ECLI:NL:GHSHE:2025:1265

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
20-002406-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor smaadschrift met betrekking tot gemeente Tholen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor smaadschrift. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren opgelegd, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdediging heeft primair bepleit dat de dagvaarding nietig verklaard moet worden en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2023 te Tholen de eer en goede naam van de gemeente Tholen en haar medewerkers heeft aangerand door beschuldigingen van omkoping en manipulatie te uiten tijdens een openbare hoorzitting. Het hof heeft geoordeeld dat de tenlastelegging nietig is voor een deel, maar dat de verdachte wel degelijk smaadschrift heeft gepleegd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 261 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002406-23
Uitspraak : 7 mei 2025
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 24 augustus 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-105261-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van smaadschrift veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de inleidende dagvaarding (deels) nietig verklaart en het openbaar ministerie voorts niet-ontvankelijk zal verklaren. De verdediging heeft subsidiair integrale vrijspraak dan wel ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Meer subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging bepleit dat aan de verdachte met toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht (Sr) geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof komt tot een partiële vernietiging van de dagvaarding en tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 19 januari 2023 te Tholen, althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van de gemeente Tholen en/of het college van burgemeester en wethouders en/of burgemeester [benadeelde 1] en/of andere medewerker(s) van de gemeente Tholen en/of [benadeelde 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door ter openbare zitting een verklaring voor te dragen waarin zij, verdachte, verklaarde:
-"De gemeente Tholen is omgekocht en voortdurend gemanipuleerd door ons. (…) Bij de gemeente Tholen is de gemeentesecretaris [benadeelde 2] omgekocht. Hij heeft twee bedragen ontvangen voor zijn inbreng. Eind 2011 35.000 euro en twee jaar later, eind 2013, 25.000 euro. (…) [betrokkene 1] had direct contact met [benadeelde 2] en ook met de gemeentegriffier [betrokkene 2] en de jurist [betrokkene 3] . Er zijn diverse ontmoetingen en gesprekken geweest met [benadeelde 2] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . (…) Ik ben zelf ook een keer op het gemeentehuis geweest en heb daar [benadeelde 2] en [betrokkene 2] ontmoet", en/of
-"Daarnaast is de gemeente gemanipuleerd om ervoor te zorgen dat de activiteiten van de praktijk gestaakt zouden moeten worden in verband met het bestemmingsplan zogenaamd naar aanleiding van klachten van de omwonenden. (…) We hadden de gemeentesecretaris in onze pocket", en/of
-"Om [betrokkene 4] nog verder te ontmantelen is ervoor gezorgd dat hij geen uitkering kreeg en dus financieel verder aan de grond raakte. De gemeente is diverse malen hiervoor bezocht door ons. (…) Er zijn diverse verzoeken gedaan aan de gemeente die als gevolg van de connectie van de groepering met de gemeente niet gehonoreerd zijn. De communicatie tussen de gemeente en [betrokkene 4] , maar ook [betrokkene 5] en mevrouw [betrokkene 6] , werden en worden nauwgezet gevolgd door [betrokkene 1] en er wordt door de groepering ingegrepen zodra dit noodzakelijk is. Hierdoor heeft [betrokkene 4] tot op de dag van vandaag nog geen uitkering gekregen waar hij recht op heeft".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de inleidende dagvaarding
De verdediging heeft aangevoerd dat, voor zover de tenlastelegging jegens verdachte het verwijt met zich brengt dat de gemeente Tholen en/of het college van burgemeester en wethouders en/of de burgemeester [benadeelde 1] is of zijn omgekocht of gemanipuleerd, in ieder geval bij het derde gedachtestreepje niet is voldaan aan de eis van bepaaldheid als bedoeld ik artikel 261 Sr, nu de voorgelezen tekst met betrekking tot het derde gedachtestreepje geen ernstige feiten bevat en evenmin een duidelijk te onderkennen concrete gedraging is waarbij de betrokkenheid tot uitdrukking komt van aangeefster, burgemeester [benadeelde 1] en/of het college van burgemeester en wethouders.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van smaadschrift is onder meer vereist dat sprake is van de tenlastelegging van een "bepaald feit" als bedoeld in artikel 261 Sr. Daarvan is sprake indien het feit op een zodanige wijze door het openbaar ministerie is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging van een ander aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het "feit" niet het gedrag van die ander betreft, maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, als het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging van een bepaalde persoon (Vgl. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1171 en HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1556).
