal € 11,49, zijnde € 1.011.12 bruto;
- Voor 2015 72 uur maal € 11,49, zijnde € 827,28 bruto;
- Voor 2016 96 uur maal € 13,63, zijnde € 1.308,48 bruto;
- Voor 2017 460 uur maal € 15,22, zijnde € 7.001,20 bruto;
- Voor 2018 104 uur maal € 16,59, zijnde € 1.725,36 bruto.
- Voor 2014 176 uur maal € 11,38, zijnde € 2.002,88 bruto;
- Voor 2015 244 uur maal € 11,39, zijnde € 2.779,16 bruto;
- Voor 2016 192 uur maal € 12,81, zijnde € 2.459,52 bruto;
- Voor 2017 208 uur maal € 13,78, zijnde € 2.866,24 bruto;
- Voor 2018 168 uur maal € 13,89, zijnde € 2.333,52 bruto.
- Voor 2013 200 uur maal € 9,68, zijnde € 1.936,= bruto;
- Voor 2014 204 uur maal € 7,53, zijnde € 1.536,12 bruto;
- Voor 2015 200 uur maal € 6,75, zijnde € 1.350,= bruto;
- Voor 2016 196 uur maal € 6,63, zijnde € 1.299,48 bruto;
- Voor 2017 204 uur maal € 9,33, zijnde € 1.903,32 bruto;
- Voor 2018 200 uur maal € 9,93, zijnde € 1986,= bruto.
- Voor 2014 136 uur maal € 8,48, zijnde € 1.153,28 bruto;
- Voor 2015 240 uur maal € 8,24, zijnde € 1.977,60 bruto;
- Voor 2016 192 uur maal € 6,88, zijnde € 1.320,96 bruto;
- Voor 2017 220 uur maal € 8,73, zijnde € 1.920,60 bruto;
- Voor 2018 256 uur maal € 9,80, zijnde € 2.508,80 bruto.
- Voor 2013 216 uur maal € 8,76, zijnde € 1.892,16 bruto;
- Voor 2014 232 uur maal € 10,04, zijnde € 2.329,28 bruto ;
- Voor 2015 252 uur maal € 9,19, zijnde € 2.315,88 bruto;
- Voor 2016 260 uur maal € 8,67, zijnde € 2.254,20 bruto;
- Voor 2017 422 uur maal € 9,14, zijnde € 3.857,08 bruto;
- Voor 2018 144 uur maal € 10,95, zijnde € 1.576,80 bruto.
- Voor 2014 216 uur maal € 8,21, zijnde € 1.773,36 bruto;
- Voor 2015 224 uur maal € 7,65, zijnde € 1.713,60 bruto;
- Voor 2016 224 uur maal € 8,24, zijnde € 1.845,76 bruto;
- Voor 2017 224 uur maal € 9,10, zijnde € 2.038,40 bruto;
- Voor 2018 138 uur maal € 9,49, zijnde € 1.309,62 bruto.
- Voor 2013 200 uur maal € 9,95, zijnde € 1.990,= bruto;
- Voor 2014 258,50 uur maal € 10,03, zijnde € 2.592,76 bruto;
- Voor 2015 144 uur maal € 9,66, zijnde € 1.391,04 bruto;
- Voor 2016 272 uur maal € 9,46, zijnde € 2.573,12 bruto;
- Voor 2017 123 uur maal € 10,55, zijnde € 1.297,65 bruto.
- Voor 2014 248 uur maal € 10,47, zijnde € 2.596,56 bruto;
- Voor 2015 251 uur maal € 10,61, zijnde € 2.663,11 bruto;
- Voor 2016 224 uur maal € 11,53, zijnde € 2.582,72 bruto;
- Voor 2017 216 uur maal € 11,78, zijnde € 2.544,48 bruto;
- Voor 2018 120 uur maal € 13,21, zijnde € 1.585,20 bruto.
- Voor 2013 260 uur maal € 11,08, zijnde € 2.880,80 bruto;
- Voor 2014 277 uur maal € 11,26, zijnde € 3.119,02 bruto;
- Voor 2015 130,14 uur maal € 9,66, zijnde € 1.257,15 bruto;
- Voor 2016 269,85 uur maal € 1,38, zijnde € 372,39 bruto;
- Voor 2017 200,01 uur maal € 1,46, zijnde € 292,01 bruto;
- Voor 2018 107,96 uur maal € 2,23, zijnde € 240,75 bruto.
- Voor 2013 192 uur maal € 9,05, zijnde € 1.737,60 bruto;
- Voor 2014 216 uur maal € 9,85, zijnde € 2.127,60 bruto;
- Voor 2015 248 uur maal € 9,69, zijnde € 2.403,12 bruto;
- Voor 2016 200 uur maal € 10,35, zijnde € 2.070,= bruto;
- Voor 2017 135 uur maal € 11,54, zijnde € 1.557,90 bruto.
