Parketnummer : 20-002171-23
Uitspraak : 4 december 2024
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
‘s-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant,
zittingsplaats, van 13 juli 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-159942-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [penitentiaire inrichting] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
1 primair: doodslag en
2: opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opgelegd.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van:
1 primair: moord en
2: opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengen en laten, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft, meermalen gepleegd,
zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat het hof aan de verdachte zal opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling aan de Staat, met bevel tot verpleging van overheidswege, en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Overneming gronden, al dan niet aangevuld
Hoewel het hof het beroepen vonnis in zijn geheel vernietigt, kan het hof zich voor een groot deel vinden in de daaraan door de rechtbank ten grondslag gelegde gronden. Voor zover het hof zich in die gronden kan vinden, heeft het hof die hierna overgenomen. Waar nodig heeft het hof die gronden aangevuld.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste
aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), van het leven heeft beroofd, immers heeft zij opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
– zakelijk weergegeven – [slachtoffer] een hoeveelheid van een of meer stoffen/middel(en) bevattende morfine en/of oxycodon en/of zopiclon en/of fluvoxamine toegediend en/of bij hem ingebracht ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, aan [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een cardiorespiratoire collaps en/of een hypoxemische hersenbeschadiging en/of globaal hypoxemisch hersenoedeem en/of globale hypoxische hersenbeschadiging, althans een enig hersenletsel, heeft toegebracht door [slachtoffer] , opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een hoeveelheid van een of meer stoffen/middel(en) bevattende morfine en/of oxycodon en/of zopiclon en/of fluvoxamine toe te dienen en/of bij hem in te brengen, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Onder A
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] , haar kind (geboren op [geboortedatum] ) heeft mishandeld door al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid van een of meer stoffen/middel(en) bevattende morfine en/of oxycodon en/of zopiclon en/of fluvoxamine aan [slachtoffer] toe te dienen en/of bij hem in te brengen, waardoor [slachtoffer] pijn en/of letsel bekwam, en welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad
Onder B
zij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, de gezondheid van [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), heeft benadeeld door al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid van een of meer stoffen/middel(en) bevattende morfine en/of oxycodon en/of zopiclon en/of fluvoxamine aan [slachtoffer] toe te dienen en/of bij hem in te brengen, welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 12 februari 2020 tot en met 13 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, immers, heeft zij (telkens):
aan/bij [slachtoffer] , een hoeveelheid van een of meer stoffen/middel(en), bevattende morfine en/of oxycodon en/of zopiclon en/of fluvoxamine toegediend en/of ingebracht, en/of
gezien en/of gehoord dat [slachtoffer] zich duizelig en/of niet lekker voelde – waarbij [slachtoffer] meermalen ook zelf heeft gezegd dat hij zich echt niet goed voelde en/of gezegd heeft ‘ik vind het niet meer leuk zo’ – en/of flauwviel en/of wegraakte en/of slap werd en/of versuft was en/of in slaap viel en/of (hard) gilde en/of met dubbele tong sprak,
en/of bij [slachtoffer] meermalen lage saturatiemetingen afgenomen (waardes onder
de 82),
en/of (daarbij) niet, niet tijdig en/of niet adequaat een huisarts of een (medewerk(st)er van een) arts van een ziekenhuis/Spoedeisende Hulp, althans medische hulp voor [slachtoffer] , heeft geconsulteerd en/of gealarmeerd en/of ingeschakeld en/of doen of laten alarmeren en/of
inschakelen voor de nodige medische zorg ten behoeve van [slachtoffer] en zodoende [slachtoffer] de nodige medische zorg onthouden en zodoende [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, zulks terwijl vorenstaand handelen en/of nalaten van haar, verdachte, de dood
van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op tijdstippen op 12 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), van het leven heeft beroofd, immers heeft zij opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg
– zakelijk weergegeven – [slachtoffer] een hoeveelheid van stoffen/middelen bevattende morfine en oxycodon en zopiclon en fluvoxamine toegediend en/of bij hem ingebracht ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op tijdstippen in de periode van 12 februari 2020 tot en met 13 februari 2020 in Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] , haar kind (geboren [geboortedatum] ), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging zij krachtens wet of verplicht is, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, immers, heeft zij:
aan/bij [slachtoffer] , een hoeveelheid van stoffen/middelen, bevattende morfine en oxycodon en zopiclon en fluvoxamine toegediend en/of ingebracht, en
gezien en gehoord dat [slachtoffer] zich duizelig en niet lekker voelde – waarbij [slachtoffer] meermalen ook zelf heeft gezegd dat hij zich echt niet goed voelde en gezegd heeft ‘ik vind het niet meer leuk zo’ – en flauwviel en wegraakte en slap werd en versuft was en in slaap viel en (hard) gilde en met dubbele tong sprak,
en bij [slachtoffer] meermalen lage saturatiemetingen afgenomen (waardes onder de 82),
en daarbij niet tijdig medische hulp voor [slachtoffer] heeft geconsulteerd of gealarmeerd of ingeschakeld of doen of laten alarmeren of inschakelen voor de nodige medische zorg ten behoeve van [slachtoffer] en zodoende [slachtoffer] de nodige medische zorg onthouden en zodoende [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten, zulks terwijl vorenstaand handelen en nalaten van haar, verdachte, de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt
– tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer [nummer] van onderzoek Kogge van de regionale politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1304.
Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2022, pagina 1 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op donderdag 13 februari 2020 om 05.10 uur werd in de woning aan het [adres] [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , zonder hartslag aangetroffen in zijn bed. Hij voelde koud aan.
Door de stiefvader van [slachtoffer] , [betrokkene 1] , werd een reanimatie gestart en zijn de hulpdiensten gebeld. Na intensieve medische behandeling is [slachtoffer] op
13 februari 2020 om 08.22 uur overleden in het [ziekenhuis 1] .
Door de forensisch arts, gemeentelijk lijkschouwer, [arts 1] , werd de schouw verricht. Hij rapporteerde aan de officier van justitie dat hij niet overtuigd was van een natuurlijke doodsoorzaak.
2.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer] ), zaaknummer [nummer] , aanvraagnummer 1, d.d. 12 juni 2020 (los document), opgemaakt door [deskundige 1] (apotheker-toxicoloog), voor zover inhoudende:
Resultaten
Tabel 2 Resultaten toxicologisch onderzoek in het lichaamsmateriaal van [slachtoffer]
Stof
Stof(groep)
Onderzocht materiaal
Resultaat
Fluvoxamine
antidepressiva
femoraalbloed [ [nummer] ]
hartbloed [ [nummer] ]
urine [ [nummer] ]
0,24 mg/l
0,60 mg/l
aangetoond
Morfine
opioïden
femoraalbloed [ [nummer] ]
hartbloed [ [nummer] ]
urine [ [nummer] ]
0,038 mg/l
0,094 mg/l
aangetoond
Oxycodon
opioïden
femoraalbloed [ [nummer] ]
hartbloed [ [nummer] ]
urine [ [nummer] ]
aangetoond, <0,0050 mg/l
0,0059 mg/l
aanwijzing
Desmethyloxycodon
omzettingsproduct van oxycodon
femoraalbloed [ [nummer] ]
hartbloed [ [nummer] ]
urine [ [nummer] ]
ong. 0,016 mg/l
0,021 mg/l
aangetoond
Zopiclon
slaapmiddelen
femoraalbloed [ [nummer] ]
hartbloed [ [nummer] ]
urine [ [nummer] ]
0,037 mg/l
0,055 mg/l
aanwijzing
Interpretatie van resultaten
Tijdsverloop
Uit verkregen informatie blijkt dat tussen de eerste controle (20:00 uur) van [slachtoffer] en het overlijden (10:00 uur) een periode ligt van tenminste 14 uren. In deze periode nemen concentraties van stoffen in het bloed af door omzetting en uitscheiding. Hierdoor kunnen de gemeten concentraties in het femoraalbloed lager zijn dan bloedconcentraties ten tijde van het slapen gaan.
Herverdeling van stoffen in het bloed na overlijden
Daarom is bloed uit de dijbeenader (dit heet femoraalbloed) het meest geschikte onderzoeksmateriaal om concentraties van stoffen in te bepalen waardoor een indruk kan worden verkregen van de effecten van een stof vlak voor het overlijden. De concentraties zijn onderzocht in femoraalbloed.
Fluvoxamine
Fluvoxamine (merknaam Fevarín®) is een antidepressivum en wordt onder andere toegepast bij de behandeling van depressie en obsessief-compulsieve stoornis.
In het lichaamsmateriaal is fluvoxamine aangetoond. De gemeten fluvoxamineconcentratie in femoraalbloed van 0,24 mg/l past, rekening houdend met postmortaal veranderingen, bij een therapeutische concentratie waarbij effecten van fluvoxamine op kunnen treden.
