ECLI:NL:GHSHE:2025:1194

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
200.346.669_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om opmaken geboorteakten en DNA-onderzoek voor drie kinderen

In deze zaak verzoekt de vrouw om het opmaken van geboorteakten voor drie kinderen, geboren op verschillende data in de gemeente [plaats]. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de kinderen in de genoemde gemeente zijn geboren. De vrouw heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank aangevochten, waarin haar verzoeken werden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is de vrouw niet verschenen, maar haar advocaat heeft verzocht om aanhouding van de zaak. Het hof heeft besloten om een DNA-verwantschapsonderzoek te bevelen om vast te stellen of de vrouw de biologische moeder van de kinderen is. De kosten van het onderzoek worden voorlopig ten laste van de Rijkskas gebracht, aangezien de vrouw procedeert op basis van een toevoeging. Het hof heeft ook een bijzondere curator benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 april 2025
Zaaknummer : 200.346.669/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/01/392021 FA RK 23-01534
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. K.R. Lieuw On,
tegen
de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente [plaats],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de ambtenaar
,
advocaat: mr. M.L.H. Monfrance.
Als belanghebbende merkt het hof aan:
de Advocaat-Generaal in het Ressortsparket ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de advocaat-generaal.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 3 oktober 2024, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vrouw geslaagd te achten in het bewijs van het haar opgelegde probandum en haar verzoeken in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, een en ander met veroordeling van de ambtenaar in de proceskosten van de procedures in eerste aanleg en hoger beroep.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 december 2024, heeft de ambtenaar verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar grieven ongegrond te verklaren c.q. de verzoeken van de vrouw af te wijzen, en, voor zover de vrouw daartegen grieven heeft gericht, de beschikking van de rechtbank, al dan niet onder verbetering of aanvulling van gronden, te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 september 2023.
2.4.
De mondelinge behandeling in hoger beroep is aangevangen op 19 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- mr. Lieuw On, namens de vrouw;
- de ambtenaar vertegenwoordigd door [betrokkene] en bijgestaan door mr. Monfrance.
2.4.1.
De vrouw, is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. De raad en de advocaat-generaal zijn met bericht van afmelding eveneens niet verschenen.
2.4.2.
Tijdens de mondeling behandeling heeft de advocaat van de vrouw vanwege het niet-verschijnen van de vrouw verzocht de zaak aan te houden en de vrouw nogmaals uit te nodigen voor een nadere mondelinge behandeling. Indien het hof de zaak niet zou aanhouden zag de advocaat van de vrouw zich genoodzaakt zich te onttrekken omdat hij niet wist of hij gemachtigd was het woord te voeren. Na een schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft het hof het verzoek om aanhouding gehonoreerd. Daarbij heeft het hof de advocaat van de vrouw verzocht om binnen één week het hof te informeren over of hij de vrouw blijft bijstaan, voor zover mogelijk met een bevestiging dat zij op de hoogte is van de voortgezette mondelinge behandeling.
Van deze mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat op 26 februari 2025 aan partijen en overige belanghebbenden is gezonden.
2.5.
Het hof heeft na de mondelinge behandeling kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V8-formulier d.d. 14 maart 2025 namens de vrouw;
  • het e-mailbericht met bijlage van 14 maart 2025 namens de ambtenaar.
2.6.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Lieuw On;
- de ambtenaar vertegenwoordigd door [betrokkene] en bijgestaan door mr. Monfrance;
- mr. E.D.I. Martens, advocaat-generaal;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.7.
Van de voortgezette mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt dat op 2 april 2025 aan partijen en overige belanghebbenden is gezonden. Daarbij is aan de advocaat van de vrouw verzocht om, gelet op de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling en voor het geval het hof toekomt aan de beoordeling van het bewijsaanbod, binnen één week het hof te laten weten of het verzoek om de vrouw als partijgetuige te horen wordt gehandhaafd.
2.8.
Het hof heeft na de voortgezette mondelinge behandeling kennisgenomen van de inhoud van het V8-formulier d.d. 7 april 2025 namens de vrouw.
3. De beoordeling
De feiten
3.1.
De vrouw heeft op 10 januari 2023 mondeling aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] verzocht om geboorteakten op te maken van drie kinderen. De vrouw heeft daarbij aangegeven dat deze kinderen uit haar zijn geboren op de navolgende data en door haar als volgt worden genoemd, te weten:
  • [minderjarige 1]op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2]op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3]op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij besluit van 9 maart 2023 met kenmerk [kenmerk] heeft de ambtenaar besloten het opmaken van de geboorteakten van de kinderen te weigeren. De ambtenaar heeft als reden vermeld dat niet met een (of meerdere) bewijsstuk(ken) is aangetoond dat de kinderen in [plaats] geboren zijn, op welke datum de kinderen zijn geboren, wie de biologische moeder van de kinderen is en wat de burgerlijke staat van de moeder is.
