ECLI:NL:GHSHE:2024:972

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
20-000865-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens vrijspraak in hoofdzaak

Op 26 maart 2024 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een ontnemingszaak, behorende bij ECLI:NL:GHSHE:2024:971. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 maart 2021, waarin het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene, geboren in 1974, werd in de hoofdzaak vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de eerdere uitspraak zou vernietigen en het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 424.920,20.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het openbaar ministerie niet-ontvankelijk had verklaard, aangezien de betrokkene in de hoofdzaak wel was veroordeeld voor andere strafbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten uit de feiten waarvoor hij was veroordeeld. Daarom werd de ontnemingsvordering afgewezen.

In de beslissing heeft het hof de eerdere uitspraak vernietigd en de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. J. Platschorre, met mr. drs. P. Fortuin en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo als raadsheren, en griffier mr. H.M. Vos. De uitspraak werd op 26 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000865-21 (OWV)
Uitspraak : 26 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 25 maart 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 03-702635-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij uitspraak waarvan beroep heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft tegen voormelde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beroepen uitspraak zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan worden geschat, zal vaststellen op € 424.920,20 en de betrokkene de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het op dat bedrag geschatte voordeel.
Door de verdediging is bepleit dat een ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet aan de orde is, omdat de betrokkene in de hoofdzaak met parketnummer 20-000864-21 als verdachte volledig moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Uitspraak waarvan beroep
De uitspraak zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen. Ten onrechte heeft de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, nu de betrokkene in het vonnis van de rechtbank d.d. 25 maart 2021, gewezen onder parketnummer 03-702635-17, in de hoofdzaak wel is veroordeeld inzake de onder 2 en 3 tenlastegelegde strafbare feiten.
Beoordeling
De betrokkene wordt bij arrest van dit gerechtshof van 26 maart 2024, gewezen onder parketnummer 20-000864-21, volledig vrijgesproken van de onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde vormen van witwassen. Wel wordt hij in die zaak veroordeeld tot straf ter zake van, kort gezegd, (medeplegen van) valsheid in geschift en het medeplegen van oplichting, zoals onder 2 respectievelijk 3 is tenlastegelegd. Voor het hof is op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting echter niet aannemelijk geworden dat de betrokkene uit die feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Om die reden is er geen grondslag voor de oplegging van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en zal het hof de ontnemingsvordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 26 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. dr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.