Fluvoxamine wordt relatief langzaam in het lichaam omgezet en uitgescheiden. De concentratie ten tijde van de eerste controle om 20:00 uur op 12 februari 2020 zal therapeutisch tot hoog therapeutisch zijn geweest.
Volgens verkregen informatie behoort fluvoxamine niet tot de voorgeschreven medicatie aan [slachtoffer] .
Morfine, oxycodon en desmethyloxycodon
Morfine en oxycodon zijn opioïden. Morfine en oxycodon worden toegepast bij de behandeling van chronische of acute hevige pijn.
In het lichaamsmateriaal zijn morfine, oxycodon en desmethyloxycodon aangetoond. Oxycodon wordt in het lichaam omgezet naar desmethyloxycodon. De gemeten oxycodonconcentratie in het femoraalbloed is laag. De gemeten morfineconcentratie in het femoraalbloed van 0,038 mg/l is een therapeutische concentratie, waarbij effecten van morfine optreden.
Indien na het tijdstip van de eerste controle om 20:00 uur geen oxycodon of morfine is ingenomen/toegediend zullen de concentraties toen vele malen hoger hebben gelegen dan gemeten in het femoraalbloed. Morfine zal, met eerder genoemde aanname, ten tijde van de eerste controle aanwezig zijn geweest in een concentratie waarbij (ernstige) toxische verschijnselen optreden en oxycodon zal aanwezig zijn geweest in een therapeutische concentratie.
Volgens verkregen informatie behoren morfine en oxycodon niet tot de voorgeschreven medicatie aan [slachtoffer] .
Zopiclon
Zopiclon is een geneesmiddel dat wordt toegepast bij slaapstoornissen. Bijwerkingen die op kunnen treden na therapeutisch gebruik zijn onder andere: bittere smaak.
In het lichaamsmateriaal is zopiclon aangetoond. De gemeten zopiclonconcentratie in het femoraalbloed van 0,037 mg/l is een therapeutische concentratie. Indien na het tijdstip van de eerste controle om 20:00 uur geen zopiclon is ingenomen/toegediend zullen de concentraties toen hoger hebben gelegen dan gemeten in het femoraalbloed.
Zopiclon zal, met bovengenoemde genoemde aanname, ten tijde van de eerste controle aanwezig zijn geweest in een hoge concentratie waarbij toxische verschijnselen optreden.
Volgens verkregen informatie behoorde zopiclon niet tot de voorgeschreven medicatie van [slachtoffer] .
Beschouwing
In het femoraalbloed van [slachtoffer] zijn fluvoxamine, morfine en zopiclon in therapeutische concentraties gemeten.
Indien tussen 20:00 uur op 12 februari 2020 en het overlijden om 10:00 op 13 februari 2020 uur geen fluvoxamine, morfine, oxycodon en zopiclon is toegediend en in het lichaam zijn opgenomen, dan zullen de concentraties van deze stoffen op eerst genoemde tijdstip hoger zijn geweest dan hier gemeten. Er zal dan waarschijnlijk sprake zijn geweest van hoge toxische concentraties van morfine en zopiclon en therapeutische concentraties van fluvoxamine en oxycodon.
Morfine, oxycodon en zopiclon zijn geneesmiddelen die allen een dempend effect hebben op het centraal zenuwstelsel en bij gecombineerde aanwezigheid in het lichaam nemen dempende effecten toe. Om 20:00 uur op 12 februari 2020 zullen dan waarschijnlijk dempende effecten hebben opgetreden, zoals bewustzijnsverlies, sedatie en ademhalingsremming.
Volgens verkregen informatie behoorden de fluvoxamine, morfine, oxycodon en zopiclon niet tot de voorgeschreven medicatie van [slachtoffer] .
Conclusie
Het bewustzijn/gedrag van [slachtoffer] is ten tijde van het overlijden beïnvloed door dempende effecten van morfine en zopiclon op het centraal zenuwstelsel. Fluvoxamine kan het gedrag/bewustzijn aanvullend hebben beïnvloed door het optreden van (bij)werkingen, zoals verwardheid en slaperigheid.
Op basis van de gemeten concentraties, het tijdsverloop en de aanname dat er na 20:00 uur geen morfine, oxycodon, zopiclon en fluvoxamine zijn toegediend/ingenomen kan een combinatie van morfine, oxycodon en zopiclon al dan niet in combinatie met fluvoxamine het reanimatiebehoeftig worden en daarmee het overlijden van [slachtoffer] verklaren.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2020, pagina 108 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 27 februari 2020 bevond ik mij, verbalisant [verbalisant 2] , in de [apotheek] . Ik sprak daar met de filiaalmanager [apotheker] .
Middels een vordering verstrekking gevoelige gegevens (126nf/126uf Wetboek van Strafvordering) werd door mij bij de voornoemde filiaalmanager van deze apotheek de voorgeschreven medicatie gevorderd van de afgelopen 12 maanden van alle bewoners op het adres [adres] , te weten:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] ;
[betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] ;
[betrokkene 2] , geboren [geboortedatum] ;
[slachtoffer] , geboren [geboortedatum] .
Genoemde [apotheker] heeft vervolgens de gevorderde voorgeschreven medicatie van de
genoemde 4 personen aan mij overgedragen. Deze gegevens zijn als bijlagen bij dit proces-verbaal gevoegd.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb vervolgens deze bijlagen onderzocht. Ik zag toen dat in bijlage 2, 3 en 4, de voorgeschreven medicijnen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en het slachtoffer [slachtoffer] , geen medicijnen waren voorgeschreven die overeenkwamen met de aangetroffen voornoemde medicijnen in het bloed van het slachtoffer [slachtoffer] .
Ik zag dat in bijlage 1, de voorgeschreven medicijnen van de moeder van het slachtoffer, [verdachte] , er meerdere medicijnen waren voorgeschreven die overeenkwamen met de medicijnen die werden aangetroffen in het bloed van het slachtoffer. Ik zag dat dit waren:
- Fluvoxamine;
- Zopiclon;
- Morfine;
- Oxycodon.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2022, (los document), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Middels een vordering conform artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering werden de gegevens gevorderd omtrent de medicatie die op 13 februari 2020 het slachtoffer [slachtoffer] toegediend zijn bij zijn opname in het [ziekenhuis 1] . Met tussenkomst van de forensisch arts werd de navolgende informatie verstrekt.
Blijkens de medische gegevens van het [ziekenhuis 1] is de volgende medicatie toegediend:
13.02.2020 om 07.38 uur: adrenaline (0,3 mg).
13.02.2020 om 07.37 uur: infusie van glucose 2.5% in een zoutoplossing (100 ml).
13.02.2020 om 07.35 uur: infusie van natriumbicarbonaat 4.2% (50ml).
13.02.2020 om 07.15 uur: infusie van natriumbicarbonaat 4.2% (50ml).
13.02.2020 om 07.15 uur: adrenaline (0,3 mg).
13.02.2020 om 07.05 uur: adrenaline (0,3 mg).
13.02.2020 om 07.00 uur: infusie van natriumbicarbonaat 4.2% (50ml).
13.02.2020 om 06.58 uur: adrenaline (onbekende hoeveelheid).
5.
Het definitief deskundigenverslag van [deskundige 2] van het [ziekenhuis 3] van 12 januari 2023, (los document), voor zover inhoudende:
Persoonsgegevens: [slachtoffer] .
5. Het postmortem onderzoek verzwaarde hersenen. Het navolgend neuropathologisch onderzoek toonde een beeld (bevestigd door de medische beeldvorming) van ‘globale hypoxie’ en ‘hypoxisch oedeem’. Het betreft hier een veralgemeende, recente aantasting van het hersenweefsel door blootstelling van de hersenen aan zuurstoftekort. Dit is een wezenlijke bevinding. Dergelijke neuropathologische afwijkingen zijn van aard om de dood te kunnen verklaren, dat wil zeggen aanleiding geven tot pathofysiologische stoornissen die kunnen resulteren in een overlijden. De uitlokkende factor van deze pathofysiologische afwijkingen is evenwel niet aan het licht gekomen middels het neuropathologisch/radiologisch onderzoek. Een morfologisch substraat als epileptogene haard lijkt evenwel uitgesloten.
De verzwaarde longen (met intrapulmonale bloeding) zijn het gevolg van hetzij een verlengde agonale periode (onderdrukking centraal zenuwstelsel en ademhalingsstelsel door de kwestieuze medicatie – zie verder punt 6), hetzij de reanimatie, hetzij een combinatie van beide.
6. Het uitgevoerde toxicologisch onderzoek toonde de aanwezigheid van volgende stoffen:
- fluvoxamine (antidepressiva);
- morfine, oxycodon en desmethyloxycodon (opioïden);
- zopiclon (slaapmiddelen).
