Vaststaat dat de moeder met [minderjarige] op 28 maart 2024 naar [land] is vertrokken en niet meer is teruggekeerd. Vast staat ook dat de vader in 2023 maar twee keer fysiek contact met [minderjarige] heeft gehad en daarna niet meer. Verder staat vast dat de vader tot de mondelinge behandeling van het hof, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoeken aan de moeder om hem daarover te informeren, niet bekend was met het huidige woonadres van [minderjarige] en niet wist naar welke school hij ging. Eerst op uitdrukkelijk verzoek van het hof heeft de moeder deze gegevens op de mondelinge behandeling aan de vader verstrekt.
De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat er ook bij eenhoofdig gezag een grond bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken, indien deze ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. In het onderhavige geval dient het hof de vraag te beantwoorden of de vader mede belast moet worden met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
Van partijen wordt als ouders verwacht dat zij in het belang van [minderjarige] werken aan hun onderlinge communicatie en het samen leren dragen van de verantwoordelijkheid voor [minderjarige] . Beide partijen moeten [minderjarige] een emotioneel onbelast contact met de andere ouder gunnen. Partijen dienen elkaars rol als ouders te accepteren en respecteren.
De moeder is met [minderjarige] tijdens een lopende procedure, die ging over de omgang en het gezag, naar het buitenland vetrokken. Zij wist dat er geen einduitspraak op deze verzoeken was gegeven. De rechterlijke beslissing over de voorlopige omgangsregeling heeft zij naast zich neergelegd. Door eigenrichting te plegen, kan deze rechterlijke beslissing feitelijk niet worden uitgevoerd. Bovendien heeft de moeder de op haar rustende wettelijke informatieverplichting geschonden door de vader het woonadres en gegevens over de school van [minderjarige] te onthouden. Het behoeft geen toelichting dat rechterlijke beslissingen nageleefd dienen te worden. Het hof kan dan ook niet anders dan concluderen dat de moeder de vader op geen enkele wijze, dan wel op een volstrekt onvoldoende wijze, de mogelijkheid biedt om als vader betrokken te zijn en blijven bij het leven van [minderjarige] . Enkel contact via videobellen is daartoe niet toereikend. Niet alleen is dit nu beperkt tot één keer per twee weken gedurende 30 minuten, de aandachtsspanne van een 5-jarige jongen is logischerwijze beperkt. De moeder veronachtzaamt op grove wijze haar verplichting de ontwikkeling van de banden tussen [minderjarige] en zijn vader te bevorderen.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van de rechter een actieve opstelling wordt verlangd in gevallen waarin hij de gronden die de met het gezag belaste ouder aanvoert om geen medewerking te verlenen aan de totstandkoming of de uitvoering van een omgangsregeling niet voldoende acht (zie Hoge Raad 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91, NJ 2014/154). In een dergelijk geval kan het toewijzen van gezamenlijk gezag één van de instrumenten zijn die de rechter kan benutten om het recht op ‘family life’ tussen het kind en de andere ouder toch te verwezenlijken. Hoewel gezamenlijk gezag het risico in zich bergt dat het kind klem komt te zitten tussen de twee ouders, leidt eenhoofdig gezag ertoe dat de andere ouder geheel uit het leven van het kind wordt geweerd. De rechter moet dan de ruimte hebben om, uitgaande van de situatie ten tijde van zijn beslissing, in te schatten welke van deze twee kwaden het belang van het kind vermoedelijk het minst zal schaden (zie Hoge Raad 27 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:533, NJ 2020/167). Naar het oordeel van het hof wordt in dit geval het belang van [minderjarige] het minst geschaad door toekenning van het gezamenlijk gezag. Met die toekenning wordt immers bewerkstelligd dat er nog enige invulling aan het recht op ‘family life’ tussen [minderjarige] en zijn vader wordt gegeven, waar hij anders volledig uit het leven van [minderjarige] dreigt te verdwijnen. Door het gezag zal de vader in staat zijn om zelf informatie over [minderjarige] in te winnen en betrokken te worden (en blijven) bij belangrijke beslissingen die in zijn leven worden genomen. Dit kan niet, althans aanzienlijk minder, worden bewerkstelligd wanneer de vader zonder gezag slechts een recht op informatie heeft. Bovendien heeft de moeder, zoals hiervoor vermeld, deze informatieplicht reeds geschonden en zou de vader dan afhankelijk blijven van de bereidwilligheid van derden om hem informatie te geven.
Het hof hecht hierbij sterk aan de door de GI en de raad op de mondelinge behandeling gegeven adviezen. Van feiten en omstandigheden of ernstige contra-indicaties, die in het belang van [minderjarige] nopen tot afwijking van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, is het het hof niet gebleken.