ECLI:NL:GHSHE:2024:942

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
200.335.823_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging afwijzing verzoek toelating wettelijke schuldsaneringsregeling op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat R.A.J. van der Leeuw, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 7 december 2023 werd afgewezen. De rechtbank verklaarde de appellant niet-ontvankelijk op grond van artikel 287 lid 2 van de Faillissementswet, omdat er gegevens ontbraken in het verzoekschrift. De appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 januari 2024 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij op 16 november 2023 de ontbrekende gegevens had ingediend. De beschermingsbewindvoerder heeft ook verklaard dat de schuldenlijst actueel en correct is. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant kampt met structurele psychosociale problematiek en dat hij begeleid woont. Het hof oordeelde dat het vooralsnog onvoldoende voorgelicht is om een beslissing te nemen over de toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat er geen verklaring van een professionele hulpverlener was over de beheersbaarheid van de psychosociale problemen van de appellant.

Het hof heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 8 februari 2024 een verklaring van een professionele psychische hulpverlener in te dienen, waarin de actuele aard en ernst van zijn klachten wordt beschreven. De behandeling van de zaak is aangehouden tot deze datum, waarbij het hof benadrukte dat het hebben van psychosociale problemen op zich niet aan toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg hoeft te staan, mits deze problemen beheersbaar zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 25 januari 2024
Zaaknummer : 200.335.823/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/323461 / FT RK 23/326
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: R.A.J. van der Leeuw te Roermond.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 7 december 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (1 en 2), ingekomen ter griffie op 15 december 2023, heeft [appellant] het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, alsnog de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren en de zaak, zo nodig, te verwijzen naar de rechtbank Limburg, locatie Roermond, om te worden voortgezet met inachtneming van het te wijzen arrest.
2.2.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 17 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Van der Leeuw;
- mevrouw [beschermingsbewindvoerder] in haar hoedanigheid van informante, hierna te noemen: de
beschermingsbewindvoerder.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief met bijlagen van de advocaat van [appellant] d.d. 6 januari 2024 alsmede van de door de advocaat van [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde producties (3 t/m 6).

