ECLI:NL:GHSHE:2024:3506

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
20-000519-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel met misbruik van een kwetsbare positie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij een vrouw, aangeduid als [slachtoffer], heeft uitgebuit. De feiten vonden plaats tussen 15 augustus 2020 en 18 december 2020, toen de verdachte de vrouw aanzette tot prostitutie en haar inkomsten uit deze werkzaamheden voor zichzelf aanwendde. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer], die financiële problemen had en eerder seksueel misbruik had ervaren. Het hof concludeerde dat de verdachte de vrouw heeft gedwongen en bewogen om in de prostitutie te werken, en dat hij opzettelijk voordeel heeft getrokken uit haar uitbuiting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding van €5.000,00 aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000519-22
Uitspraak : 4 oktober 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 17 februari 2022, parketnummer 01-321150-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 01-880453-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1973,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken. Verder is de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen telefoons en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Tot slot is de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 01-880453-18 afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- het tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest;
- de inbeslaggenomen telefoons verbeurd zal verklaren;
- de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen op de wijze zoals gevorderd (na vermindering van de vordering in hoger beroep);
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden (parketnummer 01-880453-18).
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd, waarbij is bepleit om ingeval van een bewezenverklaring te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman, onder verwijzing naar de pleitnota in eerste aanleg, naar het hof begrijpt bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, althans de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanvulling ex art. 312 Wetboek van Strafvordering van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2020 tot en met 18 december 2020 te Eindhoven en/of Spoordonk en/of Oirschot en/of Tilburg en/of elders in Nederland en/of in België, een ander, genaamd [slachtoffer] (werknaam: [slachtoffer] ), (telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door fraude en/of door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting (sub 1), en/of
- heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (sub 4), en/of
- heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (sub 9), en/of (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 6), waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het dreigen dat hij, verdachte, de liefdesrelatie met die [slachtoffer] zou verbreken als zij de werkzaamheden in de prostitutie niet zou (gaan) verrichten en/of
- het voorhouden aan die [slachtoffer] dat, om een mooie toekomst samen te kunnen beginnen, zij als tegenprestatie werkzaamheden in de prostitutie moest (gaan) verrichten en/of
- het brengen van die [slachtoffer] in een (sociaal) isolement en/of
- het dwingen van die [slachtoffer] om de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, af te dragen en/of waarbij voornoemde (onder sub 4) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het aangaan en/of onderhouden van een liefdesrelatie en/of seksuele relatie met voornoemde [slachtoffer] en/of
- het kijken van (geromantiseerde) televisieprogramma’s over prostitutie samen met die [slachtoffer] en/of
- het voorstellen aan die [slachtoffer] om te gaan werken in de prostitutie en/of
- het voorstellen aan die [slachtoffer] dat hij, verdachte, in dienst zou treden als haar vaste chauffeur bij de werkzaamheden in de prostitutie en/of
- het maken van foto’s en/of teksten voor (een) advertentie(s) op [website 1] en/of [website 3] en/of [website 2] en/of (een) andere website(s) waarin die [slachtoffer] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en/of
- het begeleiden/vervoeren van die [slachtoffer] bij/naar seksafspraken en/of
-het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) klant(en) over de aard van de prostitutiewerkzaamheden en/of de daarvoor te betalen bedragen en/of
-het bepalen of die [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden met of zonder condoom moest verrichten en/of
- het bijhouden en/of in ontvangst nemen van de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten aanschaffen van een voertuig (Mercedes met kenteken [kenteken 1] ) teneinde die [slachtoffer] naar de seksafspraken te kunnen vervoeren en/of
- het door die [slachtoffer] laten aanschaffen van een (sta)caravan, bedoeld om te gebruiken als locatie vanuit waar die [slachtoffer] prostitutiewerkzaamheden zou kunnen gaan verrichten,
terwijl degene ten aanzien van wie de in het eerste lid omschreven feiten zijn gepleegd, [slachtoffer] , een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie is gemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 augustus 2020 tot en met 18 december 2020 te Eindhoven en/of Spoordonk en/of Oirschot en/of Tilburg en/of elders in Nederland en/of in België een ander, genaamd [slachtoffer] (werknaam: [slachtoffer] ), telkens met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en/of dreiging met een andere feitelijkheid en/of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting (sub 1)
en/of
- heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4)
en/of
- heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (sub 9)
en/of
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 6),
waarbij een andere feitelijkheid en/of die dreiging met een andere feitelijkheid heeft/hebben bestaan uit:
- het dreigen dat hij, verdachte, de liefdesrelatie met die [slachtoffer] zou verbreken als zij de werkzaamheden in de prostitutie niet zou (gaan) verrichten en/of
- het voorhouden aan die [slachtoffer] dat, om een mooie toekomst samen te kunnen beginnen, zij als tegenprestatie werkzaamheden in de prostitutie moest (gaan) verrichten en/of
waarbij voornoemde (onder sub 4) "enige handeling" heeft bestaan uit:
- het aangaan en onderhouden van een liefdesrelatie en seksuele relatie met voornoemde [slachtoffer] en/of
- het voorstellen aan die [slachtoffer] om te gaan werken in de prostitutie en/of
- het voorstellen aan die [slachtoffer] dat hij, verdachte, in dienst zou treden als haar vaste chauffeur bij de werkzaamheden in de prostitutie en/of
- het maken van foto’s en teksten voor advertenties op [website 1] en [website 3] en [website 2] en/of
- het begeleiden/vervoeren van die [slachtoffer] bij/naar seksafspraken en/of
-het onderhouden van contacten met en/of het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [slachtoffer] en/of
- het bijhouden en/of in ontvangst nemen van de opbrengsten uit de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of
- het door die [slachtoffer] laten aanschaffen van een voertuig (Mercedes met kenteken [kenteken 1] ) teneinde die [slachtoffer] naar de seksafspraken te kunnen vervoeren,
terwijl degene ten aanzien van wie de in het eerste lid omschreven feiten zijn gepleegd, [slachtoffer] , een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie is gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen advertentie [website 1] d.d. 18 december 2020, dossierpagina’s 35-37, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 35)
Op 16 december 2020 bekeek ik de website [website 1] . Dit betreft een website waar prostituees zich aanbieden voor seksuele diensten. Omdat de overheid een maatregel heeft opgelegd in verband met de lock down door corona en dus ook voor sekswerkers, keek ik of er nog veel advertenties actief waren op deze website.
Ik zag dat er een seksadvertentie online stond met de werknaam " [slachtoffer] ”, gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
(pagina 36)
Bij het zien van de advertentie kreeg ik een onderbuikgevoel dat achter deze advertentie mogelijk [verdachte] betrokken was. Ik ken [verdachte] ambtshalve uit diverse prostitutiecontroles en onderzoek Cheyenne. Onderzoek Cheyenne betrof een onderzoek naar mensenhandel. [verdachte] is hiervoor ook
veroordeeld door de rechtbank te ‘s-Hertogenbosch.
Wat mij opviel was dat er diverse gelijkenissen waren met advertenties die in onderzoek Cheyenne gekoppeld waren aan 3 slachtoffers mensenhandel.
Ik zag dat er veel foto’s gekoppeld waren van de prostituee aan de genoemde advertentie van [slachtoffer] op [website 1] . Ik zag dat er een aantal foto’s waren genomen in de natuur bij een meer of ven. Dit was ook het geval destijds met advertenties in onderzoek Cheyenne. Ik zag dat er enkele foto’s gekoppeld waren aan de genoemde advertentie van de prostituee met een vrachtwagen. Deze vrachtwagen heeft als opschrift de plaatsnaam Retie. Destijds, in onderzoek Cheyenne verbleef [verdachte] veelal in de omgeving van Retie, zijnde een dorpje net over de grens in België.
Ik zag dat er cardates mogelijk waren voor 130 euro. Destijds, in onderzoek Cheyenne spraken de slachtoffers veelal af middels cardates. Ik zag dat afspraken maken alleen middels WhatsApp mogelijk waren. Destijds, in onderzoek
Cheyenne was het ook alleen mogelijk om afspraken te maken middels WhatsApp.
(pagina 37)
Op 15 november 2020 te 1.32 uur werd er in Geldrop een Renault, type Clio voorzien van het kenteken [kenteken 2] gecontroleerd met twee inzittenden. De inzittenden betroffen:
[slachtoffer] geboren [geboortedag 2] te [geboorteplaats 2]
[verdachte] geboren [geboortedag 1] te [geboorteplaats 1] .
Tijdens deze controle zagen de verbalisanten dat [verdachte] de bestuurder was en dat [slachtoffer] op de bijrijdersstoel zat.
Op 11 december 2020 1.40 uur werd er in Gorinchem op de parkeerplaats van het hotel genaamd Campanile een voertuig aangetroffen, zijnde een Mercedes-Benz, type B200 voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Op de parkeerplaats zagen de verbalisanten dat er alleen een man op bestuurdersstoel zat van het betreffende voertuig. De verbalisanten zagen 5 minuten later het betreffende voertuig rijden op Franklinweg te Gorinchem met twee personen. De verbalisanten treffen tijdens de controle de volgende personen aan: [slachtoffer] en [verdachte] .
Gezien bovenstaande mutaties en gelijkenissen in de seksadvertenties op de website, was het voor mij zeer aannemelijk dat [verdachte] mogelijk opnieuw werkzaam was in de prostitutie met een onbekende vrouw.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen staandehouding en controle [verdachte] d.d. 18 december 2020, dossierpagina’s 38-39, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
(pagina 38)
Op 18 december 2020 werd een controle opgezet, teneinde duidelijk te krijgen of
vernoemde [verdachte] zich wederom zou bezighouden met seksuele uitbuiting.
De controle werd uitgevoerd door een fictieve seksafspraak te maken via een geplaatste seksadvertentie. Het doel daarvan was om duidelijk te krijgen of [verdachte] weer als chauffeur zou optreden voor de vrouwelijke prostituee.
Op 18 december 2020 omstreeks 14.00 uur bevonden wij ons ter hoogte van
de Wintelresedijk te Oirschot, omdat de fictieve seksafspraak was gemaakt voor deze locatie. Omstreeks 14.07 uur kwam via WhatsApp het bericht binnen dat de locatie gewijzigd was naar Kattenberg. Omstreeks 14.16 uur, enkele straten verwijderd van Kattenberg, werd door ons een Mercedes-Benz, type B200 en voorzien van het kenteken [kenteken 1] , gezien.
(pagina 39)
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , herkende ambtshalve de bestuurder als [verdachte] . Wij zagen tevens dat er een vrouw naast hem zat.
Omstreeks 14.40 uur zagen wij dat voornoemde Mercedes de Kattenberg opreed in de richting van de Kattenbergsesteeg. Wij zijn vervolgens meteen ook de
Kattenberg ingereden en net voorbij de Kattenbergsesteeg zagen wij dat vernoemde Mercedes ons tegemoet reed. Hierop hebben we ons voertuig dwars over de weg geplaatst, teneinde de Mercedes te laten stoppen wat uiteindelijk ook gebeurde. Nadat de Mercedes gestopt was, deelden wij de bestuurder mede dat wij politieambtenaren waren .