Bij de interpretatie van deze toxicologische bevindingen dient rekening te worden gehouden met het feit dat er tijdens de reanimatie enkel adrenaline, glucose 10% en natriumbicarbonaat zijn toegediend. De opioïden, fluvoxamine en zopiclon behoren niet tot de aan [slachtoffer] voorgeschreven medicatie.
Dat er tussen het ogenblik van inname/toediening en overlijden enige tijd (mogelijk tot 14 uur) kan verlopen zijn waardoor de antemortem concentraties hoger zullen geweest zijn dan de postmortem aangetroffen concentraties (omwille van afbraak/uitscheiding).
7. Op basis van de gemeten concentraties, het tijdsverloop en de aanname dat er na 20:00 uur geen morfine, oxycodon, zopiclon en fluvoxamine zijn toegediend/ingenomen kan een combinatie van morfine, oxycodon en zopiclone, al dan niet in combinatie met fluvoxamine een cardiorespiratoire collaps hebben veroorzaakt die aanleiding gaf tot reanimatiebehoeftigheid. Tijdens deze episode van ‘inname medicatie tot aanvang reanimatie’ kan er door zuurstoftekort hypoxemische hersenbeschadiging zijn opgetreden. Het hieruit resulterend globaal hypoxemisch hersenoedeem kan het overlijden van [slachtoffer] goed verklaren. Het beeld van globale, recente hypoxische hersenbeschadiging (hetgeen de dood goed kan verklaren) is aldus verklaarbaar door een voorafgaande inname/toediening van hoger beschreven medicatie.’
Het blijkt dat dus vooral morfine/oxycodon/desmethyloxycodon en zopiclon elk op zich een wezenlijk risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ademhaling hebben bij overdosering en dat vooral de combinatie van deze medicaties een synergistisch effect (d.i. elkaar versterkend effect) heeft, met name het risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ademhaling kunnen bewerkstelligen, zelfs indien elk van deze medicaties op zich niet in een toxische dosis werd ingenomen. De bijdrage van fluvoxamine is waarschijnlijk beperkt.
6.
De verklaring van de deskundige [deskundige 2] , afgelegd op de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant van 2 juni 2023, voor zover inhoudende:
In de hersenen is geen letsel zichtbaar dat een verklaring zou kunnen bieden voor een epileptische aanval. Als dat wordt gecombineerd met de medische vaststellingen dan is er geen overtuigend bewijs dat dit kind lijdt aan epilepsie.
U houdt mij voor dat uit mijn rapport twee mogelijke oorzaken voor het zuurstoftekort in de hersenen volgt, namelijk de ademhalingsonderdrukking door (vooral) morfine, oxycodon en zopiclon (individueel of in combinatie)
ende periode zonder bloedsomloop tussen de collaps van het slachtoffer en de professionele reanimatie. Deze twee oorzaken sluiten elkaar niet uit. Het eindresultaat is de som van de twee oorzaken.
Op basis van de elementen waarover ik nu beschik zou ik zeggen dat de medicijnen altijd de eerste oorzaak zijn, alles start met de medicatie. Door inname van een aantal niet voorgeschreven medicijnen, waarvan de reële doses hoger waren dan de aangetroffen hoeveelheden, is bij het kind een collaps ontstaan. Zodra die collaps ontstaat begint hersenschade op te treden en die schade wordt significant indien onvoldoende adequaat wordt ingegrepen. Alles start met de drie niet voorschreven medicijnen die niet geschikt zijn voor een kind van die leeftijd. Die medicatie veroorzaakt de collaps, en dat leidt weer tot zuurstoftekort. Ademhalingsonderdrukking is iets wat overwegend voortvloeit uit die collaps. Ik zie op dit ogenblik geen ander scenario.
De ontwikkelingsachterstand wordt beschreven door het [ziekenhuis 1] . Dat geeft zeer zelden aanleiding tot een acute collaps. Als een kind met een ontwikkelingsachterstand een collaps krijgt dan is dat heel zelden een acuut gebeuren en veel vaker een progressief gebeuren. Dit is niet het beeld van een progressief gebeuren, maar van een acuut incident. Door de ontwikkelingsachterstand is het kind wel fragieler en bestaat eerder het risico op vroegtijdig overlijden. Dit is echter niet een factor die heeft bijgedragen aan een acute collaps en het is zeker niet de aanleiding daartoe.
Uit geen enkel stuk blijkt enige evidentie voor epilepsie. Nergens blijkt dat anti-epileptica zijn toegediend. Vanuit de medische en behandelende kant zie ik weinig overtuiging dat sprake is van epilepsie. Op basis van de beschrijvingen van deze beelden zie ik geen beeld wat voor mij een typische epileptische aanval is. Het wegvallen, in slaap vallen en gillen kan eerder worden toegeschreven aan het toedienen van de medicamenten.
Het aantreffen van die medicijnen is niet verklaarbaar door enige medische tussenkomst. De bevindingen zijn het best verklaarbaar door het toedienen van de drie medicamenten die niet behoren tot de aan [slachtoffer] voorgeschreven medicatie.
Er worden drie mogelijke alternatieve oorzaken geformuleerd. Als eerste de val op het hoofd de dag van te voren. Dat als oorzaak kan worden uitgesloten. Er is geen enkele hersenschade die is toe te schrijven aan de val op het hoofd. Die mogelijkheid kan worden geschrapt. Eerder heb ik al uiteengezet waarom ik van mening ben dat geen sprake is van epilepsie. De ontwikkelingsachterstand is een chronisch probleem en geen acuut probleem.
Als ik over drie medicijnen spreek dan bedoel ik daarmee opioïden, zopiclon en fluvoxamine. Morfine en oxycodon vallen beide onder de opioïden. De medicijnen zijn wat mij betreft de enige oorzaak van het overlijden. De drie groepen medicatie vloeien niet voort uit enig regulier medisch handelen. Er is medicatie toegediend die niet toegediend behoorde te worden. Met deze medicatie, al dan niet in combinatie, kan iets worden opgewekt wat als een toeval gecategoriseerd kan worden. Er kan niet iets opgewerkt worden wat door artsen als epilepsie wordt geduid. Het betreft geen klassiek epileptisch beeld.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2022, (los document), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De zwarte vuilniszak waarover wordt gesproken (pag. 1139) werd op 18 februari 2020 in beslag genomen door de verbalisant [verbalisant 4] . De zwarte vuilniszak werd in beslag genomen bij de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) te [plaats] . Door medewerkers van deze ambulancedienst was de zwarte vuilniszak op 13 februari 2020 meegenomen uit de woning [adres] .
8.
Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 24 mei 2020, pagina 1139 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
In verband met een ongeval/onwel persoon te Zevenbergen in de gemeente Moerdijk werd op verzoek van de forensisch coördinator van voornoemd team FO [
hof:forensisch onderzoek], [forensisch coördinator] , op woensdag 19 februari 2020 om 12:00 uur door mij, als forensisch onderzoeker, een onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendragers.
Meer specifiek werd mij door genoemde forensisch coördinator verzocht een voedingsspuit voor sondevoeding en bijbehorend slangetje uit een vuilniszak [
hof:bedoeld is de in bewijsmiddel 7 genoemde vuilniszak] veilig te stellen, te bemonsteren op humaan DNA-houdend celmateriaal en deze items vervolgens voor een toxicologisch vervolgonderzoek van de inhoud in te vriezen.
SporendragersGoednummer: [nummer] .
SIN: [nummer] .
Object: Slang.
Bijzonderheden: Slangetje voor sondevoeding.
Het slangetje werd door mij in een ‘breathable evidence bag’ verpakt, inbeslaggenomen en voorzien van het SIN: [nummer] .
9.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek in een medisch hulpmiddel), zaaknummer [nummer] , aanvraagnummer 2, d.d. 15 september 2020, pagina 118 e.v., opgemaakt door [deskundige 1] (apotheker-toxicoloog), voor zover inhoudende:
SIN
Omschrijving
[nummer]
sondevoedingslang
Onderzoek
De ontvangen sondevoedingslang [ [nummer] ] bestond uit een slang met aan de ene zijde een klein wit koppelstuk en aan de andere zijde een koppelstuk (Luer-Lock) met paarse dopjes, waaraan spuiten gekoppeld kunnen worden.
Voorafgaand aan het toxicologisch onderzoek is het koppelstuk met paarse dopjes los gesneden van de slang. In het koppelstuk was een troebele beige wit vloeistof aanwezig, welke werd veiliggesteld.