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Uit diens uitlatingen zoals bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gedaan blijkt dat de beschermingsbewindvoerder bekend is met het hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld en in het kader daarvan in de gelegenheid is gesteld, van welke gelegenheid zij in appel ook gebruik heeft gemaakt, om haar visie over dit hoger beroep te geven (vgl. HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010).
3.2.
[appellant] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Uit de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) van [appellant] blijkt een totale schuldenlast van € 59.197,09. Daaronder bevindt zich een preferente belastingschuld van € 1.852,-. Uit genoemde verklaring blijkt dat het minnelijke traject is mislukt omdat niet alle schuldeisers met het aangeboden percentage hebben ingestemd
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank [appellant] op grond van artikel 287 lid 2 Fw niet-ontvankelijk verklaard.
3.4.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd:
“1.2. Omdat in of bij het verzoek gegevens ontbraken, heeft de griffier ingevolge het
bepaalde in artikel 287, tweede lid Faillissementswet (Fw), op 23 oktober 2023 een brief
gestuurd aan verzoeker, de beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder] ,
en de Gemeente [gemeente] met het verzoek de volgende ontbrekende gegevens alsnog
binnen een maand te verstrekken: (…)
1.3.
De ontbrekende gegevens zijn niet binnen een maand na voornoemde brief verstrekt.
Noch verzoeker, noch de beschermingsbewindvoerder danwel de schuldhulpverlener hebben
op de brief van 23 oktober 2023 gereageerd.
(…)
2.2.
De rechtbank constateert dat het verzoekschrift en de bijlagen bij gebreke van de
opgevraagde gegevens nog steeds niet voldoen aan de inde Faillissementswet en de Recofa
richtlijnen gestelde eisen.”
3.5.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellant] heeft op 16 november 2023 uitgebreid en met overlegging van bescheiden
schriftelijk gereageerd op de brief van de rechtbank d.d. 23 oktober 2023. De griffier
van de rechtbank heeft op 8 december 2023 de ontvangst van die brief met originele bijlagen telefonisch aan [appellant] bevestigd, aldus [appellant] . Het verzoekschrift voldoet dus (alsnog) aan de in de Faillissementswet en de Recofa richtlijnen gestelde eisen, des neen, dan is [appellant] van mening dat hij alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om ontbrekende gegevens in te dienen.
3.6.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellant] herhaalt zijn stelling dat hij de rechtbank op 16 november 2023 wel degelijk de gevraagde stukken per post heeft doen toekomen. Het zou gaan om een uitgebreide schriftelijke reactie (waarin onder andere uiteen zou zijn gezet waarom er voor de stichting nooit jaarstukken zijn opgemaakt) en een aantal bijlagen waaronder stukken van de Belastingdienst uit juli 2018. [appellant] erkent dat deze stukken thans in hoger beroep niet zijn overgelegd, noch een afschrift van de brief van 16 november 2023.
Voorts heeft [appellant] gesteld thans geen voorzitter meer te zijn van de nog wel steeds bestaande stichting. Vanaf het moment dat hij onder beschermingsbewind kwam te staan beschouwt hij zichzelf (op grond van artikel 4 lid 9 van de statuten) als gedefungeerd. De waardevolle boekencollectie die [appellant] in de stichting had ingebracht is gedurende een ontruiming van het woonhuis in 2016 waarin deze collectie zich bevond geheel verdwenen.
Desgevraagd erkent [appellant] dat hij structureel te kampen heeft met een psychosociale problematiek. Hij woont begeleid en indien hij geen 24-uurs begeleiding ontvangt dan zal dat onherroepelijk tot een terugval leiden. De psychosociale problematiek van [appellant] kan als blijvend worden beschouwd, maar op dit moment is deze wel stabiel en beheersbaar.
Desgevraagd geeft [appellant] aan niet te beschikken over een door een professionele behandelaar opgestelde verklaring waarin de door hem gestelde beheersbaarheid van zijn psychosociale problematiek wordt bevestigd.
3.7.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - desgevraagd nog het volgende aangevoerd. Het is juist dat de nummering van de op de schuldenlijst vermelde schulden hiaten vertoond. Het betreft hier schulden die zijn vervallen omdat deze zijn voldaan dan wel door de schuldeiser zijn kwijtgescholden. De schuldenlijst zoals die nu is overgelegd is actueel en correct.
Voorts geeft de beschermingsbewindvoerder aan dat er ook sprake is van een fysieke problematiek. [appellant] heeft een (chronisch) ontstoken alvleesklier en staat op de wachtlijst voor een operatie als een donor beschikbaar komt. Op basis van deze problematiek in combinatie met zijn psychosociale problematiek heeft hij ook een (blijvende) WLZ-indicatie.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Allereerst dient te worden beoordeeld of [appellant] ontvankelijk zijn in zijn hoger beroep. Conform het arrest van de Hoge Raad d.d. 29 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK4947 dient de niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank te worden aangemerkt als een afwijzing van het verzoek waartegen conform artikel 292 lid 3 Fw hoger beroep openstaat. Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat [appellant] ontvankelijk zijn in zijn hoger beroep.
3.8.2.
Vast staat, temeer nu hij (althans zijn raadsman dan wel beschermingsbewindvoer-der) zulks bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep ook nadrukkelijk en bij herhaling heeft gesteld en zulks ook nadrukkelijk in het door [appellant] ondertekende toelatingsverzoek staat vermeld, dat [appellant] kampt met een structurele psychosociale problematiek. Hij woont op dit moment begeleid en geniet daarbij 24 uur per dag begeleiding. Indien deze begeleiding zou stoppen dan zal dat naar eigen zeggen voor [appellant] in de vorm van een terugval zeer waarschijnlijk ook verstrekkende gevolgen hebben.
Ingevolge punt 5.4.3. van de “Bijlage III landelijk uniforme beoordelingscriteria toelating schuldsaneringsregeling” behorend bij het procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken en welke bepaling uiting geeft aan de jurisprudentie op dit punt, wordt een verzoeker met psychosociale problemen in beginsel alleen toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, indien aannemelijk is dat deze problemen al enige tijd beheersbaar zijn, in die zin dat de verzoeker zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden en voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is. Dat de psychosociale problemen beheersbaar zijn, dient te worden bevestigd door een hulpverlener of door een hulpverlenende instantie betrokken bij genoemde psychosociale problematiek. Een dergelijke verklaring is op dit moment niet voorhanden en derhalve ook niet door [appellant] overgelegd.
3.8.3.
Op grond van de inhoud van de processtukken en hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door en namens [appellant] naar voren is gebracht en in het licht van het bepaalde van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw en in het kader van deze bepaling gevestigde rechtspraak acht het hof zich op dit moment vooralsnog onvoldoende voorgelicht om in deze zaak thans een beslissing kunnen te nemen. Het hof overweegt in dat verband dat, gelet op het feit dat er bij [appellant] sprake is van een structurele psychosociale problematiek, vooralsnog niet afdoende kan worden vastgesteld of [appellant] in staat moeten worden geacht alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren na te komen.
3.9.4.
Het hof stelt [appellant] om die reden in de gelegenheid om, uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum, een verklaring/rapportage van een professionele psychische hulpverlener in het geding te brengen waaruit ten minste blijkt wat de actuele aard en ernst van de psychische klachten van [appellant] is, welke behandeling(en) en/of begeleiding [appellant] daarvoor op dit moment ontvangt en welke prognose er met betrekking tot de nabije toekomst gesteld kan worden.
Zoals ook ter zitting in hoger beroep is gedaan, hecht het hof er, ook in meer algemene zin, overigens aan te benadrukken dat het hebben van psychosociale problemen als zodanig niet aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling op enig moment in de weg behoeft te staan. Het gaat er echter wel om dat deze psychosociale problematiek beheersbaar is blijkens een (relevante) verklaring van een ter zake deskundige hulpverlener zoals de behandelend psychiater of psycholoog.
3.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
houdt de behandeling van de zaak met het in rechtsoverweging 3.8.3. en 3.8.4. van dit arrest overwogen oogmerk aan tot 8 februari 2024, PRO FORMA;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, M. van der Schoor en M.W.M. Souren en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.