In het voertuig troffen wij als bestuurder aan [verdachte] en [slachtoffer] .
[slachtoffer] werd meegenomen door andere collega’s die met haar in gesprek gingen
teneinde een indicatie te krijgen of zij mogelijk slachtoffer van mensenhandel was.
Ik, [verbalisant 2] , ging in gesprek met vernoemde [verdachte] . Kort en zakelijk
weergegeven vertelde hij onder andere desgevraagd het navolgende.
> [slachtoffer] is zijn vriendin en ze kennen elkaar sinds augustus 2020.
> [slachtoffer] heeft, voordat ze elkaar kenden, nooit in de prostitutie gewerkt.
> [slachtoffer] werkte eerst in de horeca maar dit is aan het begin van corona gestopt.
> [slachtoffer] werkt nu in de prostitutie voor het escortbedrijf [bedrijf 1] in Tilburg.
> Het escortbedrijf is momenteel gesloten vanwege coronamaatregel van de overheid.
> [verdachte] is als chauffeur werkzaam voor ditzelfde bedrijf.
> Het geld dat [slachtoffer] verdient gaat in de gezamenlijke pot.
> [verdachte] en [slachtoffer] wonen apart van elkaar.
Om 16.00 uur werd [verdachte] aangehouden als verdachte van mensenhandel.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020, dossierpagina’s 43-47, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pagina 43)
Op 18 december 2020 om 17.30 uur hielden wij een informatief gesprek mensenhandel met [slachtoffer] .
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord [slachtoffer]
V: Je bent gecontroleerd door ons. Hoe ben je, in grote lijnen, in de prostitutie
terechtgekomen?
A: Ik ben in de prostitutie gekomen omdat ik gescheiden ben. Ik had een baan in de
horeca, mijn contract liep af en ik moest toch vaste lasten betalen, eten en drinken. Ik had maar 10 euro per week om van te leven.
V: Op welke site ben je gaan zoeken voor escort?
A: Ik ben op [website 1] gaan kijken in september dit jaar. Sinds die tijd werk ik in de prostitutie.
(pagina 44)
V: Je vertelde tijdens de controle dat je een relatie hebt met degene die jou naar de
afspraak bracht, genaamd [verdachte] . Hoe is de relatie met [verdachte] ontstaan?
A: Ik heb hem op de datingsite [site] ontmoet. We hebben sinds 15 augustus (het hof begrijpt: 15 augustus 2020) een relatie. Tijdens onze eerste date hebben we meteen ook een relatie gekregen.
V: Je hebt eerst [verdachte] leren kennen en daarna ben je in de prostitutie gaan
werken. Wat vond [verdachte] daarvan?
A: Ja, ik moet een lening van mijn ex afbetalen. Het is een lening van 40.000 euro. Mijn ex heeft dit geld geleend toen wij nog getrouwd waren in gemeenschap van goederen. Ik heb nu een relatie en het geld wat ik nu verdien daar doen we gewoon samen mee, en daar betaal in mijn vaste lasten van en daar betaal ik die schuld mee af.
V: Wist [verdachte] ook dat jij deze schuld hebt?
A: Ja.
V: Wat bedoel je met het geld wat ik nu verdien daar doen we samen mee?
A: Als we boodschappen doen of zo, dan doen we dan van dat geld. De vaste lasten.
V: Wat heeft [verdachte] voor inkomsten?
A: Volgens mij een uitkering van het UWV en hij werkt als chauffeur, voor het escortbureau en hij rijdt mij dus rond.
V: (…)
A: Ik heb in totaal 3 advertenties, op [website 1] op [website 3] en op [website 2] . Ik heb de
advertenties aan [verdachte] laten zien om te vragen wat hij ervan vond, of ik niks stoms
had geschreven of zo. De foto's op de advertenties heeft [verdachte] gemaakt. Ik heb 1 werknaam en dat is [slachtoffer] . Ik had nog een telefoon thuis en die heb ik gebruikt als werktelefoon, dat is die gouden Samsung.
V: En dan, dan gaat de advertentie online?
A: Dan gaan mensen Whatsappen.
V: En als er dan een afspraak is, wat dan?
A: Dan bel ik [verdachte] , of ik ben bij [verdachte] . [verdachte] brengt me dan naar de afspraak. Ik ga
dan naar de date en [verdachte] wacht op mij. Ik pak het geld aan en doe dat in mijn
portemonnee en [verdachte] houdt die bij zich.
V: Wat was jou bekend van de prostitutiewereld?
(pagina 45)
A: Ik ken het van meisje van plezier.
V: Hoeveel klanten heb je gehad met [verdachte] als chauffeur?
A: Dat was altijd verschillend, soms 1 en soms 2 op een dag.
V: Hoe lang ben je aan het werk geweest bij [bedrijf 1] ?
A: Daar werk ik nog steeds. Afgelopen dinsdag is het dicht gegaan in verband met corona.
V: Is [verdachte] dan ook in dienst daar?
A: Ik ben daar in dienst en [verdachte] krijgt onkostenvergoeding van het escortbedrijf. Je
moet het zo zien, ik krijg geld, voor 1 uur krijg ik 150 euro, daar gaat geld voor de chauffeur van af 40 euro en de dame, ik dus, krijgt ook 40 en de rest gaat naar het
escortbureau.
V: En hoe heb je het gedaan met het geld wat je hebt ontvangen van de klanten (…) illegaal zeg maar?
A: Gewoon voor mijzelf.
V: En [verdachte] dan?
A: Dat is gewoon samen.
O: ( [slachtoffer] begint te huilen)
V: Hoe komt het dat je emotioneel wordt?
A: (…) Ik houd kei veel van hem. Ik wil hem gewoon niet kwijt. Ik wil mijn relatie niet kwijt.
V: En je vertelde dat de auto waar jullie mee waren, van jou is.
A: Ja dat klopt. Deze hebben we aangeschaft voor het prostitutiewerk, het is een
Mercedes en dat komt goed over op een klant. Ik heb deze auto nu 2 weken ongeveer. De auto kostte 6000 euro, ik heb die betaald van mijn salaris van de [bedrijf 1] .
V: Wie heeft die auto gevonden, waar hij te koop stond?
A: [verdachte] en ik samen, op internet.
(pagina 46)
(…) De Mercedes staat normaal gesproken in Eindhoven.
V: Wie maakt het meest gebruik van de Mercedes?
A: [verdachte] .
V: Wie betaalt de vaste lasten voor de Mercedes en de Volkswagen Polo?
A: Dat doe ik.
V: We hebben het eerder gehad over je verleden, je hebt geen fijn verleden gehad,
seksueel misbruik. Wat weet [verdachte] hiervan?
A: Ja die weet dit ook.
V: [verdachte] woont in Eindhoven, wie betaalt de vaste lasten van die woning?
A: [verdachte] betaalt de huur. En ik betaal het gas, water en licht.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 december 2020, dossierpagina’s 48-52, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
(pagina 50)
V: (…)
Mijn ouders zijn gescheiden en mijn vader leeft met de zus van mijn moeder. De ex van mijn tante heeft mij seksueel misbruikt vanaf mijn 9e jaar tot mijn 12e. Ik heb het 23 jaar geheimgehouden tot het op een avond na het stappen eruit kwam (…).
V: Wat wist [verdachte] van jouw verleden?
A: Alles we hadden geen geheimen voor elkaar.
V: Wanneer ben je daar ingeschreven in Helmond (
het hof begrijpt: bij het escortbedrijf)?
A: (…) Begin oktober 2020 volgens mij.
V: Werkte je voor die tijd al in de escort?
A: Ik werkte al een maand in de escort zonder de escortservice en dus zonder vergunning.
V: Wie heeft die advertentie geplaatst?
A: [verdachte] en ik.
5.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2021, dossierpagina’s 53-58, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
(pagina 53)
V: [slachtoffer] , je hebt gisteren telefonisch contact opgenomen waarbij je aangaf dat je had nagedacht en met ons in gesprek wil. Waar had je over nagedacht?
A: Ik heb in de afgelopen tijd problemen gekregen met mijn familie. Ze merkten aan mij dat er iets was, ik was kribbig en ik wist niet goed wat ik er mee moest doen. Mijn stiefvader zei dat ik problemen veroorzaakte en mijn broer zei tegen mij dat ik zijn oud en nieuw had verpest. Ik ben met mijn stiefvader in gesprek geraakt en ik kon op een gegeven moment niet anders meer dan de waarheid vertellen. Mijn stiefvader voelde al aan dat er iets speelde. Ook dat ik in korte tijd 3 auto’s en meubels en een hond kocht snapte hij niet. Dus ik heb hem de waarheid verteld. Mijn stiefvader vroeg aan mij waar ik mee bezig was, waarom ik dit deed. Ik heb toen gezegd dat ik zoveel om [verdachte] gaf en daarom alles voor hem wilde doen. Terwijl ik weet zelf, ik ben geen meisje van de escort. Alleen mijn
(pagina 54)stiefvader weet er nu van en ik heb het mijn beste vriendin verteld.
V: Je gaf in het gesprek ook aan dat je het gevoel had dat je misleid was door [verdachte] . Waardoor heb je dat gevoel?
A: Eerst hadden we een date, hij kwam lief en leuk over. Het werk wat hij deed bij [bedrijf 4] vond hij niks. Ik werkte op dat moment in de wellness in Oosterhout bij [bedrijf 5] . [verdachte] vertelde me dat hij zijn oude baantje als chauffeur van een prostituee wel weer wilde oppakken. De ex-vrouw van [verdachte] deed dit werk ook in het verleden. Hij zei dat hij een betrouwbaar iemand nodig had en vroeg of ik dat misschien wilde doen. Ik was bang dat als ik het niet deed dat ik hem dan kwijt zou raken. Wij hadden deze gesprekken helemaal in het begin van onze relatie via WhatsApp. Ik heb deze gesprekken niet meer op mijn telefoon.
V: Waardoor dacht je dat?
A: Ik hou zoveel van hem en hij was zo lief en hij gaf mij complimentjes.
V: Wat zou er gebeuren als je het niet in de prostitutie was gaan werken?
A: Dan denk ik dat het einde relatie was. Hij zei wel eens tegen mij dat er wel meer vrouwen waren die het wel wilde doen. Ik dacht dan ‘oh nee ik wil hem niet kwijt.’
V: Je leerde vervolgens [verdachte] in augustus 2020 kennen. Wat waren jullie toekomstplannen samen?
A: [verdachte] liet mij zien dat het erg mooi was om in Spanje in Altea een appartement te hebben en om daar een leven op te bouwen. [verdachte] zei dat als we aan onze toekomst wilden werken, we daar wel wat voor moesten doen. En zo kwam de escort ter sprake. Het idee was om direct te starten in de escort, in de eerste instantie in de illegaliteit, maar om niet gepakt te worden sloten we ons aan bij een escortbedrijf, zodat we konden zeggen dat we daarvoor werkten als we aan de kant gezet zouden worden door de politie.
V: Hoe begon dat, dat werken in de illegale prostitutie?