Resultaten en conclusie
In een extract van het koppelstuk van de sondevoedingslang [ [nummer] ] is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van paracetamol en is fluvoxamine aangetoond. In de vloeistof uit het koppelstuk van de sondevoedingslang [ [nummer] ] is een
fluvoxamineconcentratie gemeten van 64 mg/l.
10.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek naar veiliggesteld materiaal uit endeldarm van [slachtoffer] ), zaaknummer [nummer] , aanvraagnummer 2, d.d. 10 november 2020, pagina 1188 e.v., opgemaakt door [deskundige 1] (apotheker-toxicoloog), voor zover inhoudende:
SIN
Omschrijving
[nummer]
materiaal uit endeldarm
Resultaten en conclusie
Het materiaal [ [nummer] ] bestaat uit diverse triglyceriden en verzadigde vetzuren. De samenstelling past bij de samenstelling van Witepsol. Witepsol wordt gebruikt als (vettige) basis van een zetpil. Het materiaal [ [nummer] ] betreft waarschijnlijk resten van een zetpil.
11.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek naar veiliggesteld materiaal uit de endeldarm van [slachtoffer] ), zaaknummer [nummer] , aanvraagnummer 4, d.d. 1 juni 2021, pagina 148 e.v., opgemaakt door [deskundige 1] (apotheker-toxicoloog), voor zover inhoudende:
SIN
Omschrijving
[nummer]
materiaal uit endeldarm
Resultaten
In het materiaal uit de endeldarm [ [nummer] ] van [slachtoffer] is morfine aangetoond. Er is geen aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van andere geneesmiddelen (waaronder paracetamol), drugs en/of bestrijdingsmiddelen.
1. Wat is de samenstelling van de brokkelige wit-beige substantie die is veiliggesteld uit de endeldarm tijdens de sectie van [slachtoffer] ?
In het deskundigenrapport van 10 november 2020 (aanvraag 003) is het volgende geconcludeerd:
‘Het materiaal [ [nummer] ] bestaat uit diverse triglyceriden en verzadigde vetzuren. De samenstelling past bij de samenstelling van Witepsol. Witepsol wordt gebruikt als (vettige) basis van een zetpil. Het materiaal [ [nummer] ] betreft waarschijnlijk resten van een zetpil.’
In het materiaal [ [nummer] ] is met dit onderzoek (aanvraag 004) morfine aangetoond. Deze combinatie van deze bevindingen passen goed bij resten van een morfinezetpil. Er kan op basis van toxicologisch onderzoek geen uitspraak worden gedaan over de sterkte van de zetpil.
12.
Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 24 januari 2022, pagina 1120 e.v., opgemaakt door [deskundige 3] (forensisch arts) en [deskundige 1] (apotheker-toxicoloog), voor zover inhoudende:
Hierbij ontvangt u onze gezamenlijke rapportage over: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , overleden op 13 februari 2020.
Ontvangen gegevens
Wij ontvingen videobestanden en fotobestanden, diverse (medische) stukken, verslagen en processen-verbaal.
Methode van onderzoek
Voornoemde stukken werden door ondergetekende ( [deskundige 3] ) bestudeerd, tezamen met
[arts 2] , kinderintensivist en [arts 3] , kinderorthopeed (beiden NFI-forensisch arts in opleiding), in onderlinge afstemming met ondergetekende ( [deskundige 1] ) voor de forensisch-toxicologische aspecten.
[deskundige 4] , kinderarts, kinderneuroloog in het [ziekenhuis 2] , beoordeelde op verzoek van ondergetekende ( [deskundige 3] ) de videobeelden, specifiek (gezien het deel van de vraagstelling over epilepsie) met betrekking tot de daarop zichtbare ‘aanvallen’ (episodes met schreeuwen en bewegingsonrust).
1. Beoordeling van videobeelden
Op drie momenten werden de videobeelden in het NFI beoordeeld door ondergetekenden ( [deskundige 3] en [deskundige 1] ), tezamen met voornoemde [arts 2] en [arts 3] .
Voorafgaand daaraan had [arts 2] , in lijn met de vraagstelling, een relevant geachte selectie van videobeelden gemaakt.
Hierna volgt een samenvatting van de bevindingen.
Op 12-02-2020 in de ochtend bij en na het opstaan van het kind werden bij het kind geen bijzonderheden opgemerkt.
Om 13:19 uur kleedt het kind zichzelf uit en gaat het in bed liggen. Het kind toont een normale fijne en grove motoriek.
Om 14:13 uur wordt door moeder, terwijl het kind in bed ligt, een spuit (injectiespuit zonder naald; idem hierna) met voor zover te beoordelen een niet-heldere vloeistof en daarna een tweede spuit met een heldere vloeistof toegediend via een sonde, die door de buikwand heen in de maag is gepositioneerd (hierna: de buiksonde).
Om 14:26 uur, dertien minuten later, ervaart het kind naar eigen zeggen een vieze smaak in zijn mond. In de hierop volgende 32 minuten lijkt het kind slaperig te zijn en zijn er zes kortdurende perioden (van maximaal 1 minuut) met gillen en bewustzijnsverlies. Ook is trage en onduidelijke spraak hoorbaar en is een onrustig bewegingspatroon zichtbaar.
Om 15:12 uur wordt door moeder bij het kind een witte zetpil rectaal ingebracht. Voorafgaande aan die toediening toont het kind geen symptomen van pijn.
Om 15:20 uur, acht minuten later, zegt het kind pijn te hebben zonder dat daar symptomen herkenbaar van zijn.
Om 15:21 uur, terwijl het kind rustig wakker is, reikt moeder het kind een drinkbeker met een rietje aan en geeft zij hem een pilletje dat hij via de mond inneemt. Daarna neemt het kind een slok uit de drinkbeker.
Om 15:31 uur, terwijl het kind onduidelijk spreekt, dient moeder via de buiksonde van het kind met een spuit achtereenvolgens toe:
- een niet-heldere vloeistof;
- een heldere vloeistof uit een kom die op het bed staat;
- tweemaal een witte vloeistof uit een zojuist opengemaakte verpakking (dit zou sondevoeding kunnen betreffen).
Van 15:36 uur tot 16:21 uur raakt het kind frequent korte perioden buiten bewustzijn, geeft hij ‘hartpijn’ aan, schreeuwt hij eenmalig, is zijn spraak toenemend onverstaanbaar en is hij bewegingsarm. Ook zegt het kind zijn moeder dubbel te zien. Om 16:15 uur, 16:16 uur en 16:17 uur meet moeder de saturatie (zuurstofverzadiging van bloed) bij het kind.
Om 16:22 uur brengt moeder een pil rectaal in bij het kind. Vervolgens meet zij de saturatie bij het kind.
Om 16:35 uur valt het kind zittend in slaap. Eén minuut later vertoont het kind tekenen van paniek, angst, motorische en verbale onrust. Direct hierna valt het kind weer in slaap, maar is het te wekken.
Om 16:39 uur drinkt het kind uit de drinkfles met een rietje. Op dit moment zegt het kind ‘door het hoofd van moeder heen te kunnen kijken’, waarna hij angstig oogt, jammert en kortdurend in slaap lijkt te vallen.
Om 16:50 uur kijkt het kind televisie. Om 17:09 uur toont het kind onrust, gilt het zacht en is zijn spraak onduidelijk.
Om 19:06 uur ligt het kind nog in dezelfde houding als om 17:29 uur.
Om 19:14 uur meet moeder de saturatie bij het kind.
Om 19:20 uur verschoont moeder zijn luier, wordt het kind wakker en wordt het kind uit de kamer getild.
Om 19:23 uur ligt het kind in foetushouding in bed, meet moeder de saturatie, en valt het kind om 19:25 uur in slaap.
Om 21:26 uur brengt moeder in de luierregio van het kind een substantie aan, afkomstig uit een flacon die moeder op de bovenzijde indrukt. Tijdens dit aanbrengen kreunt het kind, waarbij hij nauwelijks beweegt. Dit kreunende geluid is herhaaldelijk hoorbaar in de periode tot 22:09 uur.
Om 21:27 uur, 21:28 uur en 21:29 uur voert moeder bij het kind metingen aan verschillende vingers uit. Van enkele laatste metingen maakt zij foto’s waarop navolgende meetwaardes afleesbaar zijn:
- saturatie: 79%, 76%, 81%, 78% en 82%;
- hartfrequentie: 121/min, 122/min, 114/min, 119/min en 115/min.
Om 22:04 uur voert stiefvader twee saturatiemetingen uit bij het kind.
Om 22:06 uur beweegt het kind zijn rechterhand minimaal.
Op 13-02-2020 om 05:11 uur ligt het kind met zijn mond open, stil in bed, met zijn rechterhand in dezelfde positie als om 22:09 uur op 12-02-2020.