In het derde gedachtestreepje zijn de volgende teksten opgenomen die de verdachte ter openbare hoorzitting heeft voorgelezen: "Om [betrokkene 4] nog verder te ontmantelen is ervoor gezorgd dat hij geen uitkering kreeg en dus financieel verder aan de grond raakte. De gemeente is diverse malen hiervoor bezocht door ons. (?) Er zijn diverse verzoeken gedaan aan de gemeente die als gevolg van de connectie van de groepering met de gemeente niet gehonoreerd zijn. De communicatie tussen de gemeente en [betrokkene 4] , maar ook [betrokkene 5] en mevrouw [betrokkene 6] , werden en worden nauwgezet gevolgd door [betrokkene 1] en er wordt door de groepering ingegrepen zodra dit noodzakelijk is. Hierdoor heeft [betrokkene 4] tot op de dag van vandaag nog geen uitkering gekregen waar hij recht op heeft".
Naar het oordeel van het hof worden met geen van deze teksten duidelijk te onderkennen, concrete gedragingen van de gemeente Tholen dan wel medewerkers van de gemeente aangeduid. Aldus kunnen deze teksten als opgenomen in de dagvaarding niet worden aangemerkt als tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ in de zin van artikel 261 lid 1 Sr.
Het hof is derhalve van oordeel dat de tenlastelegging nietig dient te worden verklaard, voor zover betrekking hebbend op het derde gedachtestreepje.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft voorts bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard wegens de schending van de beginselen van goede procesorde, in het bijzonder het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging, het ‘ne bis in idem’ beginsel, het recht op een eerlijk proces en het gelijkheidsbeginsel.
Het hof overweegt als volgt.
Krachtens het in artikel 167, eerste lid, Sv neergelegde opportuniteitsbeginsel, is het aan het openbaar ministerie om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde - voor zover hier van belang met het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging, het ‘ne bis in idem’ beginsel, het recht op een eerlijk proces en het gelijkheidsbeginsel - om de reden dat geen redelijk handelend lid van het openbaar ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Ten aanzien van deze, tot terughoudendheid nopende, maatstaf gelden voor de rechter bij een eventuele beslissing tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie zware motiveringseisen. Daarbij dient een afweging plaats te vinden tussen het standpunt van het openbaar ministerie ten aanzien van het belang bij de onderhavige strafvervolging en de door de verdediging aangevoerde omstandigheden die tot het oordeel moeten leiden dat de vervolgingsbeslissing in strijd is met beginselen van een goede procesorde.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt dat de burgemeester van de gemeente Tholen, [benadeelde 1] , op 3 februari 2023 namens de gemeente Tholen jegens de verdachte aangifte van smaadschrift heeft gedaan. In de aangifte komt naar voren, kort gezegd, dat de verdachte op een openbare hoorzitting in het kader van een Wet open overheid (WOO) verzoek van 19 januari 2023 een verklaring heeft voorgelezen met allerlei beschuldigingen, waaronder die van omkoping en manipulatie, over de gemeente Tholen, haar gemeentesecretaris [benadeelde 2] en andere medewerkers van voornoemde gemeente. Voorts blijkt uit de aangifte dat de verdachte na het voorlezen van de verklaring, de verklaring aan de krant Eendrachtsbode heeft verstrekt
(dossierpagina’s 8-12). In de Eendrachtsbode is vervolgens op 26 januari 2023 een artikel gepubliceerd met de kop ‘ [stichting] beschuldigt gemeente nog eens van corruptie’
(dossierpagina 173).Naar aanleiding daarvan heeft de advocaat van de gemeente Tholen een sommatie naar de verdachte gestuurd met het verzoek aan hem te bevestigen dat de verdachte geen goede grond had om de beschuldigen te uiten, dat de verdachte hiervan afstand van neemt en dat de verdachte toezegt deze beschuldigen op geen enkele wijze meer te zullen herhalen
(dossierpagina’s 167-168).De verdachte heeft op 2 februari 2023 op deze brief geantwoord. Zij heeft in een brief onder andere naar voren gebracht dat er geen sprake is van onrechtmatige beschuldigingen, dat ze haar mond niet meer houdt en dat er nog veel meer verklaringen omtrent corruptie en omkopingen bij vele publieke instanties zullen volgen
(dossierpagina’s 169-170).
De verdachte is bij onherroepelijk vonnis in kort geding van 7 april 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:2339 verboden, kort gezegd, de uitlatingen omtrent de gemeente Tholen, [benadeelde 2] en/of andere medewerkers van de gemeente te uiten, te herhalen of te doen herhalen, op verbeurte van een dwangsom. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de verdachte bevolen een rectificatie in de krant te plaatsen, eveneens op verbeurte van een dwangsom.
Naar aanleiding van de aangifte van burgemeester [benadeelde 1] heeft het Openbaar Ministerie besloten om een strafzaak tegen de verdachte te starten.
Het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging (het verbod van willekeur) en het ‘ne bis in idem’ beginsel.
