ECLI:NL:GHSHE:2024:972
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak in hoofdzaak
Op 26 maart 2024 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een ontnemingszaak, behorende bij ECLI:NL:GHSHE:2024:971. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 maart 2021, waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1974, werd in de hoofdzaak vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de eerdere uitspraak zou vernietigen en het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 424.920,20.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien de betrokkene in de hoofdzaak wel was veroordeeld voor andere strafbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten uit de feiten waarvoor hij was veroordeeld. Daarom werd de ontnemingsvordering afgewezen.
In de beslissing heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J. Platschorre, met mr. drs. P. Fortuin en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo als raadsheren, en griffier mr. H.M. Vos. De uitspraak werd op 26 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.