ECLI:NL:RBLIM:2021:2573

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
03/702635-17 (OWV)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en veroordeling voor valsheid in geschrift en oplichting met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen, valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte had ongeveer € 100.000 meer uitgegeven dan hij aan legale inkomsten had, maar de rechtbank was niet overtuigd dat dit geld afkomstig was van misdrijf, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het witwassen. De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 en 28 januari 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag aanvankelijk werd geschat op € 363.432,00, maar later werd verhoogd naar € 474.562,10. De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag was voor de ontnemingsvordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop deze vordering was gebaseerd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. A.M. Koster-van der Linden, en de rechters mr. M.J.A.G. van Baal en mr. R.J.M.G. Rulkens, in aanwezigheid van griffier mr. M.K. Klompe.

Uitspraak

RECHTbANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702635-17 (OWV)
Tegenspraak
Uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 25 maart 2021 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: [verdachte] .
[verdachte] wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 januari en 28 januari 2021. [verdachte] en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Op 25 maart 2021 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en is de uitspraak uitgesproken.
De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig plaatsgehad met de behandeling van de strafzaak met parketnummer 03/702635-17. Op 25 maart 2021 heeft de rechtbank eerst vonnis gewezen in de strafzaak. Vervolgens is de onderhavige uitspraak gewezen.

2.De vordering van de officier van justitie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de staat van dat geschatte voordeel. De officier van justitie heeft dit bedrag geschat op € 363.432,00.
Volgens de officier van justitie zou [verdachte] dit voordeel hebben verkregen door middel van of uit de baten van het onder feit 1 ten laste gelegde waarvoor [verdachte] is gedagvaard in de strafzaak.
Op de terechtzitting van 27 januari 2021 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd in die zin dat hij het voordeel stelt op € 474.562,10.

3.De beoordeling

[verdachte] is in de onderliggende strafzaak vrijgesproken van het feit waarop de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ziet. Omdat alleen geld kan worden ontnomen als er een strafrechtelijke veroordeling is, bestaat er geen grondslag voor de vordering. Het Openbaar Ministerie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in de ontnemingsvordering.

4.De beslissing

De rechtbank:
Verklaart het Openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koster-van der Linden, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. R.J.M.G. Rulkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2021.