In deze zaak is niet gebleken van een inbreuk op het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging dan wel het ‘ne bis in idem’ beginsel. Het openbaar ministerie heeft, gelet op het vervolgingsmonopolie en het opportuniteitsbeginsel, naar aanleiding van de aangifte van de burgemeester van de gemeente Tholen besloten om een strafzaak tegen de verdachte te starten. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van de beschuldigingen die door verdachte jegens de gemeente en/of haar medewerker(s) zijn geuit, het door smaad(schrift) beschermde belang, te weten bescherming van de aanspraak die eenieder heeft op zijn eer en goede naam, en de omstandigheid dat verdachte ondanks een eerdere sommatie om zich te onthouden van het doen van smadelijke uitspraken jegens de gemeente en/of haar medewerkers bleef volharden in haar gelijk en duidelijk te kennen heeft gegeven in de toekomst haar mond niet zullen houden, het openbaar ministerie na afweging van alle relevante belangen in redelijkheid tot vervolging van de verdachte mocht overgaan. Dat hier sprake is van een zodanig uitzonderlijk geval dat dit zou moeten leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, zoals door de raadsman betoogd, is niet gebleken.
Voorts is niet gebleken dat de verdachte twee keer voor het zelfde feit is vervolgd (en terechtstaat). Dat verdachte, als gedaagde partij, op 2 maart 2023 door de gemeente Tholen tevens in een civielrechtelijke procedure is betrokken, maakt dit niet anders. Er is tenslotte evenmin een grond gebleken voor het oordeel dat het openbaar ministerie met de strafrechtelijke vervolging van verdachte disproportioneel heeft gehandeld.
Het recht op een eerlijk proces
Het verweer dat de verdachte zich in deze strafzaak niet kan verdedigen omdat zij dan dwangsommen zou moeten verbeuren, volgt het hof niet. De opgelegde dwangsom staat er immers niet aan in de weg dat de verdachte zich in de onderhavige strafzaak kan verdedigen tegen de verdenking zoals aan de orde.
Het gelijkheidsbeginsel
Het hof overweegt dat van schending van het gelijkheidsbeginsel slechts sprake is bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan sprake is geweest.
Conclusie
Het hof verwerpt het verweer in al haar onderdelen. Nu ook overigens geen andere feiten of omstandigheden zijn gebleken die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde voor zover na de hierboven overwogen partiële vernietiging nog aan de orde, heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 19 januari 2023 te Tholen de eer en/of de goede naam van de gemeente Tholen en/of andere medewerker(s) van de gemeente Tholen en/of [benadeelde 2] heeft aangerand, door tenlastelegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door ter openbare zitting een verklaring voor te dragen waarin zij, verdachte, verklaarde:
-"De gemeente Tholen is omgekocht en voortdurend gemanipuleerd door ons. (…) Bij de gemeente Tholen is de gemeentesecretaris [benadeelde 2] omgekocht. Hij heeft twee bedragen ontvangen voor zijn inbreng. Eind 2011 35.000 euro en twee jaar later, eind 2013, 25.000 euro. (…) en
-"Daarnaast is de gemeente gemanipuleerd om ervoor te zorgen dat de activiteiten van de praktijk gestaakt zouden moeten worden in verband met het bestemmingsplan zogenaamd naar aanleiding van klachten van de omwonenden. (…) We hadden de gemeentesecretaris in onze pocket".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte (partieel) vrijgesproken dient te worden, dan wel, bij toepassing van artikel 261 lid 3 Sr, ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte geen opzet had op het smadelijk handelen, maar zij slechts misstanden aan de kaak probeerde te stellen en dat er geen sprake is van “tenlastelegging van een bepaald feit” als bedoeld in art. 261 Sr.
Om met dit laatste te beginnen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het begrip “feit” in de betekenis van art. 261 Sr een als misdrijf te kwalificeren gedraging moet inhouden dan wel een gedraging die in het maatschappelijk verkeer als moreel verwerpelijk kan worden beschouwd. Er is sprake van “een bepaald feit” indien de tenlastelegging door de verdachte een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst, die het gedrag van de beschuldigde betreft.