Stiefvader meet de saturatie, voelt aan mond en neus van het kind en roept moeder. Om 05:14 uur belt moeder 112. Op aanwijzingen van 112 start stiefvader met reanimeren. Om 05:21 uur komt de ambulance aan op het huisadres.
2 Beoordeling van lichamelijke reacties bij het kind
Hierna volgen bevindingen van beoordeling van lichamelijke reacties bij het kind (op de videobeelden). De alinea’s of zinsdelen die met [TOX] beginnen, betreffen forensisch-toxicologische beoordelingen door ondergetekende [deskundige 1] .
Als het kind op 12-02-2020 om 13:19 uur zelfstandig in zijn bed stapt, toont het kind geen bijzonderheden wat bewustzijn, en grove en fijne motoriek betreft. Er zijn geen aanwijzingen voor ziekte, pijn of ongemak zichtbaar.
[TOX] Op 12-02-2019 om 14:26 uur, dertien minuten na de eerste zichtbare toediening met een spuit (via een buiksonde direct in de maag), meldt het kind een vieze smaak in zijn mond. Dit duiden wij, gelet op de bevindingen van het forensisch-toxicologisch onderzoek, als waarschijnlijk een bijwerking van zopiclon. Een bijwerking van zopiclon is het geven van een bittere smaak in de mond, onafhankelijk van de manier van toediening. De tijdsduur tussen de toediening via de buiksonde rechtstreeks in de maag en het optreden van dit specifieke symptoom, is passend in dit geval.
De combinatie van in slaap vallen, kortdurend bewustzijnsverlies, gillen en bewegingsonrust is meest waarschijnlijk het gevolg van een stof met een centraal dempende en/of een slaapverwekkende werking [TOX] zoals in dit geval zopiclon.
[TOX] Toenemende sufheid, slaperigheid, onduidelijke spraak en afname van bewegingsactiviteit is te verklaren door de dempende werking van de combinatie en interacties van de verschillende medicamenten die zijn gevonden in het lichaam van het kind zoals morfine, oxycodon en zopiclon (zie verder de forensisch-toxicologische rapportages).
[TOX] Het is niet mogelijk op basis van de toedieningen op de videobeelden en de daaropvolgende zichtbare klinische verschijnselen bij het kind aan te geven op welk tijdstip welk specifiek middel, en in welke dosis, is toegediend (met als mogelijke uitzondering zopiclon, zie hiervóór).
Uit de rapportage forensisch-toxicologisch onderzoek van 1 juni 2021 blijkt dat morfine via een zetpil rectaal is toegediend.
De kreunende geluiden, hoorbaar in de periode van 12-02-2020 van 21:26 uur tot 22:09 uur, kunnen in dit geval passen bij een belemmerde ademhaling als gevolg van spierzwakte door een verlaagd bewustzijn.
Verlaagd bewustzijn van het kind werd door meerdere factoren veroorzaakt, zoals door de dempende werking van de (combinatie van) toegediende medicatie, [TOX] in dit geval morfine, oxycodon en zopiclon.
Voorts was sprake van een sterk verlaagd zuurstofgehalte in bloed (variërend tussen 70% en 82%), en tekenen van onvoldoende bloedsomloop (gelet op de, voor een elfjarig kind met verlaagd bewustzijn in rust, verhoogde hartfrequentie van 114-123 per minuut) (NB: hierbij wordt uitgegaan van correcte metingen van zuurstofgehalte en hartfrequentie, zoals beschreven in PV-13).
Het is aannemelijk dat in deze periode van verminderd bewustzijn tevens sprake was van een verhoogd koolzuurgehalte in bloed, hetgeen ook kan leiden tot een verminderd bewustzijn.
Voornoemde factoren zorgden voor een voortgaande en toenemende achteruitgang van ademhaling en bloedsomloop, en uiteindelijk tot het reanimatiebehoeftig worden en het overlijden van het kind.
3 Beoordeling van videobeelden door kinderneuroloog
In Bijlage 3 staan de werkwijze en de bevindingen van de beoordeling door [deskundige 4] , kinderneuroloog in het [ziekenhuis 2] , betreffende door [arts 2] geselecteerde videobeelden, vermeld. [deskundige 4] concludeerde:
- kind met normale grof-motorische en fijn-motorische ontwikkeling;
- kind oogt emotioneel jong ten opzichte van de biologische leeftijd;
- videobeelden waarop aanvallen van schreeuwen en/of bewegingen van ledematen te zien zijn, evenals videobeelden waarop het kind het bewustzijn verliest (daaronder inbegrepen videobeelden van de middag en avond vóór het overlijden): deze videobeelden laten een te variabel beeld zien voor epilepsie, of een andere ziekelijke oorzaak;
- op géén van de videobeelden zijn zogeheten positieve verschijnselen voor epilepsie zichtbaar (zoals: verstijving, verslapping, repetitieve bewegingen);
- de ‘aanvallen’ van het kind passen niet bij epilepsie (of een andere ziekelijke oorzaak) en zijn het meest passend bij angst en/of intoxicatie.
Beantwoording vraagstelling
1. Kunnen de medische handelingen op de beelden [die door verdachte zijn gemaakt] worden geduid?
Zie voor een overzicht: deel 1 ‘Bevindingen bij beoordeling videobeelden’.
Samengevat: op de door ons beoordeelde videobeelden werd een opvallend magere jongen gezien met een normale grof- en fijn-motorische ontwikkeling, en een normale spraak.
Als het kind op 12-02-2020 om 13:19 uur zelfstandig in zijn bed stapt, toont het kind geen bijzonderheden wat bewustzijn, en grove en fijne motoriek betreft.
Er zijn voor ons geen zichtbare aanwijzingen voor ziekte, pijn of ongemak.
Het overlijden op 13-02-2020 wordt voorafgegaan door toediening van verschillende substanties aan het kind door moeder via verschillende toegangswegen (de mond, rectaal en via de buiksonde) met daaropvolgend klinische verschijnselen die te verklaren zijn door bij forensisch-toxicologisch onderzoek vastgestelde aanwezigheid van morfine, oxycodon, zopiclon en/of fluvoxamine in het lichaam van het kind, waarvan de verwikkelingen uiteindelijk geleid hebben tot het overlijden van het kind.
2. Kunnen de lichamelijke reacties van de jongen (op bovenstaande medische handelingen) worden geduid? [Kan al dan niet sprake zijn van epilepsie?]
Zie deel 2 ‘Beoordeling van lichamelijke reacties bij het kind’.
‘Aanvallen’, door ouder(s) aangeduid met de term ‘epilepsie’ zijn, voor zover na te gaan op basis van de ontvangen gegevens, alleen thuis gezien en niet elders zoals bij biologische vader, op het logeeradres, of op school.
Voor epilepsie is geen aanwijzing gevonden bij uitgebreid medisch onderzoek (waaronder EEG, slaapregistratie, MRI) gedurende de laatste minimaal 5 jaar vóór overlijden.
Bij beoordeling van de videobeelden betreffende de ‘aanvallen’ door kinderneuroloog
[deskundige 4] ( [ziekenhuis 2] ) concludeerde zij dat de ‘aanvallen’ van het kind niet passen bij epilepsie of een andere ziekelijke oorzaak, en het meest passend zijn bij angst en/of intoxicatie.
Bij neuropathologisch onderzoek van de hersenen van het kind in [plaats] is geen morfologisch substraat (anatomische afwijking) voor epilepsie gevonden.
Betrokkenheid van een andere persoon met toediening van middelen, is door ons afgeleid bij beoordeling van de videobeelden vanaf de dag vóór het overlijden, in combinatie met forensisch-toxicologische en -pathologische bevindingen.
13.
De verklaring van de deskundige [deskundige 1] , forensisch-toxicoloog bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 oktober 2024, als weergegeven in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal, pagina 13 e.v., voor zover deze inhoudt:
U vraagt mij of ik mij heb kunnen voorbereiden op dit verhoor. Ja, ik heb het dossier zoals dat bij ons bekend is gelezen. Ook heb ik mijn rapporten van 12 juni 2020, 15 september 2020, 10 november 2020, 1 juli 2021 en 24 januari 2022 opnieuw doorgelezen en heb ik de resultaten van onze metingen wederom bekeken.
U vraagt mij of ik nog steeds achter mijn conclusies sta die ik in mijn genoemde rapporten heb gemaakt. Zeker.