A: [verdachte] zei dat we foto's nodig hadden voor de site. Hij stuurde me telkens of ik erover na had gedacht en wat ik wilde. Ik was bang dat hij weg zou gaan, want zijn kleren waren al uit de kast. Ik kwam terug van mijn werk en toen vroeg [verdachte] weer of ik erover na had gedacht en toen heb ik die beslissing genomen.
(pagina 55)
V: En toen?
A: Toen heeft [verdachte] foto’s gemaakt van mij in lingerie in mijn appartement. Er zijn ook foto’s in gewone kleding gemaakt en naaktfoto’s.
V: Wie bepaalde dat, dat die foto’s zo genomen werden?
A: We deden het samen. Maar [verdachte] gaf wel aan mij aan wat de klanten wilden zien. Bijvoorbeeld de naaktfoto’s.
V: Je hebt het over ‘de site’. Hoe ging dat?
A: Ik wist niets van dit soort sites af, [verdachte] wel. Dus [verdachte] kwam met [website 2] en [website 3] en [website 1] . De tekst voor de advertentie hebben we samen opgemaakt.
V: En dan heb je je eerste klant, hoe ging dat?
A: Dat weet ik nog goed. Dat was in Vlijmen. [verdachte] zei tegen me dat ik eerst het geld in ontvangst moest nemen en het aan [verdachte] moest geven, want dan was het veilig.
V: Hoe lang heb je illegaal in de escort gewerkt?
A: Vanaf september 2020 tot zeker in oktober 2020. Toen ik via het escortbedrijf werkte had ik het zo druk dat het illegale maar af en toe gebeurde.
V: Wie bepaalde de bedragen?
A: [verdachte] zei dan een bedrag en ik zei dan of ik het goed vond.
V: Wie bracht jou naar België, naar de afspraak in het [locatie] ?
A: Altijd [verdachte] . Hij heeft mij 4 keer naar België gebracht. Ik heb 4 seksafspraken gehad (
het hof begrijpt: in het [locatie]) in de tijd dat ik voor het escortbureau werkte.
V: Op een gegeven moment kwam het idee om jullie aan te melden bij een escortbedrijf. Hoe ging dat aanmelden?
A: Halverwege oktober heb ik me aangemeld bij het escortbedrijf. Ik heb contact gelegd met het escortbedrijf en zodoende kwam er een afspraak. Ik ging daar met [verdachte] heen. Ik had wel alleen het gesprek. Ze vertelde mij administratieve dingen over hoe het ging met belasting, maar ze vertelde mij ook dat ze werkten met chauffeurs. Toen gaf ik aan dat ik een chauffeur had. Ze vroegen me ook of ik gedwongen werd, maar op dat moment voelde dat niet zo voor mij. Dus gaf ik aan dat het niet gedwongen was. Achteraf heb ik alles gedaan met de gedachte ‘anders raak ik hem kwijt’, dat was altijd de achterliggende gedachte.
V: Wiens idee was het, dat [verdachte] jouw chauffeur zou worden bij het escortbedrijf?
A: [verdachte] had het tegen mij gezegd dat hij dat baantje wel wilde.
(pagina 56)
V: Hoeveel klanten heb je ongeveer gehad voor het escortbureau?
A: Ik werkte 6 dagen voor hen. Op een avond tussen de 2 en 4 klanten. In het weekend waren dit 3 tot 6 klanten op een avond.
V: Wat hield je aan geld over op een avond?
A: De regeling was 40 euro voor mij, 40 euro voor de chauffeur en 70 euro voor het escortbedrijf.
Ik heb wel ooit ruzie gehad met [verdachte] over het geld. Tijdens een afspraak vroeg iemand aan mij of ik zijn vrouw ook wilde verwennen en wat ik daarvoor wilde hebben. Ik wist het echt niet en hij stelde 30 euro voor, ik ging daar mee akkoord. Toen ik dit later tegen [verdachte] zei toen noemde hij mij ‘goedkope hoer’.
V: Je vertelde dat je, nadat het escortbureau moest sluiten in verband met de corona maatregelen weer doorwerkte in de illegaliteit. Van wanneer tot wanneer was dat precies?
A: Vanaf 15 december tot die vrijdag dat wij gecontroleerd werden door de politie.
V: Hoeveel klanten heb je toen gehad?
A: Ik denk 6.
V: Had je toen dezelfde tarieven als toen je eerder in de illegaliteit werkte?
A: Ja dat was hetzelfde.
(…)
Tijdens de escort hadden we ook illegale klanten tussendoor.
V: Welke seksuele handelingen heb je gedaan in bovengenoemde periodes?
A: Pijpen met condoom, neuken met condoom en vingeren en masseren, dat was dus die 150 euro. Ik had een extra pakket van 50 euro voor pijpen zonder condoom, beffen en anaal.
V: Hoeveel klanten heb jij ongeveer in totaal gehad?
A: Ja reken maar uit. (Opmerking verbalisant: Als we het samen berekenen dan is het gemiddeld 26 per week.)
V: Hoe gingen de betalingen?
A: Voor het escort bedrijf was het via iDEAL op de rekening van het escortbedrijf. En in de illegaliteit heb ik het geld 2 keer op mijn rekening laten storten en de rest contant.
V: Je gaf eerder aan dat je het geld aan [verdachte] gaf voordat je de seksafspraak had. Wat gebeurde er daarna met dat geld?
A: Dat deden wij in een kluis van de Action en als we geld nodig hadden dat pakten we het daaruit.
V: En de portemonnee die in de auto lag, van wie was die?
(pagina 57)
A: Van ons, daar zat de opbrengst in van de afgelopen 4 dagen.
V: Hoe zit het met de auto’s die jullie de afgelopen tijd hebben gehad?
A: (…) [verdachte] had het al een tijdje over een Mercedes en toen zijn we daarnaar op zoek gegaan. We hebben de Renault Clio ingeruild tegen de Mercedes, en hiervoor moesten we 6000 euro bijbetalen. We hebben ook wel eens voor een paar honderd euro aan kleding gekocht, betaald van het escort geld.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2020, dossierpagina 65, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Naar aanleiding van het intakegesprek van [slachtoffer] werd ons gevraagd om haar, [slachtoffer] , naar haar verblijfsadres, zijnde [adres 1]
, te brengen. Tijdens het naar huis brengen, stelde ik, [verbalisant 6] , aan [slachtoffer] wat vragen.
De wijze waarop [slachtoffer] antwoord gaf op deze vragen, alsmede de wijze van reageren paste ons inziens, niet bij een volwassen vrouw. Daarmee bedoelen wij dat zij op een bijna simpel eerlijke manier de gestelde vragen beantwoordde en dat dit niet conform was hetgeen je van haar zou mogen verwachten. Dit gelet op haar leeftijd, levens- en werkervaring. Hierdoor bleek een bepaalde kwetsbaarheid.
Ik, [verbalisant 1] , ben 28 jaar werkzaam bij de politie. De laatste 11 jaar ben ik beroepshalve betrokken bij [naam 2] , zijnde een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik heb daarom ook regelmatig contact met mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast heb ik zelf een zoon van 15 jaar oud, met een verstandelijke beperking. De wijze waarop [slachtoffer] antwoorden gaf deed mij denken aan iemand uit deze groep.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2020, dossierpagina’s 66-67, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
(pagina 66)
Op 18 december 2020 om 17:30 uur hielden wij een informatief gesprek mensenhandel met [slachtoffer] . Wij kregen het vermoeden dat
zij een kwetsbaar persoon is dan wel zich in een zeer kwetsbare positie
bevindt, omdat:
- [slachtoffer] gaf aan een lening te hebben openstaan van 38.000 euro, door toedoen van haar ex-partner.
- [slachtoffer] gaf aan dat voordat zij in de prostitutie ging werken, ze van 10 euro per week probeerde te leven;
- [slachtoffer] gaf aan dat wanneer zij stopt met prostitutiewerkzaamheden zij geen geld meer heeft;
- [slachtoffer] is in het verleden seksueel misbruikt en heeft dit 23 jaar als geheim bewaard;
- [slachtoffer] heeft tegen niemand verteld dat zij in de prostitutie werkt. [verdachte] is de enige persoon die er vanaf weet.
- [slachtoffer] ziet de serie ‘Meisje van plezier’ als voorbeeld voor het werk in de prostitutie. Ze refereert naar stukken uit deze serie, bijvoorbeeld dat het noodzakelijk is om met een goede auto voor de dag te komen en dat je als escort ook ‘high class’ kan zijn. Echter komen haar huidige werkzaamheden niet overeen met de werkelijkheid.
- [slachtoffer] verblijft hoofdzakelijk in de woning van [verdachte] in Eindhoven. [slachtoffer] kent niemand in Eindhoven.
- [slachtoffer] durft geen auto te rijden in een grote stad.
- [slachtoffer] werd door ons voorzien van een noodtelefoon, echter had zij geen idee hoe zij beltegoed moest opwaarderen.
- Het viel ons op dat [slachtoffer] gewenste antwoorden geeft.
- Het viel ons op dat [slachtoffer] emotioneel werd op de momenten dat wij haar vertelden dat [verdachte] aangehouden was en niet naar huis zou komen en bij de mededeling dat hij in verzekering gesteld was. [slachtoffer] kwam daarbij ‘radeloos’ op ons over, alsof ze nu niet meer wist hoe het verder moest.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2020, dossierpagina 68, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 21 december 2020 ben ik telefonisch gebeld door de zorgcoördinator [betrokkene 1] , die werkzaam is bij de zorgorganisatie [stichting 1] te Eindhoven.
Hij had vandaag een gesprek gehad met [slachtoffer] . [betrokkene 1] vertelde mij het volgende:
“ [slachtoffer] komt over als een licht verstandelijk beperkt persoon. Zij is helemaal verliefd op hem. Zij ziet haar vriend als een held. Haar vriend heeft haar in contact gebracht met prostitutie. (…).”
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van het kabinet raadsheer-commissaris d.d. 1 februari 2024, opgemaakt door de raadsheer-commissaris, voor zover inhoudende:
(pagina 1)
De raadsheer-commissaris heeft vervolgens op 11 oktober 2023 drs. S. Labrijn ,
GZ-psycholoog, benoemd om onderzoek te verrichten naar de persoonlijkheid van aangeefster [slachtoffer] .
(pagina 2)
Het rapport van de deskundige drs. Labrijn d.d. 26 januari 2024 werd op 29 januari 2024 ontvangen. Hieronder zal het rapport grotendeels worden geciteerd.
Het onderzoek vond plaats op 22 december 2023 en op 11 en 12 januari 2024 op het
woonadres van onderzochte. In het derde gesprek was mw. M. Herber , psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog (piog) met toestemming van onderzochte, aanwezig. De totale contactduur bedroeg ruim 5 uur.
(pagina 11-12)
Gespreksindrukken
Onderzochte komt subassertief over. Zij doet haar best zo goed mogelijk te presteren, de verschillende taken van het testonderzoek zo goed mogelijk te doen. Zij doet haar uiterste best en lijkt zo beperktere capaciteiten te willen compenseren.