- Voor 2013 208 uur maal € 10,79, zijnde € 2.244,32 bruto;
- Voor 2014 200 uur maal € 10,70, zijnde € 2.140,= bruto;
- Voor 2015 266 uur maal € 9,98, zijnde € 2.654,68 bruto.
- Voor 2013 240 uur maal € 9,90, zijnde € 2.376,= bruto;
- Voor 2014 212 uur maal € 9,70, zijnde € 2.056,40 bruto;
- Voor 2015 192 uur maal € 9,07, zijnde € 1.741,44 bruto;
- Voor 2016 117 uur maal € 9,38, zijnde € 1.097,46 bruto.
Hoewel een groot deel van de grieven in zowel principaal hoger beroep als het incidenteel hoger beroep niet slagen - het hof verwijst naar haar tussenarrest van 14 maart 2023 - zal het hof om praktische redenen en omdat integraal op de vorderingen van de Chauffeurs wordt beslist, het gehele vonnis vernietigen (inclusief het herstelvonnis als daarbij aansluitend).
De Chauffeurs hebben de procedure opgezet als collectieve procedure en pas in hoger beroep is door het hof geoordeeld dat iedere totaalvordering van de respectieve chauffeur op zich staat.
Het hof zal dan ook één proceskostenveroordeling uitspreken per instantie, dus zowel voor de eerste aanleg als voor het hoger beroep. Hierbij zal echter het tarief conform het liquidatietarief gezien de aard van de zaak worden bepaald aan de hand van de totale bruto som der toegewezen vorderingen, derhalve op tarief voor € 200.000,= tot € 400.000,=
De kosten van de incidenten in eerste aanleg vormen overigens geen voorwerp van het hoger beroep.
- Explootkosten : € 304,43
- griffierecht : € 1.471,=
- salaris gemachtigden (2 punten ad € 872,=) : € 1.744,=
- griffierecht : € 1.756,= ;
- salaris advocaten ( 3 punten ad € 4.428,=) : € 13.284;
- nakosten : € 178,=
11.De uitspraak
€ 3.519,43te betalen binnen 14 dagen na heden;
€ 15.218,=,te betalen binnen 14 dagen na heden. Als [appellante] niet tijdig aan de veroordelingen in dit arrest voldoet en het arrest daarna wordt betekend, dan moet [appellante] € 92,= extra betalen vermeerderd met de kosten van betekening;
- Voor 2013 € 2.580,75 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.464,00 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.437,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.490,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.676,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.953,32 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 2.092,48 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2086,56 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.941,84 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.142,72 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.071,44 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 1.976,40 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.123,68 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.930,24 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.190,24 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.401,92 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.669,76 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.415,04 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015
- Voor 2015 € 2.175,04 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.872,12 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.841,28 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.747,92 bruto, vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019.
- Voor 2014 € 2.548,68 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- voor 2015 € 2.036,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.042,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.145,92 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.412,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.887,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- voor 2015 € 2.464,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.129,79 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.110,08 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.842,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2012 € 84,24 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2013;
- Voor 2013 € 2.779,92 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.432,64 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.163,68 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 564,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.672,46 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.276,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 2.039,04 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.049,84 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.195,20 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.257,92 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.269,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 812,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 4.542,72 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 4.089,36 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.449,76 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.943,36 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 4.540,64 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.921,92 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.831,68 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.853,28 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.579,84 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.290,08 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.752,24 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.282,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.964,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.115,84 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.549,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 2.060,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 3.022,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.956,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.536,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.313,36 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.412,72 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 674,64 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.536,68 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 3.240,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.272,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 3.482,40 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 2.413,62 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.810,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.950,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.072,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.546,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.011.12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 827,28 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.308,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 7.001,20 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.725,36 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 2.002,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.779,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.459,52 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.866,24 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.333,52 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019.
- Voor 2013 € 1.936,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 1.536,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.350,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.299,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 1.903,32 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1986,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.153,28 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.977,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.320,96 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 1.920,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 2.508,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 1.892,16 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.329,28 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.315,88 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.254,20 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 3.857,08 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.576,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2014 € 1.773,36 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.713,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.845,76 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.038,40 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.309,62 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 1.990,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.592,76 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.391,04 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.573,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 1.297,65 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2014 € 2.596,56 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.663,11 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.582,72 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 2.544,48 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 1.585,20 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 2.880,80 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 3.119,02 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.257,15 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 372,39 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 292,01 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2018 € 240,75 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2019;
- Voor 2013 € 1.737,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.127,60 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.403,12 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 2.070,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;
- Voor 2017 € 1.557,90 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2018;
- Voor 2013 € 2.244,32 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.140,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 2.654,68 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2013 € 2.376,= bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2014;
- Voor 2014 € 2.056,40 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2015;
- Voor 2015 € 1.741,44 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2016;
- Voor 2016 € 1.097,46 bruto vermeerderd met een wettelijke verhoging van 20% en met de wettelijke rente over beide brutobedragen vanaf 1 januari 2017;