[Hof: de raadsman van de verdachte stelt aan de deskundige de volgende vraag:
‘ [deskundige 2] van het [ziekenhuis 3] heeft op 13 juli 2022 een contra-expertise gedaan, daarin werden onder andere de door u, [deskundige 1] , getekende rapporten beoordeeld. [deskundige 2] concludeert onder andere dat de aldaar genoemde middelen, morfine, oxycodone, desmethuloxycodone en zopiclon, elk op zich een wezenlijk risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ademhaling hebben bij overdosering en dat vooral de combinatie van deze medicaties een synergistisch effect (d.i. elkaar versterkend effect) heeft, met name het risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ademhaling kunnen bewerkstelligen, zelfs indien elk van deze medicaties op zich niet in een toxische dosis werd ingenomen. Bent u het eens met deze conclusie van [deskundige 2] ? Kunt u dit nader toelichten?’.
De deskundige verklaart daarop als volgt.]
Ik ben het eens met de conclusie van [deskundige 2] . Als meerdere middelen een dempende werking op de hersenen hebben, kunnen die middelen elkaar versterken.
In dit geval werken morfine en oxycodon op dezelfde manier. Zij hebben daarom een additief effect. Zopiclon heeft een ander aangrijpingspunt. Aangezien Zopiclon op een andere wijze de hersenen dempt, kan dat synergetisch werken met de andere middelen waardoor de sedatie sterker wordt. Dat kan ook gebeuren wanneer sprake is van therapeutische doseringen.
Zoals u zojuist heeft geciteerd, concludeert [deskundige 2] dat de ‘middelen elk op zich een wezenlijk risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ ademhaling hebben bij overdosering en dat vooral de combinatie van deze medicaties een synergistisch effect (d.i. elkaar versterkend effect) heeft, met name het risico op onderdrukking van het centraal zenuwstelsel/ademhaling kunnen bewerkstelligen, zelfs indien elk van deze medicaties op zich niet in een toxische dosis werd ingenomen’. Ik zou aan die laatste zinsnede een toevoeging willen doen, namelijk ‘zelfs indien elk van deze medicaties op zich niet in een toxische, maar wel in een therapeutische dosis werd ingenomen’. Er moet namelijk sprake zijn van een werkzame hoeveelheid van die middelen in het lichaam, wil het effect hebben.
Kortom, elk van de genoemde middelen afzonderlijk heeft een dempend effect op de hersenen, maar gezamenlijk hebben zij een nog sterker dempend effect op de hersenen.
[Hof: op de vraag van de raadsman van de verdachte: ‘Als wordt uitgegaan van de hoeveelheid en samenstelling van de medicatie die aan cliënte was voorgeschreven en er wordt teruggerekend vanaf het moment van de postmortem gemeten concentraties naar het moment van toediening, welk scenario is dan het meest waarschijnlijk, het scenario dat de middelen al vóór 14.13 uur in het lichaam van [slachtoffer] terecht zijn gekomen of het andere scenario dat dat na 14.13 uur is gebeurd?’ verklaart de deskundige [deskundige 1] als volgt.]
(…) Als ik kijk naar wat ik postmortem heb gemeten en ik rekening houd met de verdere terug rekening in de tijd, want in mijn rapport heb ik slechts teruggerekend naar 20.00 uur, dan zou de concentratie van morfine in het bloed wel erg hoog zijn geweest als deze vóór 14.13 uur zou zijn toegediend. Het is daarom waarschijnlijker dat de morfine na 14.13 uur is toegediend dan dat de morfine vóór 14.13 uur is toegediend. De oudste raadsheer vraagt mij of ik kan preciseren van welke mate van waarschijnlijkheid ik daarbij uitga. Ik ga uit van ‘waarschijnlijker’, waarbij de likelihood-ratio ligt tussen 10 en 100.
Raadsman [raadsman] vraagt mij of ik dezelfde vraag kan beantwoorden voor de andere middelen. Voor wat betreft de fluvoxamine zijn beide hypothesen even waarschijnlijk, omdat die stof een heel lange halfwaardetijd heeft waardoor de concentratie heel langzaam afneemt in het lichaam.
Raadsman [raadsman] vraagt mij of ik mijn antwoord kan verduidelijken. De resultaten van mijn meting zijn even waarschijnlijk als de fluvoxamine vóór 14.13 uur in het lichaam van [slachtoffer] terecht is gekomen als wanneer de fluvoxamine na 14.13 uur in het lichaam van [slachtoffer] terecht is gekomen.
Raadsman [raadsman] vraagt mij van welke toegediende hoeveelheid fluvoxamine ik dan uitga. Over de toegediende hoeveelheid kan ik niets zeggen, omdat deze stof een heel lange halfwaardetijd heeft. Het kan zijn dat de stof over meerdere dagen verspreid is toegediend of in elk geval op meerdere momenten of in één keer. Op basis van mijn meting kan ik niet vaststellen welke hoeveelheid wanneer is toegediend.
Raadsman [raadsman] vraagt mij of ik nog weet in welke vorm fluvoxamine is voorgeschreven aan zijn cliënte. Als ik mij goed herinner, was dat in een tablet van 110 mg.
Raadsman [raadsman] vraagt mij of ik in mijn antwoord van zojuist ben uitgegaan van één tablet. Nee, ik weet niet welke hoeveelheid is toegediend. Fluvoxamine kan namelijk stapelen in het lichaam. Je kunt meermalen een lage hoeveelheid toedienen of in één keer een grote hoeveelheid. Op basis van mijn meting kan ik niet vaststellen welke hoeveelheid is toegediend.
Raadsman [raadsman] vraagt mij, uitgaande van één tablet fluvoxamine, wat waarschijnlijker is op basis van de door mij postmortem gemeten concentratie, dat die tablet vóór 14.13 uur is toegediend of na dat tijdstip. Voor fluvoxamine kan ik dus niet zeggen welk scenario waarschijnlijker is. Beide scenario’s zijn even waarschijnlijk.
Voor de zopiclon geldt hetzelfde als voor de morfine: ik acht het waarschijnlijker dat die stof na 14.13 uur is toegediend dan dat die stof vóór 14.13 uur is toegediend, omdat anders de gemeten concentratie wel erg hoog zou zijn.
De jongste raadsheer zegt mij dat ik zojuist de mate van waarschijnlijkheid van de twee scenario’s, toediening vóór 14.13 uur of toediening na 14.13 uur, per middel heb beoordeeld en vraagt mij of ik daarbij rekening heb gehouden met het feit dat meerdere middelen in het bloed van [slachtoffer] zijn aangetroffen. Ik heb de mate van waarschijnlijkheid zojuist per middel aangegeven. Het gaat daarbij niet om het gecombineerde effect dat die middelen hebben. Het feit dat er meerdere middelen in het bloed zijn aangetroffen maakt hetgeen ik heb gezegd over de mate van waarschijnlijkheid van de twee scenario’s per middel niet anders.
Wat betreft de precieze scheidslijn van 14.13 uur wil ik opmerken dat ik bij de beoordeling van de mate van waarschijnlijkheid van de beide scenario’s niet ben uitgegaan van een minuut eerder of later dan 14.13 uur, maar van een ruimere tijdspanne vóór of na 14.13 uur. Ingeval van het scenario van toediening vóór 14.13 uur denk ik dan bijvoorbeeld aan toediening om 12.00 uur of 13.00 uur, dus ruim vóór 14.13 uur.
Als ik zeg dat ik het waarschijnlijker acht dat een middel na 14.13 uur is toegediend, betekent dat dus niet dat ik daarmee toediening om 14.14 uur waarschijnlijker acht dan toediening om 14.12 uur. Zo precies kan ik het niet zeggen.
Wat betreft oxycodon: de postmortem gemeten concentratie oxycodon was zodanig laag, dat de onzekerheid te groot wordt om iets te kunnen zeggen over de mate van waarschijnlijkheid van beide scenario’s.
[Hof: op verdere vragen verklaart de deskundige [deskundige 1] als volgt.]
De stoffen oxycodon en zopiclon in de hoeveelheid zoals die is opgenomen in een tablet zijn oplosbaar in vloeistof. (…)
Aangezien wij een zopiclon-tablet in huis hadden bij het NFI, heb ik afgelopen week een test gedaan en heb ik die tablet in water opgelost. Het komt er dan uit te zien als een heel fijne suspensie, wit troebel van kleur. Het blijft wit troebel van kleur gedurende ongeveer een half uur. (…)
Kortom, een zopiclon-tablet opgelost in water geeft een witte suspensie.
De andere tabletten die ik heb bekeken geven opgelost in water doorgaans ook een heel fijne suspensie, zodat het er wat troebelachtig uit kan zien. De mate van troebelheid hangt mede af van hoe lang het staat.
[Hof: op de opmerking van de raadsman van de verdachte dat de verdachte zich afvraagt of zij de fluvoxamine die zijzelf had ingenomen in de slang kan hebben geblazen bij het doorblazen van de slang, mede gelet op de lage aangetroffen hoeveelheid in de slang, reageert de deskundige [deskundige 1] als volgt.]