De procedure in eerste aanleg
3.3.
De vrouw heeft bij inleidend verzoek van 7 april 2023 verzocht:
I. voor recht te verklaren, althans vast te stellen, dat de in het verzoekschrift genoemde minderjarige kinderen uit de vrouw zijn geboren in de gemeente [plaats] op de respectievelijk in het verzoekschrift vermelde geboortedata:
II. het besluit van 9 maart 2023 met het kenmerk [kenmerk] van de ambtenaar te vernietigen:
III. de ambtenaar te gelasten om binnen twee weken na de uitspraak, althans binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, alsnog een akte van geboorte op te maken met betrekking tot de in het verzoekschrift genoemde uit de vrouw op respectievelijk in het verzoekschrift genoemde data in de gemeente [plaats] geboren minderjarigen;
IV. de griffier op te dragen een afschrift van de beschikking aan de belanghebbende partijen en in ieder geval aan de ambtenaar toe te zenden;
V. de ambtenaar te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de vrouw.
3.4.
De ambtenaar heeft verweer gevoerd en verzocht de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de verzoeken af te wijzen, kosten rechtens.
3.5.
Bij tussenbeschikking van 22 september 2023 is de vrouw, kort gezegd, toegelaten tot het leveren van bewijs door alle middelen rechtens, en in het bijzonder door het horen van getuigen, van haar stellingen dat de kinderen op de genoemde data in [plaats] zijn geboren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw afgewezen en bepaald dat elke partij de eigen kosten van de procedure draagt.
De procedure in hoger beroep
3.7.
De vrouw kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.8.
Bij het hof ligt de vraag voor of [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op de genoemde geboortedata in de gemeente [plaats] uit de vrouw zijn geboren, en of de gemeente [plaats] aldus dient over te gaan tot het opmaken van geboorteakten voor deze kinderen.
Standpunten
3.9.
De vrouw voert – samengevat en voor zover relevant – het volgende aan. De vrouw is toen zij 15 jaar oud was weggelopen van huis met haar vriend [vriend] omdat haar vriend niet in de smaak viel bij haar familie en zij bang was dat zij uitgehuwelijkt zou worden aan een andere partner. De vrouw is vervolgens tien jaar lang ‘vermist’ geweest. Zij heeft al die tijd in Nederland verbleven terwijl ze tegen haar vader en later tegen de politie zei dat ze in Frankrijk was. De vrouw is drie keer bij haar oudste broer [oudste broer] thuis, in [plaats] , bevallen. Hierbij werd zij geholpen door vroedvrouw [voedvrouw] en assistente [assistente] . De vrouw heeft van de geboortes eerder geen aangifte gedaan omdat zij bang was om ontdekt te worden.
De vrouw heeft bij de rechtbank getuigenbewijs geleverd. Deze verklaringen verschillen op ondergeschikte punten maar onmiskenbaar is dat de vrouw, en niet zomaar een andere vrouw, in [plaats] op de door de vrouw gestelde data is bevallen van de drie kinderen.
De rechtbank heeft ten onrechte de verzoeken van de vrouw afgewezen. De vrouw is van mening dat zij is geslaagd in de bewijsopdracht. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen ten onrechte in enkel verband en niet in onderlinge samenhang beoordeeld. Voorts valt niet in te zien waarom de kinderen niet kunnen worden ingeschreven bij gebreke van afdoende bewijs omtrent de exacte geboortedatum. De rechtbank is bovendien voorbijgegaan aan artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 februari 2010 (ECLI:NL:RBUTR:2010:BL3362). Gelet op dit artikel moeten de belangen van de kinderen de eerste overweging zijn. Artikel 8 IVRK behelst het recht op identiteit. Door het verzoek af te wijzen terwijl er uit de verklaring van de vrouw en de getuigen wel aanwijzingen volgen dat de kinderen geboren zijn in de respectieve perioden in [plaats] , wordt ten onrechte voorbij gegaan aan deze dwingende verplichtingen uit het IVRK. Tenslotte is de rechtbank er ten onrechte aan voorbij gegaan dat de kinderen inmiddels met de vrouw woonachtig zijn in [plaats] , waar zij vanaf 1 maart 2024 ook naar school gaan. De vrouw is ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente [plaats] . De kinderen zijn bekend bij Veilig Thuis en de huisarts aldaar. Als zodanig is in ieder geval een situatie aanwezig zoals bedoeld in artikel 1:19 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De vrouw biedt uitdrukkelijk aanvullend bewijs aan ten aanzien van het gegeven dat zij de vrouw is die is bevallen van de drie kinderen, dat de kinderen op de genoemde data en in de gemeente [plaats] zijn geboren. Zij wil dat zijzelf, [voedvrouw] , [assistente] , [oudste broer] en de vader van de kinderen als getuigen worden gehoord.