Het hof stelt in dit verband vast dat de verdachte niet heeft ontkend dat zij de tenlastegelegde uitlatingen, zoals bewezen verklaard, heeft gedaan en daarvoor biedt het procesdossier ook overigens voldoende bewijs. Het hof is van oordeel dat bedoelde uitlatingen naar hun bewoordingen voldoende concreet zijn toegespitst op de gedraging(en) van de gemeente Tholen en/of haar medewerker(s) en naar hun bewoordingen jegens hen smadelijk en onnodig grievend zijn. Dat namens de gemeente en/of haar medewerker(s) aangifte is gedaan door de burgemeester terwijl zij ten tijde van de uitlatingen nog geen burgemeester was doet hieraan niet af en is ook overigens niet relevant.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Het hof volgt de raadsman ook niet in zijn verweer dat de verdachte met haar uitlatingen geen opzet had op het smadelijk handelen omdat zij slechts misstanden aan de kaak probeerde te stellen.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij degene is die de verklaring met verschillende beschuldigingen heeft geschreven, zij ook degene is die de verklaring vervolgens op een openbare zitting heeft voorgelezen, de tekst voor zich spreekt en zij volledig achter de tekst staat. Gelet hierop, alsmede op de inhoud en vorm van de uitlatingen, zoals daarvan blijkt uit het procesdossier, is het hof van oordeel dat de verdachte zich bewust was van de door haar gedane beschuldigingen jegens de gemeente Tholen, [benadeelde 2] en/of andere medewerkers van de gemeente. Het hof overweegt dat het niet anders kan zijn dat de verdachte de eer en goede naam van de gemeente en voornoemde personen heeft willen aantasten.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
II
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat het tenlastegelegde niet als smaadschrift bewezen kan worden, nu de verdachte haar uitlatingen deed in het kader van het publieke debat en haar handelen aldus viel onder het in artikel 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde recht, te weten het recht op vrijheid van meningsuiting.
Het hof is van oordeel dat de uitlatingen van de verdachte, gelet op de bewoordingen waarin zij zijn gedaan, zonder meer als smadelijk kunnen worden ervaren door degenen op wie de uitlatingen betrekking hebben. Het hof volgt de raadsman niet in zijn verweer dat de uitlatingen hun smadelijk karakter hebben verloren omdat de context waarin ze zijn gedaan, te weten tijdens een WOO-bijeenkomst, een bijdrage leveren aan het publieke debat over beweerdelijke misstanden in de gemeente en verdachte aldus, een gerechtvaardigd beroep kan doen op het door art. 10 EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van meningsuiting. De gemeente Tholen en/of haar werknemer(s) hebben er immers belang bij dat zij niet worden blootgesteld aan ongefundeerde verdachtmakingen waardoor hun eer en goede naam wordt aangetast. Dit klemt te meer nu verdachte de ernstige beschuldigingen van omkoping en manipulatie, die door de gemeente Tholen en/of haar medewerker(s) blijkens de aangifte uitdrukkelijk worden betwist, op geen enkele wijze met feiten heeft onderbouwd. Het hof acht de uitlatingen daarom onnodig grievend, waarmee de verdachte de grenzen van hetgeen in het licht van het in artikel 10 EVRM gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting toelaatbaar moet worden geacht, heeft overschreden. Dit betekent dat het tenlastegelegde als smaadschrift zal worden bewezen verklaard.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
III
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
smaadschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft verzocht met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het strafbare feit een eenmalige actie was, de verdachte first offender is en er sprake is van een tijdsverloop van twee jaren. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte afstand heeft genomen van [stichting] en deze zaak een grote impact op het leven van de verdachte heeft gehad.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. Ze heeft op een openbare hoorzitting allerlei beschuldigingen geuit jegens de gemeente Tholen, [benadeelde 2] en andere medewerkers van voornoemde gemeente. De uitlatingen van de verdachte zijn niet alleen disrespectvol voor de slachtoffers, ook zijn zij door de openbaarheid van de zitting bij het publiek in een ongunstig daglicht gesteld, waardoor zij in hun eer en goede naam zijn aangetast. Een dergelijke aanranding van iemands reputatie heeft doorgaans een grote negatieve impact op diens persoonlijke levenssfeer. Deze zaak vormt hierop geen uitzondering.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2025, waaruit blijkt dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof heeft evenzeer gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat uit de ter terechtzitting in hoger beroep overlegde brief van de verdachte blijkt dat ze haar woning in Sint-Philipsland te koop heeft staan omdat ze weg wil uit de gemeente Tholen. Ze wil niets meer met [stichting] te maken hebben en heeft afstand van alles en iedereen genomen. Voorts heeft ze in voornoemde brief naar voren gebracht dat ze van plan is om een nieuw leven in het buitenland op te bouwen en ze zich wil richten op haar kinderen.
Gelet op de ernst van het feit ziet het hof geen ruimte om, zoals is bepleit door de raadsman, met toepassing van artikel 9a Sr geen enkele straf of maatregel aan verdachte op te leggen. Alles overziende acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 261 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig, namelijk voor zover deze betrekking heeft op de tekst vermeld achter het derde gedachtestreepje van de tenlastelegging
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 7 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.A.T.M. Dekkers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.