Nee, dat kan niet. In speeksel is de concentratie fluvoxamine lager dan de concentratie die wij in het koppelstuk hebben gemeten. Bovendien zag de vloeistof in het koppelstuk er wit-beige uit, zodat deze niet leek op speeksel.
[Hof: op verdere vragen verklaart de deskundige [deskundige 1] als volgt.]
Het krijgen van een vieze of bittere smaak in de mond is een bekende bijwerking van zopiclon. Als zopiclon wordt ingenomen via een tablet of wordt toegediend via een sonde heeft het enige tijd nodig alvorens het wordt opgenomen in het bloed. Dertien minuten is genoeg om in de bloedstroom terecht te komen. Via de bloedstroming kan zopiclon in het speeksel terechtkomen, waardoor je een vieze of bittere smaak krijgt. Zopiclon hoeft dus niet oraal te zijn ingenomen of toegediend om een vieze of bittere smaak te krijgen. Via het bloed kan zopiclon in het speeksel terechtkomen en aldus in de mond.
De combinatie van de tijd die zopiclon nodig heeft om opgenomen te worden in het bloed met de genoemde specifieke bijwerking van een vieze smaak en met de aangetroffen hoeveelheid zopiclon in het bloed vind ik passend.
U vraagt mij of zopiclon meer bijwerkingen heeft. Ja, zopiclon heeft meer bijwerkingen. Het is een slaapmiddel. Je wordt er slaperig en suf van. Het dempt je centrale zenuwstelsel. Ook kun je dubbel gaan zien, duizelig en misselijk worden en gaan braken. Veel van deze bijwerkingen zie je ook terug bij andere middelen, zoals bij oxycodon en morfine.
[Hof: op verdere vragen verklaart de deskundige [deskundige 1] als volgt.]
U vraagt mij of ik op basis van mijn deskundigheid kan zeggen hoe waarschijnlijk ik het vind dat een kind dat alle genoemde medicijnen al in zijn lichaam heeft zich op normale wijze uitkleedt enz. en geen coördinatiestoornissen heeft. Als zich een therapeutische hoeveelheid van die stoffen in het lichaam bevindt, moet er wel versuffing optreden of moeten er coördinatiestoornissen zijn. Dat is een effect van middelen met een dempende werking. Bij een werkzame hoeveelheid van die medicijnen in het lichaam verwacht je werking en bijwerking.
14.
De verklaring van de deskundige [deskundige 4] , kinderarts – kinderneuroloog in het [ziekenhuis 2] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 oktober 2024, als weergegeven in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal, pagina 8 e.v., voor zover deze inhoudt:
U vraagt mij of ik nog achter mijn conclusies sta die in het Gezamenlijk rapport beeldmateriaal van het NFI van 24 januari 2022 zijn vermeld. Ja.
Hersencellen communiceren met elkaar via elektrische signalen. Bij epilepsie treedt een plotselinge ontlading van een groep hersencellen of zelfs van alle hersencellen op. Daarbij kunnen uitingen of bewegingen optreden die normaliter door die hersencellen worden aangestuurd. Als je bijvoorbeeld een epileptische aanval krijgt in de hersencellen die je arm besturen, kun je schokkerige bewegingen in je arm krijgen. Dat werkt kruislings, omdat je hersenen kruislings werken. Als je een bepaalde uiting of beweging waarneemt bij iemand, kun je dat herleiden tot een bepaald gebied in de hersenen. Neurologen noemen dat lokaliseren. Op deze wijze kun je dus bij het bekijken van camerabeelden van een patiënt beoordelen of een bepaalde uiting of beweging van die patiënt is te herleiden tot een bepaald gebied in de hersenen en of sprake is van een bekend epilepsiesyndroom. Dat was bij [slachtoffer] niet het geval.
U zegt mij dat de uitingen en/of bewegingen van [slachtoffer] zoals ik die op de camerabeelden heb waargenomen naar mijn mening dus niet passen bij epilepsie of een andere ziekelijke oorzaak. Dat klopt.
U vraagt mij waaruit ik heb afgeleid dat die uitingen en/of bewegingen het meest passend zijn bij angst en/of intoxicatie. De uitingen en bewegingen die ik van [slachtoffer] heb waargenomen passen het beste bij gedrag. Bij gedrag kun je al je hersengebieden aan- of uitzetten afhankelijk van je wil. Bij epilepsie is ook vaak duidelijk sprake van aan of uit, maar is het er ineens. Bij intoxicatie daarentegen verwacht je dat iemand geleidelijk wegzakt.
Voor zover ik mij kan herinneren (…) zag ik een geleidelijk proces bij [slachtoffer] . Om die reden vond ik zijn uitingen en bewegingen passend bij intoxicatie en niet bij een epileptische aanval.
Bij de voorbereiding van dit verhoor heb ik in de stukken gelezen dat [slachtoffer] op enig moment met dubbele tong sprak. Dat is een verschijnsel dat wij kennen van middelen die een dempende werking hebben op de hersenen.
Ik vind het uitermate onwaarschijnlijk dat het geleidelijk wegzakken tot de dood erop volgt wordt verklaard door epilepsie.
U vraagt mij hoe waarschijnlijk ik het vind dat een kind dat alle genoemde medicijnen in zijn lichaam heeft zich op normale wijze uitkleedt enz. en geen coördinatiestoornissen heeft. Het antwoord op die vraag hangt af van de concentraties waarin die medicijnen in het lichaam aanwezig zijn. Ik kan in elk geval zeggen dat ik aan het begin van de camerabeelden een kind zag dat zich motorisch normaal gedroeg.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juni 2021 pagina 161 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 20 mei 2021 werd aan het adres [adres] een doorzoeking gedaan. Bij deze doorzoeking werd een Ezviz IP camera inclusief SD opslagkaart inbeslaggenomen. Deze camera hing op de kamer van het slachtoffer [slachtoffer] , hierna te noemen: ‘ [slachtoffer] ’.
Ik bekeek hierop de beschikbare data op de opslagkaart. Ik zag dat er beelden beschikbaar waren vanaf november 2019 tot en met februari 2020. Ik bekeek hierop de beschikbare beelden van woensdag 12 februari 2020 en donderdag 13 februari 2020.
Bij gesprekken tussen betrokken personen zal het gesprek woordelijk uitgewerkt worden. Hierbij worden de personen als volgt aangeduid:
[slachtoffer] : = [slachtoffer] (slachtoffer).
(…)
Bij het uitkijken van de beelden ondervond ik het volgende:
Datum/tijd: 12-02-2020 14:31:17 uur
[slachtoffer] : Mammie! Ik ben duizelig en moet naar de wc.
Datum/tijd: 12-02-2020 14:39:23 uur
[slachtoffer] ’s lichaam wordt slap en [slachtoffer] lijkt weer flauwgevallen.
Datum/tijd: 12-02-2020 14:41:53 uur
[slachtoffer] : Wat is hier gebeurd? Voel me niet lekker...
Datum/tijd: 12-02-2020 14:48:44 uur
Hierop begint [slachtoffer] erg hard te gillen. Hierbij heeft hij zijn ogen gesloten. [slachtoffer] oogt erg onrustig. [slachtoffer] kreunt en gilt heel erg.
Datum/tijd: 12-02-2020 15:58:10 uur
[slachtoffer] : Ik voel me echt niet goed.
Datum/tijd: 12-02-2020 16:15:30 uur
[slachtoffer] valt weer in slaap maar kort hierna gilt en kreunt [slachtoffer] hevig.
Datum/tijd: 12-02-2020 16:39:19 uur
[slachtoffer] : Ik vind dit gewoon niet leuk.
[slachtoffer] : Ik vind het niet meer zo leuk.
[slachtoffer] huilt...
[slachtoffer] : Ik wil het niet meer.
[slachtoffer] kreunt.
[slachtoffer] : Ik vind het gewoon niet leuk.
Datum/tijd: 12-02-2020 16:47:48
Het valt verbalisant op dat [slachtoffer] versuft, danwel met een dubbele tong spreekt.
Datum/tijd: 12-02-2020 21:26:15 uur
[verdachte] [
hof:de verdachte] stopt [slachtoffer] weer toe en controleert nogmaals [slachtoffer] zijn saturatie. Als [verdachte] weer de slaapkamer inloopt heeft zij een mobiele telefoon vast waar zij kennelijk een foto neemt van de waardes weergegeven op de meter.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2020, pagina 100 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 16 februari 2020 ben ik naar het adres [adres] gegaan. Ik kan me goed herinneren dat er tegen mij gezegd werd door [betrokkene 1] , [verdachte] en [betrokkene 2] , dat [slachtoffer] nooit bij de medicijnen kon komen omdat hij hier niet bij kon komen.
17.
