ECLI:NL:RBLIM:2021:2573
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor witwassen en veroordeling voor valsheid in geschrift en oplichting met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen, valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte had ongeveer € 100.000 meer uitgegeven dan hij aan legale inkomsten had, maar de rechtbank was niet overtuigd dat dit geld afkomstig was van misdrijf, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van het witwassen. De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 en 28 januari 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag aanvankelijk werd geschat op € 363.432,00, maar later werd verhoogd naar € 474.562,10. De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag was voor de ontnemingsvordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop deze vordering was gebaseerd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. A.M. Koster-van der Linden, en de rechters mr. M.J.A.G. van Baal en mr. R.J.M.G. Rulkens, in aanwezigheid van griffier mr. M.K. Klompe.