De vrouw is van mening dat de ambtenaar veroordeeld had moeten worden in de proceskosten nu deze welbewust heeft nagelaten conform artikel 3 IVRK de belangen van de kinderen de eerste overweging te laten zijn. De vrouw wordt in hoger beroep nodeloos op kosten gejaagd.
3.10.
De ambtenaar voert – samengevat en voor zover relevant – het volgende aan. De ambtenaar heeft de taak de juistheid van de akten in de registers van de burgerlijke stand zo goed mogelijk te waarborgen. Het is van belang dat akten van de burgerlijke stand de juiste gegevens bevatten omdat deze in het maatschappelijk verkeer als brondocument gebruikt worden.
In dit geval zijn er geen bewijsstukken die aantonen dat de kinderen in [plaats] zijn geboren en op welke data. De achtergrond rondom de vermissing van de vrouw, de waarnemingen door politie/wijkagent en de uitleg die wordt gegeven door de vrouw, verdragen zich moeilijk met de opgave door de vrouw van de geboorteplaats.
De vrouw is niet geslaagd in haar bewijsopdracht bij de rechtbank. De getuigenverhoren zijn in onderlinge samenhang beoordeeld. De getuigenverklaringen zijn inconsistent op vrijwel alle punten. Uit de getuigenverhoren valt op geen enkele wijze af te leiden op welke exacte data de kinderen zijn geboren. Daarnaast is de vrouw, hoewel behoorlijk opgeroepen, zelf niet verschenen op het getuigenverhoor.
De ambtenaar onderschrijft het belang van het IVRK. Kinderen hebben een groot belang bij het opmaken van een geboorteakte maar het is ook van groot belang dat de geboorteaktes kloppen. In dit geval staat niet vast dat de kinderen in de gemeente [plaats] zijn geboren. In de genoemde uitspraak van de rechtbank Utrecht is sprake van een eenduidige verklaring van de vrouw en er waren brieven van een arts en een doopbewijs overgelegd. Daar is hier geen sprake van. Gelet op de feiten die voorliggen en de geschiedenis van de vrouw zijn de kinderen vermoedelijk in het buitenland geboren, waardoor de vrouw andere wettelijke mogelijkheden heeft, zoals het starten van een procedure bij de rechtbank Den Haag.
De ambtenaar heeft het belang van de kinderen zeker voor ogen. In het belang van de kinderen heeft de ambtenaar de vrouw dan ook gewezen op het verkrijgen van een burgerservicenummer (BSN) en inschrijving in de BRP. Daarvoor is een geboorteakte niet noodzakelijk. Er is geprobeerd om de kinderen in te schrijven maar dat is niet gelukt omdat zij niet werden aangetroffen op het adres waarop ze ingeschreven moesten worden. De vrouw kan alsnog onder ede verklaren dat de kinderen van haar zijn zodat de kinderen een BSN krijgen. Mocht er dan later een geboorteakte komen waarin staat dat ze in een andere gemeente zijn geboren of dat de geboorteplaats onbekend is, kan de registratie in de BRP aangepast worden.
De ambtenaar heeft niet zonder grond geweigerd akten op te maken, reden waarom het verzoek om de ambtenaar in de proceskosten te veroordelen moet worden afgewezen (Rb. Den Haag 31 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3356).
3.11.
De advocaat-generaal voert – samengevat en voor zover relevant – het volgende aan. Het OM handhaaft het eerder ingenomen standpunt dat niet aannemelijk is dat de drie kinderen geboren zijn in [plaats] . Het belang van de kinderen betekent niet enkel dat ze belang hebben bij het hebben van een geboorteakte maar ook dat de kinderen weten waar ze werkelijk vandaan komen. Kinderen mogen niet worden voorgelogen, niet door hun ouders en niet door de overheid. De identiteit van de kinderen kan niet worden vastgesteld. De vrouw heeft niet tijdig aangifte gedaan van de geboortes en zal daarom via de rechtbank Den Haag alsnog akten moeten laten opmaken. Ook de wet vaststellingsprocedure staatloosheid, zou een goede optie kunnen zijn omdat de kinderen daarmee, ongeacht waar zij zijn geboren, ingeschreven kunnen worden en een BSN kunnen krijgen omdat ze nu eenmaal in Nederland verblijven.