De dynamiek in de contacten wijst op afhankelijke en vermijdende trekken. (…)
Onderzochte maakt vooral een kwetsbare en meegaande indruk. Er is sprake van een duidelijke lijdenslast. Het zelfbeeld imponeert als negatief ontwikkeld. Er is wantrouwen jegens de medemens in die zin, dat onderzochte lijkt te anticiperen op afkeuringen/of afwijzing. Er is sprake van schaamte over het seksueel misbruik in haar verleden en de prostitutieperiode.
Diagnostische overwegingen
Onderzochte werkte mee aan alle onderdelen van het onderhavige onderzoek.
Geconcludeerd wordt dat onderzochte cognitief gezien functioneert op een overwegend zwak niveau. (…) In het intelligentieprofiel valt op dat met name de verbale capaciteiten zwak ontwikkeld zijn. Dit betekent dat het voor onderzochte moeilijk zal zijn door haar ervaren problemen en spanningen te verbaliseren. (…)
Overigens is het mogelijk dat de scores van het intelligentieonderzoek gedrukt worden door de concentratieproblemen die samenhangen met de posttraumatische stressstoornis, die ook wordt gediagnosticeerd.
In het onderzoek is daarnaast duidelijk geworden dat onderzochte lijdt aan een
posttraumatische stressstoornis. Er is sprake van herbelevingen, van intrusieve gedachten die voor onderzochte zeer pijnlijk zijn aan de traumatische ervaringen. Er is sprake van vermijding, van een hoge waakzaamheid en van schrikachtigheid en angsten. Onderzochte is meer prikkelbaar en kan verbale woede-uitbarstingen hebben. Over de persoonlijkheidsontwikkeling kan het volgende gezegd worden. Onderzochte groeide op in een affectief en pedagogisch verwaarlozend gezinsklimaat. Er is sprake geweest van velerlei onveiligheid en van seksuele traumatisering in de voorgeschiedenis. Zo kan de (pedagogische en emotionele) verwaarlozing gezien worden als traumatiserend; werd zij veel gepest in haar kinder- en jeugdtijd en is er sprake van meerdere seksuele trauma’s en een voor onderzochte traumatische echtscheiding van haar ouders. Een en ander leidde ertoe
dat onderzochte hechtingsproblemen ontwikkelde. Er is onvoldoende zelfvertrouwen maar ook onvoldoende vertrouwen in de ander waardoor zij anderen gemakkelijk kan ervaren als een bron van afwijzing.
(…) Zij ontwikkelde een negatief zelfbeeld (…). Er is een sterke behoefte aan bevestiging, meer nog van mannen dan van vrouwen. Haar coping is (afwijzing) te vermijden en/of meegaand te zijn en de ander te pleasen. Hiervan is sprake in een groot aantal situaties en in langdurige perioden.
(pagina 13)
De vermijdende en afhankelijke trekken kleuren haar functioneren. De vraag of de grens van de persoonlijkheidspathologie overschreden wordt, is niet gemakkelijk te beantwoorden want ook de complexe traumatisering in de voorgeschiedenis
en het zwakbegaafde functioneren dragen bij aan een afhankelijke en vermijdende
opstelling. Duidelijk is dat de trekken langdurig lijdensdruk veroorzaken en beperkingen in haar functioneren. Omdat onderzochte deze trekken beschrijft als bij haar horend en bij haar passend, dit ook door referenten gedurende een lange tijd wordt opgemerkt, de trekken opvallend zijn in het contact; wordt de volgende classificatie opgenomen: andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidstrekken, namelijk afhankelijke en vermijdende trekken.
Over de prostitutieperiode (15 augustus 2020 tot en met 18 december 2020) kan het
volgende worden opgemerkt. Ook in die periode was sprake van zwakbegaafdheid en van een persoonlijkheidsstoornis. Immers spreekt men pas van een persoonlijkheidsstoornis als de kenmerken zich duurzaam manifesteren; als patronen stabiel en van lange duur zijn. Hiervan is sprake bij onderzochte.
Bovendien was ook toen sprake van een posttraumatische stressstoornis (gedachten aan het seksueel misbruik door haar oom en andere traumatische ervaringen kwamen boven, zij herbeleefde deze eerdere trauma's als het ware.
(pagina 14)
Voortvloeiend uit de zwakbegaafdheid is zij verminderd in staat tot rationele/cognitieve controle en is zij verminderd in staat rationeel te reflecteren op de situatie waarin zij zich bevindt. Zij doorziet voortvloeiend uit de zwakbegaafdheid de beweegredenen en motieven van de ander minder. Zij is verminderd in staat adequaat te reflecteren op wat er van haar wordt gevraagd en tot het vormen van een reëel beeld van haar relatie.
Beantwoording van de vraagstelling
1. Is onderzochte lijdende aan een psychische stoornis en/of verstandelijke handicap en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Onderzochte is lijdende aan een posttraumatische stressstoornis, aan een andere
gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende
trekken en zij functioneert cognitief op een zwakbegaafd niveau.
(pagina 15)
2. Hoe was dit ten tijde van het aan de verdachte tenlastegelegde feit? (de periode van 15 augustus 2020 tot en met 18 december 2020).
Als hierboven omschreven (…).
4. Verkeerde onderzochte voorafgaand of in de periode van het tenlastegelegde in een kwetsbare positie waarin zij geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze had dan het tenlastegelegde misbruik te ondergaan of waarin zij beperkt was in haar keuzevrijheid ten aanzien van het verrichten van seksuele handelingen met een ander, en zo ja in welke mate?
Voortvloeiend uit de persoonlijkheidsstoornis, de ptss en de zwakbegaafdheid
was er sprake van een beperkte keuzevrijheid.
De kern van de persoonlijkheidsstoornis ligt in hechtingsproblematiek.
Onderzochte heeft onvoldoende zelfvertrouwen (zij heeft een negatief zelfbeeld,
zij tracht een negatief zelfbeeld steeds te compenseren door haar best te doen en
anderen tegemoet te komen) en onvoldoende vertrouwen in de ander (zij
anticipeert op afwijzing/afkeuring van de ander en wil die afkeuring/afwijzing
voorkomen door zich dienstbaar op te stellen, meegaand te zijn, ruzie te
vermijden, mee te gaan in de wensen van anderen).
In een liefdesrelatie manifesteert de hechtingsproblematiek zich het sterkst. Zij
is bang verlaten te worden en wil de liefde en bevestiging van de ander
‘verdienen’. Hierdoor zal zij als het ware vervloeien met de wensen van de
ander, zeker als zij het gevoel heeft dat de relatie daarvan afhangt. Haar ervaren
onveiligheid (ieder moment kan de ander haar verlaten) leidt ertoe dat zij zal
knokken om dat te voorkomen, zij zal vanuit de ervaren onveiligheid doen wat
nodig is om de relatie te behouden. Verlaten worden/het einde van de relatie is
telkens een bevestiging van de door haar ervaren minderwaardigheid en
hulpeloosheid en is daarom zeer moeilijk te verdragen voor haar. Haar
keuzevrijheid is hierdoor ingeperkt.
(pagina 16)
Voortvloeiend uit de zwakbegaafdheid is zij verminderd in staat tot
rationele/cognitieve controle en verminderd in staat rationeel te reflecteren op
de situatie waarin zij zich bevindt. Zij doorziet minder de beweegredenen en
motieven van de ander. Zij is verminderd in staat adequaat te reflecteren op wat
er van haar wordt gevraagd.
De ptss is een angststoornis die bij onderzochte gepaard gaat met de neiging zich terug te trekken uit sociale contacten en zich te isoleren. Zij vermijdt (persoonlijk contact met) anderen waardoor ze zichzelf de gezonde kijk en invloed van anderen onthoudt. De beide stoornissen gaan gepaard met schaamte, emotionele instabiliteit, lijdensdruk en leidden ertoe dat onderzochte verminderd in staat was adequaat te reageren.
5. Indien onderzochte al dan niet volledig beperkt was in haar keuzevrijheid, in hoeverre moet dat kenbaar zijn geweest voor een ander?
In het algemeen kan gezegd worden dat mensen die een ander (willen)
manipuleren goed aanvoelen bij wie dat wel en niet zal lukken.
In het algemeen kan gezegd worden dat onderzochte overkomt als afhankelijk,
meegaand, timide, weinig in staat voor zichzelf op te komen, en dat zij
overkomt als iemand die conflicten en het geven van weerwoord vermijden zal.
In een relatie zal voor een ander snel duidelijk zijn dat onderzochte ertoe neigt
zich te voegen naar de wensen van de ander en dat zij verminderd in staat is
daarin gezonde grenzen te stellen.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek openbare bronnen d.d. 18 december 2020, dossierpagina’s 69-71, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 69)
Ik heb een onderzoek ingesteld middels openbare bronnen om te achterhalen wanneer de advertentie was geplaatst op seksadvertentie sites.
Ik zag dat er op de website [website 2] een advertentie zichtbaar was welke zeer sterke overeenkomsten heeft met de advertentie waarop het prostitutiecontrole team van de eenheid Oost-Brabant op 18 december 2020 een controle had gehouden en aldaar [slachtoffer] aantrof als prostituee. Aan onderstaand advertentienummer is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gekoppeld.
(pagina 70)
Ik zag dat er op de website [website 1] de genoemde advertentie was geplaatst op 12 september 2020. Dit betrof de betreffende seksadvertentie waarop het prostitutiecontrole team van de eenheid Oost-Brabant de controle had gehouden, waarom [slachtoffer] als prostituee werd gecontroleerd. Aan onderstaande advertentie is het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gekoppeld.
(pagina 71)
Ik zag dat er op de website [website 3] een advertentie zichtbaar was welke zeer sterke overeenkomsten heeft met de advertentie waarop het prostitutiecontrole team van de eenheid Oost-Brabant op 18 december 2020 een controle had gehouden en aldaar [slachtoffer] aantrof als prostituee. Aan betreffende advertentie is het telefoon [telefoonnummer 1] gekoppeld.
Uit onderzoek in openbare bronnen is op te maken dat de advertenties zichtbaar waren op de volgende data:
12 september 2020 op de website [website 1]
3 oktober 2020 op de website [website 3]
12 september 2020 op de website [website 2]
11.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek werktelefoon [slachtoffer] d.d. 20 december 2020, dossierpagina’s 72-73, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
(pagina 72)
Op 18 december 2020 was ik belast met het doorzoeken van de mobiele telefoon, Samsung met goednummer: 1752255.
Ik opende WhatsApp Business en zag dat er tussen 15 september 2020 en 18 december 2020 berichten binnen waren gekomen van verschillende telefoonnummers. Bij deze mobiele telefoonnummers stonden geen namen vermeld.
Ik zag dat er op 18 december 2020 in totaal 16 verschillende telefoonnummers een bericht hadden gestuurd. In deze berichten werd onder andere gevraagd naar haar beschikbaarheid, naar de kosten van een seksafspraak en naar haar locatie. Ik zag dat de rest van de WhatsApp-berichten allemaal een zelfde soort inhoud hadden en dat er op alle dagen tussen 15 september 2020 en 18 december 2020 berichten binnen waren gekomen.