Het proces-verbaal van bevindingen (verbatim uitwerking verhoor verdachte op 22 juni 2021) d.d. 3 augustus 2021, pagina 738 e.v., voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Met de letter V wordt in deze verslaglegging bedoeld: vraag verhoorster [het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant 9] .
Met de letter V1 wordt in deze verslaglegging bedoeld: vraag verhoorster [het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant 8] ].
Met de letter A wordt in deze verslaglegging bedoeld: antwoord verdachte [verdachte] .
Met de letters O wordt in deze verslaglegging bedoeld: opmerking.
pg. 739
A: Wat ik eigenlijk nog zeker weet, is dat eh de dag voor het overlijden wat je vroeg, dat eh... dat ik hem toen na school geen medicatie heb gegeven.
V: De dag voor het overlijden?
A: Ja.
A: Tegen ADHD.
A: Ik heb besloten om dat niet te geven omdat hij al hoofdpijn had en hij vrij rustig eigenlijk was. En ik besloot, dan druk ik het liever niet voor de rest eh...
pg. 785
O: Foto 2 wordt getoond.
V: Hier is mijn zelfde vraag, wat zie ik hier?
A: Luiercheck.
V: Dit is nummer 3. Dan krijg je nog een afbeelding te zien. En wat zie je daar? Dit is om 15:21 uur ‘s middags.
A: Geen idee wat dat was. Ik heb echt geen idee wat ik daar vast heb hoor. Nee, kan hier niks uit maken wat... wat het zou kunnen zijn? Nee sorry, ik kan hier echt niets uit maken.
pg. 788
O: Foto 6 wordt getoond.
V: Wat zien wij hier?
A: Ik denk tempen. Als ik zo secuur bezig ben is het meestal tempen [het hof begrijpt: de temperatuur opnemen van [slachtoffer] ].
pg. 791
O: Foto 2 wordt nogmaals getoond.
V: En daar horen de collega’s jou ook iets zeggen.
A: Bij de luiercheck?
V1: Ik heb er een foto van gemaakt. Die foto, is deze tekst.
V: Ja, dan horen ze jou zeggen, ze verstaan een klein stukje niet, en dan zeggen ze: ‘Voor je kontje, paracetamolletje.’ Dat is wat ze jou tegen [slachtoffer] horen zeggen.
A: Oké, dat zou dan zeer zeker, ja.
V: Dat zou kunnen?
A: Dat zou zeer zeker kunnen. Wat ik zeg van, het was of zetpil of Nurofen [MTV] door zijn sonde doen. Eh... toen heb ik blijkbaar gekozen voor zetpil.
O: Foto 6 wordt nogmaals getoond.
V: Daar spreek jij ook met [slachtoffer] . Dat horen de collega’s. En dan vraag jij een klein stukje niet te verstaan. En dan zeg jij: ‘Je nog een klein zetpilletje geven ja.’ Waarop [slachtoffer] ‘ja’ zegt. ‘Tegen de pijn’, zeg jij dan.
A: Ja dat zou kunnen. Dat zou zeer zeker wel kunnen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft, op de gronden als verwoord in de pleitnota, (primair) integrale vrijspraak bepleit. Deze gronden, die vrijwel gelijk zijn aan die in eerste aanleg, komen
– kort samengevat – op het volgende neer.
Het kan niet worden bewezen dat de verdachte haar zoontje [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door hem de in de tenlastelegging genoemde stoffen/middelen toe te dienen. Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] opzettelijk in een hulpeloze toestand heeft gebracht en gelaten als gevolg waarvan hij is overleden. Het kan niet met zekerheid worden vastgesteld waar, wanneer en hoe de bedoelde stoffen/middelen in het lichaam van [slachtoffer] terecht zijn gekomen.
Op de beelden van de camera die in de slaapkamer van [slachtoffer] hing is niet te zien dat [slachtoffer] de middelen oxycodon en zopiclon oraal heeft ingenomen. Behalve fluvoxamine zijn in de inbeslaggenomen slang en pomp die werden gebruikt voor de sondevoeding geen andere sporen van medicatie aangetroffen. Anders dan – mogelijk – fluvoxamine zijn aan [slachtoffer] geen medicijnen via de sonde toegediend. Ook is er geen reden om aan te nemen dat deze middelen rectaal zijn toegediend.
Er zijn diverse scenario’s denkbaar die het overlijden van [slachtoffer] kunnen verklaren. Zo kan [slachtoffer] zelf op enig moment de pillen van de verdachte hebben gepakt en ingenomen. In dit verband wijst de verdediging op het volgende. [betrokkene 1] , de partner van de verdachte en stiefvader van [slachtoffer] , heeft verklaard dat de pillen van de verdachte tijdens de vakantie van het gezin in Limburg mogelijk ergens hebben gelegen waar [slachtoffer] bij kon. Ook had de verdachte medicatie in haar handtas. De verdachte heeft verklaard dat met enige regelmaat restmedicatie in de woning lag om in te leveren bij de apotheek. In het nachtkastje in de slaapkamer van de verdachte lagen zowel paracetamol- als morfine-zetpillen. Door [slachtoffer] is gezegd dat hij op school al een tabletje had gehad en dat de pilletjes op school niet werkten. Achteraf is in de helikopter van LEGO in de slaapkamer van [slachtoffer] medicatie aangetroffen (oxycodon). Verder zijn in het verleden in de schooltas van [slachtoffer] wel eens medicijnstrips van andere kinderen aangetroffen.
Het scenario dat [slachtoffer] bij zichzelf een zetpil heeft ingebracht, is niet direct het meest logische scenario. Dat [slachtoffer] zelf pilletjes zou hebben ingenomen op school of in de bus naar huis kan echter niet worden uitgesloten. Oxycodon en zopiclon zouden zijn toestand in de bus kunnen verklaren.
Door het NFI is opgemerkt dat het tijdstip van toediening van de medicatie en de toegediende hoeveelheid niet is te bepalen. Praktisch is het niet mogelijk dat de verdachte oxycodon en zopiclon heeft toegediend in de slaapkamer. In de slang van de sondevoeding is weliswaar fluvoxamine aangetroffen, maar het is niet zeker of en zo ja, wanneer dit is toegediend aan [slachtoffer] .
Het kan niet worden uitgesloten dat door de verdachte aan [slachtoffer] een morfinezetpil is toegediend, maar het kan ook niet worden vastgesteld. Mogelijk heeft de verdachte in de snelheid, onder druk van een kind met pijn, of onder de spanning die een gillend kind teweegbrengt, zich vergist bij het pakken van de medicatie uit het nachtkastje en heeft zij [slachtoffer] zodoende een morfine-zetpil toegediend in plaats van een paracetamol-zetpil. Deze pillen lijken op elkaar en hebben een zelfde witte verpakking.
Een andere mogelijkheid is dat [betrokkene 1] de medicijnen aan [slachtoffer] heeft toegediend. [betrokkene 1] was vanaf 15.30 uur thuis en [slachtoffer] was om 16.30 uur niet op zijn slaapkamer.
Hoewel het dossier er weinig aanwijzingen voor biedt, is het ook mogelijk dat iemand anders, bijvoorbeeld iemand op school, in de bus of iemand in de woning van de verdachte, een of meer medicijnen aan [slachtoffer] heeft toegediend.
Tot slot kan een combinatie van deze scenario’s zich hebben voorgedaan, bijvoorbeeld dat [slachtoffer] zelf iets heeft gepakt en iemand zich heeft vergist bij het toedienen van medicijnen.
Kortom, het kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die opzettelijk de dodelijk gebleken hoeveelheid medicijnen aan [slachtoffer] heeft toegediend. Indien zij per ongeluk een dodelijke combinatie van medicijnen aan hem heeft verstrekt, had zij geen oogmerk op het overlijden van [slachtoffer] of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan hem.
Dat de middelen in onderlinge samenhang een dodelijke uitwerking kunnen hebben is specialistische kennis die de verdachte niet had en evenmin hoefde te hebben. Ook blijkt niet dat zij op voorhand heeft gezocht (bijvoorbeeld op websites en/of via (telefoon)contacten) naar de onderlinge samenhang tussen de desbetreffende medicijnen. Van een vooropgezet plan en dus van voorbedachten rade is dan ook geen sprake.
Met betrekking tot de saturatiemetingen merkt de verdediging op dat het er alle schijn van had dat het apparaat niet goed werkte op kindervingers vanwege de schommelende waardes. De verdachte was er daarom niet van op de hoogte welke waarde kritisch zou zijn, aldus de verdediging.
Hoewel het hof bij het onder 1 tenlastegelegde tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank (moord in plaats van doodslag) is het hof het grotendeels eens met de bewijsoverwegingen van de rechtbank. Het hof neemt deze overwegingen hierna dan ook voor een groot deel over en vult deze waar nodig aan.