Het door de vrouw overgelegde Rapport verwantschapsanalyse van het CWZ is overigens onmogelijk te valideren. Het OM wil een nieuw onderzoek omdat niet duidelijk is of de kinderen uit het onderzoek ook de kinderen zijn over wie de vrouw het heeft.
De advocaat-generaal verzoekt primair het verzoek van de vrouw af te wijzen, en subsidiair, indien er tegenstrijdige belangen zijn tussen de vrouw en de kinderen, een bijzondere curator te benoemen.
3.12.
De raad heeft – samengevat en voor zover relevant – het volgende geadviseerd. Het belang van de kinderen dient centraal te staan. De raad is blij met het alternatief om een registratie in de BRP te realiseren. Dat is een optie waarmee al veel zorgen weggenomen kunnen worden. Mocht het hof beslissen dat de bestreden beschikking in stand blijft, dan sluit de raad aan bij het standpunt van de advocaat-generaal om een bijzondere curator te benoemen die namens de kinderen een procedure bij de rechtbank Den Haag kan starten om via die weg geboorteakten te krijgen. Over de discussie waar de kinderen geboren zijn, kan de raad geen uitspraken doen.
Inhoudelijke beoordeling
3.13.
Het hof overweegt als volgt.
3.13.1.
Afstamming is een kwestie van openbare orde. Uit de wet volgt dat regels over het afstammingsrecht niet ter vrije bepaling van partijen staan. De eerste vraag die het hof dan ook dient te beantwoorden is of vaststaat dat de vrouw de moeder van de kinderen is. Het hof moet dit ambtshalve onderzoeken. Het feit dat de rechtbank heeft overwogen dat blijkens het overgelegde DNA-onderzoek is komen vast te staan dat de vrouw de biologische moeder van de drie kinderen is, terwijl hiertegen geen grief is gericht, doet aan het voorgaande niet af.
3.13.2.
Er zijn bij het hof vragen gerezen over het Rapport verwantschapsanalyse van 30 maart 2023, zoals overgelegd als productie 3 bij het verzoekschrift in eerste aanleg. Dit onderzoek is in opdracht van de vrouw voorafgaand aan de procedure in eerste aanleg uitgevoerd. Aan het hof is een onduidelijk leesbaar zwart-wit rapport van dit verwantschapsonderzoek overgelegd waarin vermoedelijk onjuistheden of typefouten staan. Zo worden de in het onderzoek betrokken personen aanvankelijk aangeduid met de letters B, C, D en E, en wordt later bij de foto’s verwezen naar personen A, B, C en D. De foto’s van de onderzochte personen zijn van slechte kwaliteit. Omdat de kinderen geen ID-kaarten hebben en zij zich hier aldus niet mee hebben kunnen identificeren, kan het hof mede gelet op de discrepanties in het verwantschapsonderzoek onvoldoende controleren of de onderzochte kinderen, de kinderen zijn over wie het hof nu dient te beslissen.
3.13.3.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep zijn voornoemde punten besproken. De advocaat van de vrouw heeft hieromtrent geen verduidelijking kunnen geven. De advocaat beschikte in zijn dossier op de mondelinge behandeling slechts over een zwart-wit rapport en hij vermoedde dat het originele rapport mogelijk aan de rechtbank is overgelegd. Met betrekking tot de discrepantie in de letters kon de advocaat geen helderheid verschaffen.
3.13.4.
Gelet hierop kan het hof vooralsnog niet vaststellen of de vrouw de (biologische) moeder van de kinderen is, voor wie zij nu geboorteakten verzoekt. Daarover zal door middel van nieuw DNA-verwantschapsonderzoek duidelijkheid kunnen worden verkregen. De advocaat-generaal heeft verzocht om een nieuw verwantschapsonderzoek. De vrouw heeft desgevraagd op de mondelinge behandeling aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan een nieuw onderzoek indien het hof dit nodig acht.
3.13.5.