(pagina 73)
Ik zag dat het eerste bericht dateerde uit 15 september 2020 en dat er door de gebruiker van een Belgisch 06-nummer gesproken werd over: leuke foto’s en advertentie en gevraagd werd naar de tarieven van cardate.
Ik opende de galerij van de telefoon en ik zag meerdere afbeeldingen waarop een blonde vrouw met lang haar verschillende poses aannam. Gezien haar postuur en haardracht leek dit steeds dezelfde vrouw te zijn. Ik zag dat deze afbeeldingen, overeenkwamen met de foto’s bij de seksadvertenties op [website 3] en [website 1] .
Op vrijdag 19 december 2020 werd bij het escortbedrijf [bedrijf 2] gevorderd inzicht te geven in hun werkgeverslijst.
Ik ontving op 19 december 2020 van het bedrijf drie documenten namelijk:
1. Overzicht loonheffing en privacy.
In dit document staat vermeld dat dit formulier ingevuld moet worden voordat er gestart wordt met werken. Ik zag dat dit document ondertekend werd met: [slachtoffer] , op 19 oktober 2020.
2. Belasting verklaring loonheffing
In dit document staat bij de omschrijving van de werkzaamheden: Escort.
Ik zag dat dit document ondertekend werd met: [slachtoffer] , op 19 oktober 2020.
3. Toewijzing verklaring opting-in van de belastingdienst
Dit document heeft de titel: [slachtoffer] -toewijzing-opting-in.
In dit document staan de gegevens van [slachtoffer] vermeld.
Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat [slachtoffer] op 19 oktober 2020 haar documenten ondertekende die nodig zijn bij aanvang van haar prostitutiewerkzaamheden.
Uit haar telefoon is op te maken dat er vanaf 15 september 2020 al verzoeken voor seksafspraken binnen kwamen op haar mobiele telefoon.
De advertentie op [website 1] , toont aan dat [slachtoffer] , als ‘ [slachtoffer] ”, sinds 12 september 2020 wordt aangeboden voor thuisontvangst, escort en cardate.
12.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Samsung A50 d.d. 20 december 2020, dossierpagina’s 80-82, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
(pagina 80)
Op 20 december 2020 was ik belast met het onderzoek aan de mobiele telefoon van [slachtoffer] .
Contacten
Ik zag dat op de telefoon 40 contacten stonden opgeslagen. De volgende contacten werden door mij als (mogelijk) relevant geclassificeerd:
Schatje [verdachte]
[telefoonnummer 2]
Verdachte [verdachte] maakt gebruik het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
[slachtoffer] Werktelefoon
[telefoonnummer 1]
[slachtoffer] gebruikt de werknaam ' [slachtoffer] ' en was in het bezit van haar werktelefoon voorzien van nummer [telefoonnummer 1] .
(pagina 81)
Gesprek tussen [slachtoffer] en ‘ [verdachte] Schatje’ gevoerd van 11 december 2020 tot en met 18 december 2020. Uit het onderzoek is gebleken dat verdachte [verdachte]
gekoppeld was aan het contact ‘ [verdachte] Schatje’. Ik las in het gesprek:
- dat [slachtoffer] regelmatig stuurde dat met iDEAL of contant was betaald.
- dat [slachtoffer] regelmatig stuurde dat de klant had betaald.
- dat [slachtoffer] regelmatig bedragen stuurde die klanten hadden betaald.
- dat [slachtoffer] en [verdachte] elkaar veelvuldig liefdesberichten stuurden.
- dat [slachtoffer] op 18 december 2020 stuurde: “Schatje nog 1 dag en dan zijn we 4
maanden samen.”
(pagina 82)
Gesprek tussen [slachtoffer] en ‘ [bedrijf 1] ’ gevoerd van 8 december 2020 tot en met 16 december 2020. Ik las in het gesprek:
- dat [slachtoffer] regelmatig vroeg of de betaling ontvangen was.
- dat [slachtoffer] regelmatig stuurde dat ze bij de klant vertrokken was.
- dat [slachtoffer] stuurde dat ze het geld voor de chauffeurskosten ontvangen had.
- dat [slachtoffer] haar rooster voor volgende week stuurde.
- dat ‘ [bedrijf 1] ’ op 12 december 2020 stuurde: “Hey kan [verdachte] om 19.00 uur bij jou zijn?”.
- dat ‘ [bedrijf 1] ’ op 14 december 2020 stuurde: “Hey kan [verdachte] om 19.15 bij je zijn x”.
- dat ‘ [bedrijf 1] ’ op 16 december 2020 stuurde: “Beste allen, helaas zijn wij ook genoodzaakt om ons bureau te sluiten tot 19 januari ivm de nieuwe corona maatregelen. (…)”.
- dat ‘ [bedrijf 1] ’ op 16 december 2020 stuurde: “hoi hoi kunnen jullie om 18.45 gaan rijden?”.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking Mercedes [kenteken 1] d.d. 22 december 2020, dossierpagina’s 154-155, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 9] :
(pagina 154)
Op 22 december 2020 stelde ik een onderzoek in aan een grijze Mercedes voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken 1] . Genoemd voertuig werd op vrijdag 18 december 2020 inbeslaggenomen. Tijdens een prostitutiecontrole op vrijdag 18 december 2020 werd [verdachte] als bestuurder van de Mercedes aangetroffen. Op de passagiersstoel zat een vrouw genaamd [slachtoffer] . De Mercedes bleek sinds 10 december 2020 op naam gesteld te zijn van genoemde [slachtoffer] .
(pagina 155)
Tijdens de doorzoeking van de genoemde Mercedes trof ik de volgende goederen aan:
- een factuur van [bedrijf 3] Liempde t.b.v. aankoop Mercedes [kenteken 1] (voldaan per kas) d.d. 10-12-2020 à € 7500,00 o.n.v. mevr. [slachtoffer] , aangetroffen in het dashboardkastje;
- een inkoopverklaring witte Renault kenteken [kenteken 2] d.d. 10-12-2020 a € 1500,00 o.n.v. mevr. [slachtoffer] , aangetroffen in het dashboardkastje;
Verder zag ik dat de achterbank van de Mercedes was opgemaakt als een bed. Op de
achterbank zag ik een oranje deken met daarover een grijze handdoek en een wit kussen.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek aankoop Mercedes [kenteken 1] d.d. 23 december 2020, dossierpagina’s 162-163, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
(pagina 162)
Op 23 december 2020 stelde ik een onderzoek in naar de aankoop van de op 18 december 2020 inbeslaggenomen personenauto, Mercedes Benz, voorzien van het
kenteken [kenteken 1] . Ik zag volgens de gegevens van de rijksdienst voor het wegverkeer dat genoemde personenauto tot 9 december 2020 op naam had gestaan van [bedrijf 3] te Liempde, gelegen aan [adres 2] .
Ik nam vervolgens telefonisch contact op met het autobedrijf en ik vroeg naar de persoon die mij iets kon vertellen over de aankoop van genoemde personenauto.
Ik sprak vervolgens met [betrokkene 2] , de eigenaar van [bedrijf 3] . Ik vertelde hem dat ik bezig was met een onderzoek en dat ik de wilde weten hoe de verkoop van deze personenauto was gegaan, wie erbij waren en hoe er was betaald.
Ik hoorde dat hij het volgende tegen mij zei:
“(…) Voordat deze mensen bij mij in het bedrijf waren heeft een man het bedrijf gebeld met de vraag of ze konden komen kijken naar de Mercedes. Vervolgens kwamen er een man en een vrouw bij het bedrijf. Zij zei dat ze een relatie hadden. De man vertelde mij dat ze interesse hadden in de Mercedes. (…) Hij heeft gereden tijdens de proefrit. De volgende dag hebben ze de personenauto opgehaald. Hij heeft contant betaald: €6000,-. Ik dacht dat hij betaalde in briefjes van 50 euro. Maar dit weet ik niet zeker. En de auto werd op haar naam gezet.
(pagina 163)
Voor deze personenauto hebben ze een Renault ingeruild. Voor deze auto heb ik hier € 1500 euro op ingeruild. Hij is vervolgens met de auto weggereden.
Er is mij verder niets opgevallen en heb geen onvrede kunnen merken.”
15.
Het proces-verbaal van bevindingen analyse werktelefoon d.d. 23 december 2020, dossierpagina’s 168-169, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 168)
Uit een eerste analyse blijkt dat er op 15 september 2020 een betaalde seksafspraak heeft plaatsgevonden.
Uit onderzoek bleek dat in de periode van 15 september 2020 tot en met 19 oktober 2020 er meer dan 20 betaalde seksafspraken zijn geweest waarvan:
-Er een betaalde seksafspraak zonder condoom heeft plaatsgevonden.
-Er diverse betaalde seksafspraken hebben plaatsgevonden in België.
16.
Een geschrift, te weten een vonnis van 23 januari 2020 van de rechtbank Oost-Brabant in de strafzaak tegen verdachte onder parketnummer 01-880453-18 - waartegen blijkens het geschrift, een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 juli 2024 geen rechtsmiddel is ingesteld en welk vonnis daarom op 7 februari 2024 onherroepelijk is geworden – dossierpagina’s 182-195, voor zover inhoudende:
(pagina 185-186)
De rechtbank acht het onder 1 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
(…)
Ten aanzien van feit 1
1. Een proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel d.d. 17 september 2018 (…) voor zover inhoudende:
[betrokkene 3] heeft [verdachte] leren kennen in juli 2018. [betrokkene 3] kreeg een relatie met [verdachte] en na 3 weken van de relatie gaat [betrokkene 3] in de prostitutie werken. In eerste instantie zou men de verdiensten 50/50 doen.
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 oktober 2018 (…) voor zover inhoudende:
Ik heb geen werk en ontvang een invaliditeitsuitkering (…) ik kan daar niet van rondkomen. Ik heb ongeveer 500 euro schuld. Ik heb [verdachte] leren kennen via de app [site] . De eerste weken van de relatie waren heel plezierig, we zijn samen naar Spanje geweest. Toen ben ik te weten gekomen dat hij een pooier was. (…) Hij vertelde mij dat er veel geld mee te verdienen was en dat je een luxeleven kon hebben. Hij had al een paar keer over prostitutie gesproken. Hij bracht dat aan de kaart om ermee te gaan beginnen. (…) Ik heb [verdachte] alles verteld over mijn financiële situatie. Hij heeft de advertenties gemaakt en de foto’s. (…) Doordat [verdachte] bleef aandringen dat ik het beter zou hebben en uit de financiële problemen zou zijn, heb ik het toch maar gedaan. (…) Wij hadden een pot, een soort blik, en daar deden wij al het geld in. (…) Ik ging naar de klanten met de auto. [verdachte] reed dan meestal. (…) Ik werkte alle dagen in de week.
3. De verklaring van verdachte d.d. 19 december 2019 (…) voor zover inhoudende:
Ik heb [betrokkene 3] leren kennen via de datingsite [site] . Ik vervoerde [betrokkene 3] naar de seksafspraak. Het geld werd vooraf door de klant betaald en ging in een pot. De verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden werden 50/50 verdeeld. Ik heb foto’s gemaakt van [betrokkene 3] en deze op sekssites geplaatst. Ik was op de hoogte van de persoonlijke situatie van [betrokkene 3] . Zij had veel problemen.
