ECLI:NL:GHSHE:2024:3754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
23/254
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belastingheffing voor Rijnvarende onder belastingverdrag Nederland-Zwitserland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 november 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een Rijnvarende. De belanghebbende, die in Italië woont, had een beroep gedaan op artikel 15, lid 3 van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. Het hof oordeelde echter dat dit beroep niet met vrucht kon worden gedaan. Nederland heeft op basis van artikel 15, lid 1 van het belastingverdrag het exclusieve heffingsrecht over de inkomsten die de belanghebbende in 2014 heeft genoten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder op 25 januari 2023 in deze zaak geoordeeld, en het hof bevestigde deze uitspraak. De zitting vond plaats op 13 november 2024, maar de belanghebbende en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De griffier had de belanghebbende tijdig uitgenodigd voor de zitting. Het hof oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden en dat er geen termen waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 23/254
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Italië), domicilie gekozen hebbend te [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 januari 2023, nummer BRE 19/891, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 13 november 2024 in ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 25 juli 2024 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 26 juli 2024 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.
Na behandeling van de zaak heeft het hof heden, 27 november 2024, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het hof:
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
De rechtbank heeft in de overwegingen 4.1 tot en met 4.6 overwogen dat belanghebbende niet met vrucht een beroep kan doen op het bepaalde in artikel 15, lid 3 van het belastingverdrag [1] Nederland-Zwitserland en dat Nederland op grond van artikel 15, lid 1, van het belastingverdrag het exclusieve heffingsrecht heeft over de inkomsten die belanghebbende in 2014 heeft genoten van Poseidon. Het hof acht deze overwegingen juist, op goede gronden gegeven en maakt deze tot de zijne.
Ten aanzien van het griffierecht
Het hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slot
Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P. Fortuin, voorzitter, T.A. Gladpootjes en F.P.G. Pötgens, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.M. Stassen-Kanters, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
Dit proces-verbaal is ondertekend door de griffier en door T.A. Gladpootjes, aangezien de voorzitter is verhinderd dit te ondertekenen.
De griffier, De voorzitter,
M.M. Stassen-Kanters T.A. Gladpootjes
Een afschrift van dit proces-verbaal is op 27 november 2024 in Mijn Rechtspraak geplaatst. Aan de partij die niet digitaal procedeert, is een afschrift op die datum aangetekend per post verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, ’s-Gravenhage, 26 februari 2010 (hierna: het belastingverdrag).