Om genoemde onduidelijkheid weg te nemen zal het hof ambtshalve op grond van artikel 194 (oud) Rv een verwantschapsonderzoek bevelen door middel van DNA met benoeming van Verilabs als deskundige. Op grond van artikel 198 lid 3 (oud) Rv is de vrouw verplicht mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Indien de vrouw niet bereid blijkt de medewerking aan het onderzoek te verlenen, kan het hof daaraan de conclusies verbinden die hij gerechtvaardigd acht. Partijen, de raad en de advocaat-generaal zullen in de gelegenheid worden gesteld uiterlijk twee weken na ontvangst van het rapport van Verilabs schriftelijk hierop te reageren. In afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek wordt iedere verdere beslissing drie maanden aangehouden.
Kosten DNA-onderzoek
3.14.
De kosten van het DNA-onderzoek bedragen in beginsel € 1.295,=. Het voorschot voor het deskundigenonderzoek zal vooralsnog ten laste van ’s-Rijks kas worden gebracht, nu de vrouw procedeert op basis van een toevoeging. Na afronding van het onderzoek zal het hof beslissen over de definitieve kostenveroordeling. Op grond van artikel 244 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), geldt als uitgangspunt dat het hof vaststelt wie van partijen welk deel of volledig de kosten van het deskundigenonderzoek dient te dragen. De wet laat in principe geen ruimte om die kosten voor ’s Rijks kas te laten komen.
Benoeming bijzondere curator
3.15.
Omdat deze procedure betrekking heeft op de afstamming van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , moeten zij op grond van artikel 1:212 BW worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator.
3.16.
Mr. R.H. Ebbeng heeft zich desgevraagd bereid verklaard om als bijzondere curator op te treden. Het hof zal haar in die hoedanigheid benoemen. Het hof verwacht van de bijzondere curator dat zij verslag doet van haar bevindingen en daarbij een (nader) standpunt over het afstammingsverzoek zal innemen. Het hof verzoekt de bijzondere curator binnen vier weken na ontvangst van het rapport van Verilabs schriftelijk verslag te doen.
3.17.
Het hof zal de griffier gelasten om een kopie van de processtukken en de actuele (adres)gegevens van alle belanghebbenden aan de bijzondere curator te verstrekken.
3.18.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
beveelt een deskundigenonderzoek, te weten een verwantschapsonderzoek door middel van DNA, omtrent de vraag of
[de vrouw], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , Duitsland, de biologische moeder is van de volgende kinderen, die door haar worden genoemd:
  • [minderjarige 1],
  • [minderjarige 2],
  • [minderjarige 3];
benoemt daartoe als deskundige, Verilabs Nederland B.V., [adres]
(telefoonnummer [telefoonnummer] ), teneinde zelfstandig een onderzoek in te stellen met betrekking tot voormelde vraag;
legt aan de deskundige Verilabs de vraag voor welke conclusie er aan de hand van zijn bevindingen moet worden getrokken ten aanzien van de vraag of de vrouw de biologische moeder is van voornoemde kinderen;
verzoekt de deskundige het hiervoor bevolen onderzoek te verrichten en daartoe al datgene te doen dat zij nuttig en nodig oordeelt;
bepaalt dat de deskundige, alvorens zijn benoeming te aanvaarden, van de griffier van het hof een voorschot voor honorarium en verschotten zal kunnen verlangen;
begroot dit voorschot op € 1.295,00 (duizend tweehonderdvijfennegentig euro) en bepaalt dat dit voorschot voorlopig ten laste komt van 's-Rijks kas;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de advocaat van de vrouw (telefoonnummer 020-6764714) voor het maken van de benodigde afspraken voor de afname van het DNA-materiaal;
verzoekt de deskundige een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht met een duidelijke conclusie, uiterlijk voor na te melden pro forma datum, aan de griffie van het hof zal doen toekomen;
bepaalt dat partijen, de raad en de advocaat-generaal na bekendwording van de uitslag van het onderzoek in de gelegenheid worden gesteld daarop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren, waarna het hof het verdere verloop van de procedure zal bepalen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
benoemt tot bijzondere curator over voornoemde kinderen mr. R.H. Ebbeng, advocaat, kantoorhoudende te Veldhoven;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele (adres)gegevens van alle betrokkenen;
  • er voor zorgt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle processtukken die zich in het dossier bevinden;
verzoekt de bijzondere curator schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een (nader) standpunt over het afstammingsverzoek in te nemen binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het DNA-onderzoek;
houdt iedere overige beslissing aan tot 24 juli 2024
PRO FORMA, in afwachting van het deskundigenrapport.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, C.N.M. Antens en J.C.E. Ackermans-Wijn en is op 24 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Smolders, griffier.