Ten aanzien van feit 3
4. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2018 (…) voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4] :
Het geld dat ik verdiende met mijn werkzaamheden in de prostitutie moest ik voor de helft afstaan aan [verdachte] . (…) [verdachte] heeft mij min of meer verplicht dat ik moest gaan werken. Ik heb lichamelijke en geestelijke problemen. (…) Ik heb vooral problemen met financiën. (…) Bij [verdachte] durfde ik geen nee te zeggen. Ik heb [verdachte] in februari 2017 via [site] leren kennen. Ik heb [verdachte] alles verteld. Over mijn ziektes, mijn ex. In het eerste weekend dat we bij elkaar waren hebben we het over prostitutie gehad. Hij zei als je wil kun je ook werken en veel geld verdienen. Ik wil wel de helft hebben. (…) [verdachte] heeft advertenties gezet. We hebben foto’s van mij gemaakt. Behalve cardates moest ik ook escort (…) doen. Ik ging met de auto van [verdachte] naar klanten. (…) Ik had het geld in ontvangst genomen van klanten maar gaf het gelijk aan [verdachte] . Hij splitste het geld. (…) [verdachte] had mij beloofd dat wij samen in Spanje gaan wonen en dan zouden we een goed leven hebben en veel geld.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2019 (…) voor zover inhoudende:
Cognitief gezien is er bij [betrokkene 4] sprake van een significant verschil tussen de verbale en performale vaardigheden. Verbaal functioneert ze op rand zwakbegaafd/licht verstandelijk beperkt niveau performaal op licht verstandelijk beperkt niveau.
6. De verklaring van verdachte d.d. 19 december 2019, voor zover inhoudende:
Ik heb [betrokkene 4] leren kennen via [site] . Op enig moment is zij gaan werken in de prostitutie. Ik trad op als chauffeur en bracht [betrokkene 4] naar seksafspraken. Ik maakte de advertenties (…). De opbrengsten werden 50/50 verdeeld. Ik wist dat [betrokkene 4] een uitkering had en ik wist van haar lichamelijk beperkingen.
(…)
(pagina 193)
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. de feiten 1 en 3: mensenhandel, meermalen gepleegd.
Legt op de volgende straf t.a.v. de feiten 1 en 3:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
17.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2021, dossierpagina 196, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 18 december 2020 werd bij het escortbedrijf [bedrijf 2] gevorderd inzicht te geven in hun werkgeverslijst. Ik sprak hierover telefonisch met de vergunninghouder van [bedrijf 2] genaamd [betrokkene 5] . Ik hoorde haar zeggen dat [slachtoffer] werkzaam is als escort en dat [verdachte] werkzaam is als haar vaste chauffeur. Ik hoorde haar zeggen dat de chauffeur altijd het geld van de klant in ontvangst neemt. Hij geeft de escort en het escortbedrijf vervolgens hun deel en wat overblijft is voor de chauffeur.
Op dinsdag 22 december 2020 ontving ik van [betrokkene 5] een mail. Ik zag dat in de mail stond dat de datum inschrijving van [verdachte] 19 oktober 2020 is.
18.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2020, dossierpagina’s 200-201, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 200)
Op vrijdag 18 december 2020 werd [verdachte] aangehouden op verdenking van mensenhandel. Tijdens deze aanhouding is bij hem zijn mobiele telefoon in beslag genomen.
(pagina 201)
[website 3]
Uit onderzoek uit zijn mobiele telefoon bleek dat op 12 september 2020 te 12:59:54 uur er een bericht op zijn mobiele telefoon binnen kwam met de inhoud: [website 3] phone verification code: 710673 (…)
[website 3] is mij ambtshalve bekend dat het een website betreft waar vrouwen of mannen, seksuele diensten tegen betaling aanbieden.
19.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2021, dossierpagina’s 202-206, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 202)
Uit onderzoek in de door onder [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon zijn er 10 mogelijk relevante WhatsApp gesprekken aangetroffen.
[bedrijf 1]
Dit proces-verbaal betreft een whatsapp-gesprek tussen [verdachte] en het contact [bedrijf 1] gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Uit analyse bleek dat [bedrijf 1] , betaalde seksafspraken doorgaf middels dit telefoonnummer aan [verdachte] . Vermoedelijk betrof de prostituee [slachtoffer] .
Ik zag dat [verdachte] op 30 november 2020 te 17:59:52 uur naar [bedrijf 1] het bericht verzendt: "Wij zijn zover. Gr. [verdachte] ”.
Ik zag dat op onderstaande data en adressen klant afspraak werden verstrekt door [bedrijf 1] . Tevens werd doorgegeven hoe ze heet en wat de mogelijke betaalverdeling is. Berichten van [bedrijf 1] naar [verdachte] op: 30-11-2020, 1-12-2020, 2-12-2020, 3-12-2020, 4-12-2020, 5-12-2020, 6-12-2020, 7-12-2020, 8-12-2020, 10-12-2020, 11-12-2020, 12-12-2020, 13-12-2020 en 14-12-2020.
(pagina 206)
Uit analyse van dit betreffende whatsapp gesprek bleek dat er vermoedelijk 56 betaalde seksafspraken zijn geweest.
20.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 december 2020, dossierpagina’s 220-221, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 220)
Op 18 december 2020 werd [verdachte] aangehouden op verdenking van mensenhandel. Tijdens deze aanhouding is bij hem zijn mobiele telefoon inbeslaggenomen.
Ik zag dat er een whatsapp gesprek was tussen de telefoonnummers:
[telefoonnummer 4] gekoppeld aan de naam [slachtoffer]
[telefoonnummer 2] gekoppeld aan de naam [verdachte]
Uit onderzoek bleek dat [slachtoffer] middels whatsapp aan [verdachte] doorgaf hoe de klanten betaalden. [slachtoffer] gaf door of er contant of middels tikkie betaald is.
Opmerkelijk is dat [verdachte] op 1 december 2020 te 02:59:57 uur naar [slachtoffer] het volgende bericht verzond. “Je hebt geld niet ingeleverd - [naam 1] .”
21.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2021, dossierpagina’s 222-224, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 222)
Uit onderzoek van de onder [verdachte] in beslag genomen mobiele telefoon zijn er 10 mogelijk relevante WhatsApp gesprekken aangetroffen. Dit proces-verbaal betreft een whatsapp-gesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Ik
zag dat dit gesprek plaats vond in de periode van 30 november 2020 tot en met 18 december 2020. Ik zag dat er veelvuldig door [slachtoffer] aan [verdachte] berichten verzonden omtrent geldbedragen. Uit analyse van dit gesprek was het aannemelijk te achten dat het hier om escort afspraken ging. Ik zag dat [slachtoffer] bedragen vermeld, contant of middels iDEAL. In de app van [verdachte] werd hierop gereageerd telkens met een hartje en of een duimpje
(pagina 223)
Uit analyse van het genoemde whatsapp-gesprek is af te leiden dat [slachtoffer] in de periode van 30 november 2020 tot en met 18 december 2020, 63 klanten heeft gehad.
22.
Het proces-verbaal van bevindingen WhatsApp-gesprek tussen [verdachte] en een oude klant d.d. 7 januari 2021, dossierpagina’s 235-237, voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
(pagina 235)
Dit proces-verbaal betreft een Whatsapp-gesprek tussen [verdachte] en een contact gekoppeld aan het telefoonnummer: [telefoonnummer 5] .
Uit analyse bleek dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] informeerde naar prijzen en mogelijkheden.
16-9-2020 [telefoonnummer 5] [verdachte] Advertentie?
Wat waren de mogelijkheden?
Laat maar ff weten met de prijzen
19-9-2020 [verdachte] [telefoonnummer 5] Tarieven hetzelfde 200 zonder condoom uurtje
19-9-2020 [telefoonnummer 5] [verdachte] Kan net niet genoeg pinnen,
heb ik bij elkaar
19-9-2020 [verdachte] [telefoonnummer 5] Ik mats je wel voor 180
Uit analyse van het genoemde whatsapp-gesprek is af te leiden dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] informeerde of anaal ook mogelijk is en wat daar de kosten van zijn.
(pagina 237)
Uit analyse bleek dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] een betaalde seksafspraak heeft op 21 november 2020 met [slachtoffer] .
21-11-2020 [telefoonnummer 5] [verdachte] Je kunt gewoon komen
Hoe laat bent u er
21-11-2020 [verdachte] [telefoonnummer 5] 40 min ongeveer
21-11-2020 [telefoonnummer 5] [verdachte] Ok is prima
(opmerking hof: in de bijgevoegde uitdraai van het (volledige) WhatsApp-gesprek komt naar voren dat er een seksafspraak tot stand wordt gebracht tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] en ‘ [slachtoffer] ’, het hof begrijpt [slachtoffer] , zie p. 240, 241)
23.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 3 februari 2022, voor zover inhoudende:
(pagina 4 proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg)
Ik heb [slachtoffer] in augustus 2020 op de datingsite [site] leren kennen. [slachtoffer] was gescheiden. Vanwege de uitbraak van het coronavirus verloor ze haar baan. Ook haar inkomen viel weg.
[slachtoffer] heeft zich ingeschreven bij een escortbureau. Ik heb haar altijd naar klanten vervoerd. De afspraak bij het escortbureau was dat een klant 150 euro aan het meisje moest betalen. Van dat bedrag kreeg het meisje 40 euro. De chauffeur kreeg 40 euro. De resterende 70 euro was voor het bureau. Klanten betaalden via iDEAL of ze rekenden contant af. Als klanten contant betaalden, moesten die klanten tevoren afrekenen. Ik wist al heel snel nadat ik [slachtoffer] had leren kennen dat ze het financieel niet breed had. Ze had me onder meer verteld dat ze nog een schuld had bij haar ex-partner. Ook heeft ze me verteld dat ze eerder in haar leven het een en ander had meegemaakt wat ze niet leuk vond. We hebben samen een Mercedes gekocht. Die Mercedes stond op naam van [slachtoffer] . Die Mercedes gebruikten we onder andere om naar klanten te gaan.
(pagina 5)
Een paar weken voordat ze voor het escortbedrijf ging werken heeft ze geadverteerd op [website 3] en [website 1] . We kwamen samen op het idee om op die sites gaan te adverteren. Ik heb foto’s van haar gemaakt die ze bij de advertenties zette. De opbrengst van ons werk als prostituee en chauffeur werd door ons in een pot in de kluis bewaard. Van dat geld werden onze gezamenlijke uitgaven betaald. Als we genoeg geld bijeen gespaard zouden hebben, wilden we naar Spanje gaan en daar gaan wonen.
(pagina 7)
Bij [website 3] en [website 1] kregen we op onze gezamenlijk werktelefoon reacties van klanten.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe is, op gronden als nader verwoord in de pleitnota, aangevoerd dat, in navolging van het oordeel van de rechtbank, niet kan worden bewezen dat sprake was van uitbuiting. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat sprake is geweest van dwang of het opzettelijk voordeel trekken uit uitbuiting. Verder kan op basis van het procesdossier, noch van het rapport van drs. Labrijn , worden vastgesteld dat aangeefster kwetsbaar was en dat de verdachte daarvan misbruik heeft gemaakt.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode een kwetsbaar persoon was en in een kwetsbare positie verkeerde. In de eerste plaats heeft [slachtoffer] verklaard dat zij op het moment dat zij de verdachte leerde kennen, met financiële problemen kampte en schulden had bij haar ex. Ook heeft zij verklaard over seksueel misbruik dat zij in het verleden (in de familiaire sfeer) heeft meegemaakt. Verder hebben een zorgcoördinator en meerdere verbalisanten die met [slachtoffer] hebben gesproken, opgeschreven dat zij het idee/gevoel hadden dat [slachtoffer] kwetsbaar was. Zowel verbalisant [verbalisant 6] en [verbalisant 1] , die [slachtoffer] naar huis brachten na het intakegesprek, als [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die het informatief gesprek met [slachtoffer] hebben gehouden, hebben concreet aangegeven waar zij dit vermoeden op baseerden. Kort gezegd op basis van de (inhoud van de) antwoorden die zij gaf (over haar persoonlijke situatie) en de manier waarop zij sprak.
In hoger beroep heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de persoon van [slachtoffer] , uitgevoerd door psycholoog drs. Labrijn . Dit onderzoek bestond onder meer uit een drietal gesprekken met [slachtoffer] van totaal ruim 5 uur. [slachtoffer] maakte op Labrijn een kwetsbare en meegaande indruk. De conclusie van Labrijn is dat [slachtoffer] ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een posttraumatische stressstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende trekken en dat zij cognitief functioneerde op een (over het algemeen) zwakbegaafd niveau. De kern van de persoonlijkheidsstoornis ligt volgens Labrijn in hechtingsproblematiek, welke zich in een liefdesrelatie het sterkste manifesteert. [slachtoffer] is bang om verlaten te worden en zoekt bevestiging van een ander (‘pleasen’). Deze angst om verlaten te worden in een liefdesrelatie komt naar het oordeel van het hof ook naar voren tijdens het informatief gesprek, wanneer zij op enig moment emotioneel wordt en aangeeft dat zij veel van de verdachte houdt en hem niet kwijt wil.
Vanuit deze stoornissen/handicaps was er volgens Labrijn sprake van een beperkte keuzevrijheid.
Het hof ziet geen reden om aan de tot het bewijs gebezigde bevindingen en conclusies van de deskundige te twijfelen. Voor wat betreft de kritiekpunten van de raadsman op de conclusie van Labrijn omtrent het intelligentieniveau van [slachtoffer] , overweegt het hof dat de intelligentiescore is geschat op basis van een
WAIS-IV-NLtest en dat Labrijn juist een aantal voorbehouden heeft gemaakt. Omdat er sprake was van een grote spreiding op verschillende (intelligentie)onderdelen, heeft Labrijn het totale IQ niet weergegeven. Voorts heeft zij aangegeven dat de scores mogelijk gedrukt worden door concentratieproblemen die samenhangen met de ptss. Door de bank genomen scoorde [slachtoffer] echter op een overwegend zwak niveau en dat kan geclassificeerd worden als zwakbegaafd. Dat deze term volgens de raadsman in het algemeen spraakgebruik een andere betekenis heeft dan in de psychologie en [slachtoffer] gezien haar opleiding en werkervaring ‘prima en adequaat’ functioneert, doet naar het oordeel van het hof niet ter zake. Waar het om gaat is dat deze lage intelligentie, (al dan niet in combinatie met) de ptss en nadrukkelijk ook de hierboven genoemde persoonlijkheidsstoornis ervoor zorgden dat de keuzevrijheid van [slachtoffer] was ingeperkt. En dat [slachtoffer] , zo concludeert het hof op basis van haar verklaringen, in samenhang met de bevindingen van verbalisanten en het rapport van Labrijn , ten tijde van het tenlastegelegde in een kwetsbare positie verkeerde.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen kan voorts worden vastgesteld dat de verdachte wist van de kwetsbaarheid/kwetsbare positie van [slachtoffer] . Allereerst vinden de verklaringen van [slachtoffer] steun in de verklaring van de verdachte. Zo heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg bevestigd dat hij ‘al heel snel nadat hij haar leerde kennen’ wist van de slechte financiële situatie van [slachtoffer] en van haar schulden. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat de verdachte wist van het seksueel misbruik in het verleden en dat zij geen geheimen voor elkaar hadden. De verdachte heeft – zij het in algemene zin – verklaard dat [slachtoffer] hem had verteld “dat ze eerder in haar leven het een en ander had meegemaakt wat ze niet leuk vond”.
Verder heeft Labrijn aangegeven dat [slachtoffer] overkomt als onder meer afhankelijk, meegaand en conflict vermijdend en dat het in een relatie voor een ander snel duidelijk zal zijn dat [slachtoffer] ertoe neigt zich te voegen naar de wensen van de ander en verminderd in staat is daarin gezonde grenzen te stellen.
Het hof stelt vast dat [slachtoffer] en de verdachte vanaf 15 augustus 2020 een relatie hadden. Ongeveer een maand later begon [slachtoffer] met prostitutiewerkzaamheden en dit heeft zij zo’n 3 maanden gedaan. Al die tijd hadden zij een relatie en gingen zij intensief met elkaar om. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte deze kwetsbare positie waarin [slachtoffer] verkeerde heeft bemerkt.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat het [slachtoffer] zelf was die met het idee kwam om te beginnen met prostitutiewerkzaamheden. Weliswaar heeft [slachtoffer] dit in eerste instantie ook verklaard, maar zij is hier later op teruggekomen en het hof gaat uit van die latere verklaring. In de eerste plaats overweegt het hof in dat kader dat [slachtoffer] , op dat moment 40 jaar oud, nooit eerder in de prostitutie werkzaam was geweest. Op 5 januari 2021 heeft zij uitgebreid en gedetailleerd verklaard hoe een en ander is begonnen. Zij verklaarde onder meer dat de verdachte haar vertelde dat hij zijn oude baantje in de prostitutie weer wilde oppakken.
Voorts overweegt het hof in dit kader dat de verdachte bij vonnis van 23 januari 2020 is veroordeeld wegens mensenhandel van twee vrouwen ( [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ), tegen welk vonnis geen rechtsmiddel is ingesteld, en dat die zaken een aantal belangrijke overeenkomsten vertoont met de onderhavige zaak. Dit geldt zowel ten aanzien van de door de vrouwen uiteengezette (werk)wijze waarop de feiten zijn gepleegd, de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld en de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven. Ook in die zaken, zo blijkt uit de tot het bewijs gebezigde inhoud van voormeld vonnis dat zich in het politiedossier bevindt, leerde de verdachte de vrouwen kennen via [site] , verkeerden deze vrouwen in een kwetsbare positie (vanwege financiële problemen, of een verstandelijke beperking) en wist de verdachte daarvan. Ten aanzien van beide vrouwen is door de rechtbank Oost-Brabant vastgesteld dat de verdachte met het idee kwam en erop aandrong om in de prostitutie te gaan werken, dan zouden zij een beter leven krijgen. Beide vrouwen zijn al vrij snel na het begin van de relatie in de prostitutie terechtgekomen, net als [slachtoffer] . Verder noemt de rechtbank in het vonnis een aantal details die overeenkomen met de onderhavige zaak. Zo werden de verdiensten uit de prostitutiewerkzaamheden bij [betrokkene 3] , net als bij [slachtoffer] , in een pot (kluis) gedaan. In de zaak van [betrokkene 4] had de verdachte, net als bij [slachtoffer] , een mooi leven in Spanje in het vooruitzicht gesteld. Tot slot trad de verdachte bij [betrokkene 3] en [betrokkene 4] , net als bij [slachtoffer] , op als chauffeur en vervoerde hij ze van en naar de seksafspraken.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de onderhavige zaak en de bewezenverklaarde feiten in het vonnis van 23 januari 2020 ten aanzien van de feitelijke gang van zaken, waaronder de context waarbinnen die feiten zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte, zijnde de (werk)wijze waarmee/waarop de verschillende feiten zijn gepleegd, op essentiële punten overeenkomen en kenmerkende gelijkenissen vertonen, zodat daaruit een herkenbaar en gelijksoortig patroon in het handelen van de verdachte kan worden opgemaakt. De vastgestelde feiten in de zaken die in voormeld vonnis bewezen zijn geacht, worden derhalve gebruikt als steunbewijs in onderhavige zaak.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het misbruik van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] verkeerde. Het hof is van oordeel dat de kwetsbare positie van [slachtoffer] een bijdrage heeft geleverd aan het feit dat zij niet anders kon dan het misbruik van de verdachte te ondergaan.
Verder acht het hof bewezen dat de verdachte heeft gedwongen door en gedreigd met een ‘andere feitelijkheid’. Aan het begin van de relatie werd [slachtoffer] al te kennen gegeven dat de verdachte ook andere vrouwen kende die wel in de prostitutie wilden werken. [slachtoffer] was daardoor bang dat het einde relatie zou zijn als zij niet in de prostitutie ging werken. Dat aandringen en geen nee durven zeggen komt ook terug in de zaken van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Verder heeft de verdachte, zoals hiervoor al is genoemd, een mooie toekomst in Spanje in het vooruitzicht gesteld. Daar moest echter wel wat tegenover staan, namelijk dat [slachtoffer] voldoende geld zou verdienen met prostitutiewerkzaamheden. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door deze handelingen opzettelijk veroorzaakt dat [slachtoffer] de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Zij was dit niet van plan, wilde dit niet, maar de verdachte heeft opzettelijk een zodanige psychische druk uitgeoefend dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten. Daarbij betrekt het hof wederom de (kwetsbare) persoonlijkheid van [slachtoffer] .
Het hof heeft hiervoor reeds overwogen dat de verdachte de in de bewezenverklaring genoemde dwangmiddelen heeft toegepast. De verdachte heeft [slachtoffer] daarmee bewogen om zich beschikbaar te (blijven) stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden. Voorts heeft de verdachte ‘enige handelingen’, zoals nader verfeitelijkt in de bewezenverklaring, verricht waarvan zij wist dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou (blijven) stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard.
(Oogmerk van) uitbuiting
In het eerste onderdeel van het eerste lid van art. 273f Sr zijn gedragingen strafbaar gesteld die betrekking hebben op de activiteit van mensenhandel; handelingen die ertoe strekken een ander in een uitbuitingssituatie – dat wil zeggen een situatie die gelegenheid tot uitbuiting schept – te brengen. Voor de vervulling van de delictsomschrijving volstaat dat de verdachte met zijn gedragingen het oogmerk van uitbuiting van een ander heeft gehad. Niet is vereist dat de ander
daadwerkelijkis uitgebuit (HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099).
Voor een bewezenverklaring van art. 273f, lid 1, sub 4, Sr hoeft niet vast te staan dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting had. Wel moet worden vastgesteld dat de in die onderdelen omschreven gedragingen zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld.
In art. 273f, lid 1, sub 9, Sr is uitbuiting ook een impliciet bestanddeel. Van uitbuiting in de context van sub 9 is niet slechts sprake als het verrichten van seksuele handelingen plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, maar ook als de wijze waarop degene die een ander dwingt, dan wel beweegt, hem te bevoordelen uit de opbrengst van (vrijwillig) verrichte seksuele handelingen meebrengt dat die bevoordeling plaatsvindt onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (ECLI:NL:HR:2020:191).
Het zesde onderdeel van het eerste lid van art. 273f Sr tot slot, stelt het profijt trekken uit de uitbuiting van een ander strafbaar. Voor een bewezenverklaring van dit onderdeel is vereist dat het opzet van de dader behalve op het voordeel trekken ook (al dan niet voorwaardelijk) gericht was op de uitbuiting van een ander (HR 8 september 2015,
NJ2015/374).
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepalingen, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd.
Dat in de onderhavige zaak sprake is geweest van een uitbuitingssituatie, volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam uit het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen. Daaruit kan immers worden afgeleid dat de verdachte – gedurende een periode van 3 maanden – economisch voordeel heeft getrokken uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer] en dat hij haar, door het gebruik van vorenbedoelde dwangmiddelen, in een positie heeft gebracht waarin het voor haar niet mogelijk was om zich aan de situatie te onttrekken. De situatie van [slachtoffer] was niet gelijk te stellen aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. De verdachte was uit op het verdienen van geld en gebruikte (de relatie met) [slachtoffer] daarvoor. Door de genoemde middelen en handelingen werd [slachtoffer] belemmerd in haar keuzevrijheid.
Artikel 273f, eerste lid, sub 9, van het Wetboek van Strafrecht
Uit de bewijsmiddelen komt naar het oordeel van het hof naar voren dat [slachtoffer] de opbrengst van de prostitutiewerkzaamheden steeds eerst aan de verdachte moest afstaan en dat dit geld vervolgens in een kluis moest worden gedaan. Die kluis stond in de woning van de verdachte. De helft van de opbrengst, althans wat overbleef na aftrek van het deel dat moest worden afgestaan aan het escortbedrijf, ging naar de verdachte. Het hof is van oordeel dat de verdachte aangeefster heeft bewogen om geld af te staan door middel van de vorenbedoelde dwangmiddelen. Zulks wordt onderschreven door de invloed die de verdachte uitoefende op aangeefster om geld te (blijven) verdienen met prostitutie zodat ze een mooie toekomst zouden hebben, hij de bedragen voorstelde en hij boos werd als [slachtoffer] zonder zijn medeweten een (in zijn visie te lage) prijs bepaalde. Daarmee stelt het hof vast dat de verdachte aangeefster heeft gedwongen en bewogen geld uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem af te staan, hetgeen leidt tot een bewezenverklaring van art. 273f, lid 1, sub 9 Sr.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat er sprake is geweest van een uitbuitingssituatie van [slachtoffer] . [slachtoffer] leerde verdachte kennen in augustus 2020 en zij krijgen vrijwel direct een relatie. Al snel na het begin van de relatie begint [slachtoffer] op instigatie van de verdachte met prostitutiewerk. De verdachte draagt financieel niets bij aan [slachtoffer] , maar teert wel op haar inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden. De verdachte beheert het geld en wendde dit voor een aanzienlijk deel te eigen bate aan. Ook werden de auto’s waar de verdachte (ook) gebruik van maakte, de boodschappen en een deel van zijn eigen vaste lasten, betaald van de opbrengsten van [slachtoffer] uit prostitutiewerk. Het hof komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte eveneens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] .
Resumerend acht het hof op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte niet kan worden gekwalificeerd als art. 273f, lid 1, sub 3,Sr kort gezegd handelingen gericht op de tewerkstelling van een prostituee in het buitenland, omdat dit niet ten laste is gelegd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 1°, 4°, 6° en 9° van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer] en haar – gebruikmakend van het overwicht dat hij had – bewogen om in de prostitutie te werken. Daarbij heeft hij zich een aanzienlijk deel van haar verdiensten uit de prostitutie toegeëigend, althans daar profijt van gehad. Mensenhandel, waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijk en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans lange tijd psychische gevolgen hiervan ondervinden. Door deze wijze van handelen heeft de verdachte bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Uit de ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring komt naar voren dat de gevolgen voor haar tot op de dag van vandaag groot zijn.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft het hof tevens acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor mensenhandel. Het hof ziet in deze zaak voornamelijk omstandigheden die passen bij de in de toelichting op het oriëntatiepunt beschreven elementen van categorie II. In lijn met dit oriëntatiepunt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak het uitgangspunt. Bij een eerdere veroordeling voor mensenhandel kan de in het oriëntatiepunt genoemde straf worden verhoogd met 50% tot 100%.
In dat verband weeg het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij, blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 24 juli 2024, op 23 januari 2020 is veroordeeld voor mensenhandel ten aanzien van twee vrouwen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Deze veroordeling is op 7 februari 2020, dus ongeveer een halfjaar voordat hij [slachtoffer] leerde kennen, onherroepelijk geworden. De verdachte liep tijdens het plegen van onderhavig feit nog in de proeftijd van deze eerdere veroordeling.
Deze veroordeling, proeftijd en voorwaarden hebben de verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan mensenhandel.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, uit het oogpunt van vergelding en in verband met een juiste normhandhaving niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, gerechtvaardigd is.
Het hof overweegt met betrekking tot de redelijke termijn het volgende.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden.
De officier van justitie heeft op 3 maart 2022 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof op
4 oktober 2024 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. De redelijke termijn in hoger beroep is daarmee met 6 maanden overschreden. Deze overschrijding is niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn met 3 maanden matigen. Het hof zal de verdachte derhalve veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon Samsung A20 (goednummer 1752284), aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De Samsung J5 telefoon (1752255) betrof de werktelefoon van [slachtoffer] . Deze telefoon is aangetroffen in het bijrijdersportier van de Mercedes. Deze telefoon is ook vatbaar voor verbeurdverklaring, nu met deze telefoon (met medeweten van zowel de verdachte als [slachtoffer] ) seksafspraken zijn gemaakt. In zoverre waren zij ermee bekend dat de telefoon werd gebruikt in verband met het strafbare feit.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt, na vermindering van eis ter terechtzitting in eerste aanleg, € 18.103,65, bestaande uit € 13.103,65 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in de vordering, met veroordeling van de benadeelde in de kosten.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
De materiële schade bestaat uit:
- Reiskosten ad € 63,65.
Deze reiskosten zien op bezoeken van de benadeelde partij aan het politiebureau en haar advocaat. Deze kosten zijn echter niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (vgl. ECLI:NL:HR:2018:2338). De benadeelde partij zal derhalve in die vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
- Kosten voor gederfd inkomen ad € 13.040,00.
De benadeelde heeft, uitgaande van de berekening in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, gesteld dat zij met haar
prostitutiewerkzaamheden een bedrag van € 26.690,00 heeft verdiend.
Op dit bedrag heeft de benadeelde in haar oorspronkelijke schriftelijke vordering € 10.000,00 (inhoud kluis) in mindering gebracht. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij haar vordering verminderd met een bedrag van € 3.650,00 (bedrag aan stortingen op de bankrekening van de benadeelde afkomstig van het escortbureau). De benadeelde vorderde ter zake deze post in eerste aanleg aldus € 26.690,00 minus € 10.000,00 minus € 3.650,00 is € 13.040,00.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocate van de benadeelde partij de vordering nogmaals verminderd met een bedrag van € 4.500,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.000,00 in verband met de latere verkoop van de Mercedes, € 1.500,00 in verband met de verkoop van de VW Polo en € 1.000,00 in verband met de aanbetaling voor een caravan. De benadeelde vordert thans ter zake deze post kennelijk aldus € 13.040,00 minus € 4.500,00 is € 8.540,00.
Zoals ter terechtzitting aan de orde is gesteld, is dit bedrag reeds deels of grotendeels (wellicht zelfs geheel) ook ten goede gekomen aan de benadeelde partij. Uit de opbrengsten is niet alleen de op naam van de benadeelde staande Mercedes betaald voor een (aanzienlijk) hoger bedrag dan het thans genoemde bedrag (namelijk € 6.000,00 in plaats van € 2.000,00), maar ook de hond van de benadeelde (€ 600,00) is uit de opbrengsten betaald, terwijl er van de opbrengsten ook uitgaven zijn gedaan voor haar vaste lasten (huur woning, gas, water en elektriciteit) alsmede voor haar levensonderhoud en kleding. Bovendien is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 26.690,00 uitgegaan van een langere periode, namelijk vanaf 1 september 2020, terwijl de eerste seksafspraak plaatsvond op 15 september 2020, zodat ook dit bedrag naar beneden zou moeten worden bijgesteld.
Het hof kan gelet op het voorgaande en bij gebreke van een nadere (schriftelijke) onderbouwing niet vaststellen welk totaalbedrag in mindering moet worden gebracht op het bedrag van € 8.540,00.
Aangezien de behandeling van deze vordering tot een onevenredige belasting van het strafgeding zou leiden, zal het hof bepalen dat dit deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade ziet op het nadeel dat zij heeft geleden door aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b., van het Burgerlijk Wetboek |(hierna: BW). Ingevolge vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
De verdachte heeft de benadeelde partij, enkele weken nadat hij met haar een ‘liefdesrelatie‘ is aangegaan, bewogen tot prostitutie en haar gedurende ruim drie maanden seksueel uitgebuit. De verdachte heeft door het bewezenverklaarde handelen de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van mensenhandel met een component van seksuele uitbuiting geruime tijd te kampen kunnen hebben met psychische klachten. De benadeelde partij is bovendien een kwetsbare vrouw, die door traumatische ervaringen (onder meer seksueel misbruik door haar oom en emotionele verwaarlozing in het gezin waarin zij is opgegroeid) bij het aangaan van deze relatie reeds psychotraumatische klachten (PTSS) had. Deze kwetsbaarheid moet de verdachte kenbaar zijn geweest. Uit de brief van [stichting 2] van 9 september 2022 blijkt dat bij de benadeelde in 2022 een PTSS is gediagnosticeerd waarvoor zij EMDR-therapie heeft ondergaan.
De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechter in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden naar billijkheid op het gevorderde bedrag van € 5.000,00.
Dit bedrag zal aldus toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2020 (de laatste dag van de bewezenverklaarde periode).
De verdachte zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden aan de zijde van de benadeelde begroot op nihil.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Oost-Brabant van 23 januari 2020 onder parketnummer 01-880453-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Samsung A20 telefoon (1752284) en Samsung J5 telefoon (1752255).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat de vordering ten dele niet ontvankelijk is en dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 december 2020.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 23 januari 2020, parketnummer 01-880453-18, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. P.J.D.J. Muijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.E. van Dijk, griffier,
en op 4 oktober 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.C. Bosch, mr. P.J.D.J. Muijen en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant,